Vragen en Antwoorden met Bevestigingen uit de Geschriften van Swedenborg

Hoofdstuk 10 - HET SACRAMENT VAN DE DOOP.

 

 

Waarom heten de Doop en het Heilig Avondmaal "Sacramenten"?

Omdat zij de heiligste dingen van de eredienst zijn, speciaal door de Heer bevolen toen Hij in de wereld was.

Ware Christelijke Religie 667.

Dat er in alle en in elk van de dingen van het Woord een geestelijke zin is, en dat deze zin tot dusver onbekend was, en dat hij heden ten dage geopend is ter wille van de Nieuwe Kerk, welke uit de Heer moet worden ingesteld, werd in het hoofdstuk over de Heilige Schrift aangetoond. Van welke aard die zin is, kan men niet alleen daar, maar ook in het hoofdstuk over de Decaloog zien, die ook volgens die zin ontvouwd werd. Wie zou, wanneer deze zin niet geopend was, over deze twee Sacramenten, Doop en Heilig Avondmaal, anders denken dan volgens de natuurlijke zin, die de zin van de letter is, en vandaar zeggen en in zichzelf mompelen: ‘Wat is de Doop anders dan het uitgieten van water op het hoofd van een klein kind, en wat heeft dat met de zaligheid te maken?’ Voorts: ‘Wat is het Heilig Avondmaal anders dan een tot zich nemen van brood en wijn, en wat heeft dat met de zaligheid te maken’; en bovendien: ‘Waarin ligt het heilige in deze dingen anders dan hierin, dat zij door de kerkelijke orde als Goddelijke heilige dingen zijn opgenomen en bevolen, terwijl zij op zichzelf niets anders dan ceremoniën zijn, waarvan de kerken zeggen, dat zij, wanneer het Woord van God zich aan deze elementen toevoegt, tot Sacramenten worden. Ik -Swedenborg- beroep mij op de leken, en ook op de geestelijken, of zij ten aanzien van deze twee Sacramenten in hun geest en hart iets anders gewaarwerden, en of zij deze niet om verschillende oorzaken en redenen als Goddelijk vereerd hebben; terwijl toch deze twee Sacramenten, in de geestelijke zin beschouwd, de allerheiligste dingen van de eredienst zijn. Dat zij van dien aard zijn, zal blijken uit hetgeen volgt, waar over hun nutten zal worden gehandeld. Maar aangezien de nutten van deze Sacramenten geenszins in iemands gemoed kunnen opkomen, tenzij de geestelijke zin deze blootlegt en ontvouwt, zo volgt hieruit, dat zonder die zin niemand iets anders kan weten, dan dat het ceremoniën zijn, omdat zij op bevel werden ingesteld.

Ware Christelijke Religie 668.

Dat de Doop bevolen werd, blijkt duidelijk uit het dopen van Johannes in de Jordaan, waartoe geheel Judea en Jeruzalem uitging, (Mattheüs 3:5,6; Markus 1:4,5); voorts, dat de Heer onze Verlosser zelf door Johannes gedoopt werd, (Mattheüs 3:13 tot 17); en bovendien hieruit, dat Hij de discipelen gebood, alle natiën te dopen, (Mattheüs 28:19). Wie, die zien wil, ziet niet, dat er in deze inzetting het Goddelijke is gelegen, dat tot dusver verborgen was, omdat de geestelijke zin van het Woord niet eerder werd onthuld, want de Christelijke Kerk, zoals zij in zichzelf is, zet nu voor het eerst in. De vorige kerk was Christelijk slechts in naam, maar niet in werkelijkheid en wezen.

Ware Christelijke Religie 703.

De inzetting van het Heilig Avondmaal uit de Heer: "Jezus hield het Pascha met de discipelen, en toen de avond gekomen was, zat Hij met hen aan; en als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het de discipelen, en zei: Neemt, eet, dat wil zeggen mijn lichaam, en de drinkbeker nemende, en gedankt hebbende, gaf Hij hun die, zeggende: Drinkt allen daaruit; dat is mijn bloed, dat van het Nieuwe Testament, hetwelk voor velen vergoten wordt”, (Mattheüs 26:26,27,28; Markus 14:22,23,24; Lukas 22:19,20).

Lukas 22:19,20.

"Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb",

Mattheüs 28:19.

"En Hij nam brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het, en gaf het hun, zeggende: Dat is Mijn Lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis". Desgelijks ook den drinkbeker na het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt".

 

 

Welke instellingen heeft de Doop vervangen?

Alle riten van reiniging en wassingen van de Joodse Kerk.

Ware Christelijke Religie 670.

Dat aan de zonen Israëls wassingen bevolen werden, is bekend uit de door Mozes gegeven inzettingen, zoals bijvoorbeeld, dat Aharon zich wassen zou, alvorens de eredienstklederen aan te trekken, (Leviticus 16 4,24), en alvorens tot het altaar te naderen om te dienen, (Exodus 30:18 tot 21; 40:30,31); desgelijks de Levieten, (Numeri 8:6,7); en ook anderen, die door zonden onrein waren geworden; en dat zij door de wassingen geheiligd worden genoemd, (Exodus 29:1,4; 40:12; Leviticus 8:6). Daarom waren, opdat zij zich wassen zouden, de koperen zee en verschillende wasbekkens naast de tempel opgesteld, (I Koningen 7:23 tot 39); ja zelfs, dat zij de vaten en gereedschappen wasten, zoals de tafel, de banken, de bedden, de schotels en de bekers, (Leviticus 11:32; 14:8,9; 15:5 tot 12; 17:15,16; Mattheüs 23:25,26,27). Maar de wassingen en tal van dergelijke dingen werden de zonen Israëls daarom opgelegd en bevolen, omdat de bij hen ingestelde Kerk een uitbeeldende Kerk was, en deze zodanig was, opdat zij de toekomstige Christelijke Kerk zou voorstellen. Daarom hief de Heer, toen Hij in de wereld kwam, de uitbeeldende dingen op, die alle uitwendig waren, en stichtte Hij een Kerk, waarvan alle dingen inwendig zouden zijn; zo deed dus de Heer de symbolen weg, en onthulde Hij de beeltenissen zelf, zoals iemand een voorhang wegtrekt of een deur opent, en maakt, dat men de innerlijke dingen niet alleen ziet maar ook daarheen gaat. De Heer behield van al deze dingen er slechts twee, die in één samenvatting alle dingen van de innerlijke Kerk bevatten zouden, en deze zijn de Doop in de plaats van de wassingen, en het Heilig Avondmaal in de plaats van het lam, dat elke dag geofferd werd, en ten volle op het Paasfeest.

Ware Christelijke Religie 671.

Dat de bovenvermelde wassingen een voorstelling en een afschaduwing gaven van de geestelijke wassingen, die zuiveringen van boosheden en valsheden zijn, dat wil zeggen, dat zij ze uitbeeldden, blijkt duidelijk uit de volgende plaatsen: Als de Heer zal afgewassen hebben de drek van de dochteren van Zion, en de bloeden afgewist, in de geest van het gericht, en in de geest van de loutering, (Jesaja 4:4); Al waste u zich met salpeter, en vermenigvuldigde u voor u de zeep, toch zou uw ongerechtigheid de vlekken behouden, (Jeremia 2:22; Job 9:30, 1); Was mij van mijn ongerechtigheid, en ik zal witter zijn dan sneeuw, (Psalm 51:4, 9); Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem, opdat u behouden wordt, (Jeremia 4:14); Wast u, reinigt u, doet de boosheid van uw werken van voor Mijn ogen weg, houdt op van kwaad te doen, (Jesaja 1:16). Dat het wassen van de geest van de mensen bedoeld wordt met het wassen van zijn lichaam, en dat de inwendige dingen van de Kerk werden uitgebeeld door de uitwendige, zoals zij in de Israëlitische Kerk waren, komt duidelijk uit in deze woorden van de Heer: de farizeeën en de schriftgeleerden, ziende dat Zijn discipelen de broden met ongewassen handen aten, schimpten; want de farizeeën en al de Joden eten niet, tenzij dat zij de handen met de vuist gewassen hebben; behalve vele andere dingen, die zij ontvangen hebben om te behouden, zoals de wassingen van de drinkbekers en kannen, en koperen vaten en bedden; tot hen en tot de schare zei de Heer: Hoort Mij allen, en verstaat; er is niets van buiten de mens hem ingaande, hetwelk hem kan verontreinigen; maar de dingen die van hem uitgaan, die zijn het, welke hem verontreinigen, (Markus 7:1,2,3,4,14,15; Mattheüs 15: 2,11,17,18,19,20); en elders, zoals: Wee u, u schriftgeleerden en farizeeën, want u reinigt het uitwendige van de drinkbeker en van de schotel; maar de inwendige dingen zijn vol van roof en onmatigheid; u blinde farizeeër, reinig eerst het inwendige van de drinkbeker en van de schotel, opdat ook het uitwendige rein worde, (Mattheüs 23:25,26). Hieruit blijkt duidelijk, dat met de wassingen, de Doop genoemd, een geestelijke wassing wordt bedoeld, die de zuivering van boosheden en valsheden is.

Ware Christelijke Religie 672.

Welk mens met gezonde rede kan niet zien, dat het wassen van aangezicht, handen en voeten, en van alle ledematen, ja zelfs van het gehele lichaam in een bad, niets anders bewerkt, dan dat de vuilheden worden weggewassen, opdat men voor de mensen in menselijke vorm rein verschijnt? En wie kan niet verstaan, dat niet enig wassen in de geest van de mens binnendringt, en die op dezelfde wijze rein maakt? Want elke dief, plunderaar en rover kan zich wassen totdat hij blinkend schoon is, maar wordt daarmee de zucht tot dieven, plunderen en roven weggewist? Vloeit niet het inwendige in het uitwendige, en brengt de werkingen van zijn wil en verstand teweeg, en niet het uitwendige in het inwendige; want dit laatste is tegen de natuur, omdat het tegen de orde is, terwijl het eerste volgens de natuur is, omdat het volgens de orde is.

Ware Christelijke Religie 673.

Hieruit volgt, dat de wassingen en ook de Doop, wanneer niet het inwendige van de mensen van boosheden en valsheden gezuiverd wordt, evenmin iets bewerken, als de door de Joden gereinigde potten en schalen, en als, zoals daar ook volgt, de graven die van buiten schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en alle onreinheid, (Mattheüs 23:23 tot 28); hetgeen verder nog hieruit blijkt, dat de hellen vol zijn van satans vanuit zowel gedoopte als niet gedoopte mensen. Wat echter de Doop bewerkt, zal men zien in hetgeen volgt; daarom draagt de Doop zonder zijn nutten en vruchten evenmin tot het heil bij, als de driedubbele mijter op het hoofd van de paus, en het teken des kruizes op zijn schoenen tot zijn hogepriesterlijke verhevenheid, en evenmin als het purperen kleed om de kardinaal tot zijn waardigheid, of als de mantel om de bisschop tot de ware bediening van zijn ambt; en evenmin als de troon, de kroon, de scepter en de rijksmantel bij een koning tot zijn koninklijke macht; en evenmin als de zijden muts op het hoofd van de met lauweren onderscheiden doctor tot zijn inzicht; en evenmin als de vaandels voor een ruitertroep tot hun dapperheid in de oorlog; ja zelfs kan men nog zeggen, dat de Doop de mens niet meer zuivert, dan het wassen bij een schaap of lam vóór het scheren, want de van de geestelijke mens gescheiden natuurlijke mens is louter dierlijk, ja, zelfs is hij, zoals eerder werd aangetoond, meer wild beest dan het wilde beest van het woud. Daarom, ook al waste u zich met regenwater, met dauwwater, met water van de allervoortreffelijkste bronnen, of, zoals de Profeten zeggen, al reinigde u zich met salpeter, hysop, zalf of zeep iedere dag, u zou niettemin van uw ongerechtigheden niet anders gezuiverd kunnen worden dan door middelen van de wederverwekking, waarover gehandeld werd in de hoofdstukken over het berouw, en over de hervorming en wederverwekking.

Ware Christelijke Religie 674.

Het is in de Christelijke wereld bekend, dat er een innerlijke en een uitwendige mens is, en dat de uitwendige dezelfde is als de natuurlijke mens, en de innerlijke dezelfde is als de geestelijke mens, aangezien in deze zijn geest is; en dat er, aangezien de Kerk uit mensen bestaat, een innerlijke en een uitwendige Kerk bestaat. Wanneer men de opeenvolging van de Kerken in haar orde van de oude tijden tot de huidige beschouwt, zal men zien, dat de voorafgaande Kerken uitwendige Kerken waren, dat wil zeggen, dat haar eredienst in uitwendige dingen bestond, welke de innerlijke dingen van de Christelijke Kerk uitbeeldden, die uit de Heer, toen Hij in de wereld was, gegrondvest werd, en die thans voor het eerst uit Hem wordt opgebouwd. Het voornaamste, wat de Israëlitische Kerk van de overige Kerken in de Aziatische wereld, en later van de Christelijke onderscheidde, was de besnijdenis. En aangezien, zoals gezegd werd, alle dingen van de Israëlitische Kerk, die uitwendige dingen waren, een beeld waren van alle dingen van de Christelijke Kerk, die innerlijke dingen zijn, was het voornaamste teken van die Kerk innerlijk iets dergelijks als het teken van de Christelijke Kerk; want de besnijdenis betekende de verwerping van de begeerten van het vlees, en aldus de zuivering van de boosheden. Iets dergelijks betekent ook de Doop; hieruit blijkt duidelijk dat de Doop werd bevolen in de plaats van de besnijdenis, zowel opdat de Christelijke Kerk onderscheiden zou worden van de Joodse Kerk, alsook opdat de innerlijke Kerk zo nader onderkend mocht worden, en deze wordt onderkend aan de nutten van de Doop.

Ware Christelijke Religie 675.

Dat de besnijdenis werd ingesteld tot een teken dat de mensen van de Israëlitische Kerk uit het nageslacht van Abraham, Izak en Jakob waren, blijkt uit de volgende plaatsen: God zei tot Abraham: Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u; dat al het mannelijke u besneden worde, en u zult het vlees uwer voorhuid besnijden, dat het tot een teken zij van het verbond tussen Mij en u, (Genesis 17:10,11). Dat het verbond of het teken van het verbond naderhand door Mozes bevestigd werd, (Leviticus 12:1,2,3). En daar deze Kerk door dit teken van de overige werd onderscheiden, daarom werd, voordat de zonen Israëls over de Jordaan gingen, bevolen, dat zij andermaal besneden zouden worden, (Jozua 5). De reden hiervan was deze, dat het land Kanaän de Kerk uitbeeldde en de rivier de Jordaan de inleiding in de Kerk; en bovendien werd, opdat zij dit teken in het land Kanaän zelf indachtig zouden zijn, het volgende bevolen: als u in het land gekomen zult zijn, en allerlei boom ter spijze geplant zult hebben, zo zult u de voorhuid daarvan, deszelfs vrucht besnijden; drie jaren zal het u met de voorhuid behept zijn, en niet gegeten worden, (Leviticus 19:23). Dat de besnijdenis uitbeeldde en vandaar betekende de verwerping van de begeerten van het vlees, en dus de zuivering van de boosheden, dus iets dergelijks als de Doop, blijkt uit de plaatsen in het Woord, waar gezegd wordt, dat zij het hart besnijden zouden, zoals in de volgende: Mozes zei: Besnijdt de voorhuid uws harten, verhardt uw nek niet, (Deuteronomium 10:16). Besnijden zal Jehovah God uw hart, en het hart van uw zaad, opdat u bemint Jehovah, uw God, uit uw ganse hart, uit uw ganse ziel, opdat u zult leven, (Deuteronomium 30:6) En bij Jeremia: Besnijdt u voor Jehovah, opdat Hij wegdoe de voorhuid van uw hart, u man van Jehudah, en u inwoners van Jeruzalem, opdat Mijn toorn niet uitvare als een vuur vanwege de boosaardigheid van uw werken, (Jeremia 4 :4); en bij Paulus: In Jezus Christus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door naastenliefde werkende, en een nieuw schepsel, (Galaten 5:6; 6:15).Hieruit blijkt nu, dat in de plaats van de besnijdenis van het vlees de besnijdenis van het hart werd uitgebeeld, hetgeen eveneens de zuivering van de boosheden betekent, want alle soorten van boosheden komen voort uit het vlees, en de voorhuid betekent de vuile liefden ervan. Aangezien de besnijdenis en de wassing van de Doop iets gelijks betekenen, wordt bij Jeremia gezegd: Besnijdt u voor Jehovah, opdat Hij de voorhuid van uw harten wegdoet, (Jeremia 4:4), en even verder: Was uw hart van boosheden, Jeruzalem, opdat u behouden wordt, (Jeremia 4:14). Wat de besnijdenis en de wassing van het hart is, leert de Heer bij: (Mattheüs 15:18,19).

Ware Christelijke Religie 676.

Er waren er velen bij de zonen Israëls, en heden ten dage zijn er bij de Joden, die geloven, dat zij boven allen zijn uitverkoren, omdat zij besneden zijn, en onder de Christenen, omdat zij gedoopt zijn, terwijl toch beide, de besnijdenis en de Doop, alleen gegeven zijn ten teken en ter herinnering, dat men van de boosheden moet worden gezuiverd, en zo uitverkoren zal worden. Wat is het uitwendige zonder het innerlijke bij de mens anders dan een tempel zonder eredienst, die van niet enig nut is tenzij het tot stal dient; en verder, wat is het uitwendige zonder het innerlijke anders dan een akker vol stoppels en riet zonder graan; dan een wijngaard met louter ranken en bladeren zonder druiven; dan een vijgeboom zonder zijn vrucht, die door de Heer werd vervloekt, (Mattheüs 21:19); dan de lampen zonder olie in de handen van de dwaze maagden, (Mattheüs 25:3); ja zelfs dan een woonplaats in een mausoleum, waar lijken onder de voeten liggen en beenderen rondom de wanden, en nachtelijke spoken onder het dak vliegen; of dan een door pardels, (luipaarden) getrokken wagen, met een wolf als koetsier, en een dwaas als inzittende? Immers, de uitwendige mens is de mens niet, maar slechts de gedaante van een mens, want het innerlijk, dat wil zeggen, het wijs zijn uit God, maakt de mens. Evenzo is het gesteld met de besnedene en de gedoopte, wanneer hij niet zijn hart besnijdt of wast.

 

 

Wat beeldden deze uit?

Reiniging van het boze en het valse, en de wederverwekking.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 209.

De Doop betekent de Wederverwekking vanuit de Heer door de ware dingen van het geloof vanuit het Woord. De Doop is tot teken dat de mens is van de Kerk, waar de Heer wordt erkend uit Wie de wederverwekking is, en waar het Woord is waar vanuit de ware dingen van het geloof zijn waardoor de wederverwekking is. Dat de Doop niet geeft geloof, noch heil, maar dat deze betuigt dat degenen het zullen opnemen die worden wederverwekt. De wassingen in de Oude Kerken, en in de Israëlitische Kerk hebben uitgebeeld en vandaar aangeduid de reinigingen van de boze en de valse dingen. De wassingen van de klederen hebben aangeduid de zuivering van het verstand van de valse dingen. De wassing van de voeten heeft aangeduid de zuivering van de natuurlijke mens. De wateren betekenen de ware dingen van het geloof. De bron en de put van de levende wateren betekenen de ware dingen van het geloof uit de Heer, dus het Woord. Brood en water betekenen alle goede dingen van de liefde en alle ware dingen van het geloof. De geest betekent het leven van het ware, of het leven van het geloof. De geest betekent het leven uit de Heer, en het vlees het leven uit de mens. Daaruit blijkt, wat wordt aangeduid met deze woorden van de Heer:"Tenzij iemand zal zijn verwekt geweest vanuit water en geest, hij kan niet inschrijden in het Koninkrijk Gods", namelijk dat als iemand niet zal zijn wederverwekt door de ware dingen van het geloof en door het leven dienvolgens, kan hij niet worden behouden. Dat de totale wassing, welke geschiedde door de onderdompeling in de wateren van de Jordaan, heeft betekend de Wederverwekking zelf, eender als de Doop.

Zie ook bij de vorige vraag.

 

 

Vanwaar komt de macht van de twee Sacramenten?

Zij zijn zuivere overeenstemmingen van geestelijke met natuurlijke dingen, door middel waarvan de Heer in eerste en laatste dingen tegelijk tegenwoordig is.

Uitnodiging tot de Nieuwe Kerk 45.

De overeenstemmingen door middel waarvan het Woord is samengeschreven ten aanzien van alle en de afzonderlijke dingen, bezitten zulk een kracht en waarde, dat het genoemd kan worden de kracht en de waarde van de Goddelijke Almacht, want door die overeenstemmingen werkt het natuurlijke samenverbonden met het geestelijke, en het geestelijke met het natuurlijke; en zo dus het al van de hemel met het al van de wereld. Daarvandaan is het, dat de twee Sacramenten overeenstemmingen zijn van de geestelijke dingen met de natuurlijke dingen. Vandaar hun kracht en macht.

Uitnodiging tot de Nieuwe Kerk 59.

Dat de overeenstemmingen de grootste kracht in zich hebben, zal worden aangetoond; omdat daarin de hemel en de wereld, of het geestelijke en het natuurlijke, één zijn; en dat daarom het Woord door louter overeenstemmingen is samengeschreven; en daarom is het Woord de verbinding van de mens met de hemel, dus met de Heer; en zo is de Heer in eersten en tevens in laatsten. Daarom zijn de Sacramenten door overeenstemmingen ingesteld, en daarom hebben zij Goddelijke macht in zich.

Hemelse Verborgenheden 3735.

Dat de woorden "en een kleed om aan te trekken”, (Genesis 28:20) de verbinding met het Goddelijk Ware betekenen, blijkt uit de betekenis van het kleed, wat het ware is; hier het Goddelijk Ware, aangezien over de Heer gehandeld wordt; en uit de betekenis van aantrekken, wat is daaraan toegeëigend en daarmee verbonden worden. Van welke aard de innerlijke zin van het Woord is, kan hieruit en uit de overige dingen blijken, namelijk dat wanneer in de zin van de letter gehandeld wordt over brood, en over een kleed, en ook waar deze in historisch verband genoemd worden, zoals hier "wanneer God mij brood gegeven zal hebben om te eten, en een kleed om aan te trekken", de engelen, die dan bij de mens zijn, in het geheel niet over brood denken maar over het goede van de liefde, en in de hoogste zin over het Goddelijk Goede van de Heer; noch over een kleed, maar over het ware, en in de hoogste zin over het Goddelijk Ware van de Heer. Dergelijke dingen, zoals die in de letterlijke zin voorkomen, zijn voor hen slechts voorwerpen om te denken over hemelse en Goddelijke dingen, want dergelijke dingen zijn de vaten, die zich in het laatste van de orde bevinden. Dus wanneer de mens, als hij in een heilige staat is, over het brood denkt, zoals bijvoorbeeld over het brood in het Heilig Avondmaal of over het dagelijks brood in het gebed van de Heer, dan dient deze gedachte, die de mens over het brood heeft, de engelen, die bij de mens zijn, als een voorwerp om over het goede van de liefde te denken, dat van de Heer uitgaat, want de engelen vatten in het geheel niet de gedachte van de mensen over het brood, maar in de plaats daarvan hebben zij een gedachte over het goede, want van dien aard is de overeenstemming. Even zo, wanneer de mens, die in het heilige is, over klederen denkt, is de gedachte van de engelen op het ware gericht; zo is het ook gesteld met alle overige dingen, die in het Woord zijn. Hieruit kan blijken, van welke aard de verbinding van de hemel en de aarde is door het Woord, namelijk zodanig, dat de mens, die het Woord heilig leest, door dergelijke overeenstemmingen nauw verbonden is met de hemel, en door de hemel met de Heer, hoewel de mens alleen in de gedachte is over die dingen in het Woord, welke in de zin van zijn letter zijn. Het heilige zelf, dat dan bij de mens is, komt voort uit de invloed van de hemelse en geestelijke gedachten en aandoeningen, zoals deze bij de engelen van dien aard zijn. Opdat er zulk een invloed zijn zou, en vandaar verbinding van de mens met de Heer, werd door de Heer het Heilig Avondmaal ingesteld, alwaar openlijk wordt gezegd, dat het brood en de wijn de Heer is; want het lichaam van de Heer betekent Zijn Goddelijke Liefde, en de wederkerige liefde bij de mens, zoals de liefde is bij de hemelse engelen; en het bloed betekent op dezelfde wijze Zijn Goddelijke Liefde, en de wederkerige liefde bij de mens, maar zoals de liefde is bij de geestelijke engelen. Hieruit blijkt duidelijk, hoeveel goddelijks er in elk ding van het Woord gelegen is, ofschoon de mens niet weet, wat het is en van welke aard het is. Maar zij, die in het leven van het goede waren, toen zij in de wereld leefden, komen na het overlijden in de erkentenissen en in de innerlijke gewaarwording van al deze dingen, want dan leggen zij de aardse en wereldse dingen af, en trekken de hemelse dingen aan, en zijn dan eveneens in de geestelijke en hemelse voorstelling, waarin de engelen zijn.

 

 

Waarom stelde de Heer de Doop in?

Opdat wij de wederverwekking daardoor in herinnering houden.

Hemelse Verborgenheden 4904.

"Ook zie, zij is zwanger van hoererijen”, (Genesis 38:24); dat dit betekent, en dat daaruit iets kan worden voortgebracht, staat vast uit de betekenis van in de baarmoeder dragen of zwanger zijn, wat is, iets voortbrengen; met het zaad immers wordt het ware van het geloof aangeduid, en met de ontvangenis de opneming ervan; vandaar wordt met in de baarmoeder dragen of zwanger zijn, voortbrengen aangeduid; en uit de betekenis van de hoererij, wat het valse is, namelijk vanuit hun godsdienstige. Daaruit blijkt dat met door te zeggen: "Thamar, uw schoondochter, heeft gehoereerd; ook zie, zij is zwanger van hoererijen", de doorvatting wordt aangeduid dat het vals is te zeggen dat er enig echtelijke tussen bestaat, en dat daaruit iets kan worden voortgebracht. Wanneer voortgebracht worden wordt gezegd met betrekking tot de Kerk, zo is het het goede dat wordt voortgebracht door het ware, en het wordt dan voortgebracht wanneer het ware door het verstand overgaat in de wil, en uit de wil in de daad. Immers het zaad is, zoals boven gezegd, het ware van het geloof, en de ontvangenis is de opneming, en de opneming geschiedt dan wanneer het ware, dat van het verstand is, overgaat in het goede, dat van de wil is; of wanneer het ware, dat van het geloof is, overgaat in het goede, dat van de naastenliefde is; en wanneer het in de wil is, is het in de baarmoeder ervan, en dan eerst wordt het voortgebracht; en wanneer de mens met de daad in het goede is, dat wil zeggen, wanneer hij vanuit de wil, en zo dus vanuit het verkwikkelijke en het vrije, het goede voortbrengt, dan gaat het van de baarmoeder uit of wordt geboren. Dit wordt ook verstaan onder wedergeboren worden of wederverwekt worden. Daaruit blijkt, wat in de geestelijke zin met zwanger zijn wordt aangeduid; hier echter het tegendeel, namelijk dat niets van het goede kon worden voortgebracht. Die natie immers waarover hier wordt gehandeld, was niet in enig ware, omdat zij niet in enig innerlijke van de Kerk was, maar in het valse. Dat wedergeboren worden of wederverwekt worden, wat wil zeggen, een innerlijk mens worden, aan die natie volslagen onbekend was, bijgevolg dat dit haar als een hoer toescheen, kan vaststaan uit Nicodemus, die een overste van de Joden was, (Johannes 3:1 tot 13); hij zei immers: "Hoe kan een mens verwekt worden wanneer hij oud is; kan hij andermaal in de baarmoeder van zijn moeder ingaan", (Johannes 4). Het is bekend dat de Heer de innerlijke dingen van Zijn Rijk en van de Kerk heeft geopend, maar niettemin waren die innerlijke dingen aan de Ouden bekend, zoals dat de mens moest worden wedergeboren om in het leven te kunnen ingaan; dat hij dan de oude mens moest uittrekken, dat wil zeggen, de liefden van zich en van de wereld met haar begeerten, en de nieuwe aantrekken, dat wil zeggen, de liefde jegens de naaste en tot God; voorts dat in de wederverwekte mens de hemel was, en meer dingen, die innerlijke dingen zijn. Deze dingen kenden degenen die van de Oude Kerk waren, maar zij werden tot die dingen geleid door de uitwendige dingen, die uitbeeldend waren. Maar omdat zulke dingen geheel en al verloren waren gegaan bij de Joodse natie, leerde de Heer ze derhalve, De uitbeeldende dingen echter schafte Hij af, omdat het merendeel ervan Hem beoogde; het beeld immers moet verdwijnen wanneer de beeltenis zelf verschijnt; Hij heeft dus een nieuwe Kerk geinstaureerd, die niet, zoals de vorige, door de uitbeeldende dingen tot de innerlijke dingen zou worden geleid, maar ze zonder die uitbeeldende dingen zou weten; en in de plaats ervan heeft Hij alleen enige uitwendige dingen geboden, namelijk de Doop en het Heilig Avondmaal; de Doop, opdat men daardoor de wederverwekking zou gedenken, en het Heilig Avondmaal, opdat men daardoor de Heer zou gedenken en Zijn Liefde jegens het algehele menselijke geslacht, en de wederkerige liefde van de mens tot Hem. Dit werd gezegd opdat men zal weten dat de innerlijke dingen van de Kerk die de Heer heeft geleerd, aan de Ouden bekend waren, maar dat zij bij de Joodse natie geheel en al verloren waren gegaan, en wel dermate dat zij niet anders dan als valse dingen werden beschouwd.

Ware Christelijke Religie 685.

Uit hetgeen hiervoor en nu is gezegd kan men zien, dat de drie nutten van de Doop als één samenhangen, zoals: de eerste oorzaak, de middeloorzaak, die de uitwerkende is, en de laatste oorzaak, die de uitwerking en het eigenlijke einddoel is, ter wille waarvan de vorige zijn. Want het eerste nut is, dat men een Christen genoemd wordt; het tweede, daaruit volgende, is, dat men de Heer, de Verlosser, Wederverwekker en Zaligmaker kent en erkent; en het derde is, dat men uit Hem wederverwekt wordt; en wanneer dit geschiedt, is men verlost en behouden. Daar deze drie nutten in orde op elkaar volgen, en zich in het laatste verbinden, en van daar in de voorstelling van de engelen als één samenhangen, daarom verstaan, wanneer een Doop voltrokken wordt, of in het Woord van de Doop gelezen en de Doop genoemd wordt, de daarbij tegenwoordige engelen niet de Doop, maar de wederverwekking. Vandaar wordt onder deze woorden van de Heer: Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, (Markus 16:6), door de engelen in de hemel verstaan, dat wie de Heer erkent en wederverwekt wordt, zalig zal worden. Vandaar komt het ook, dat de Doop door de Christelijke Kerken op aarde het ‘bad der wederverwekking’ wordt genoemd. Laat daarom de Christen weten, dat hij die niet in de Heer gelooft, hoewel hij gedoopt is, niet kan worden wederverwekt, en dat de Doop zonder het geloof in de Heer hoegenaamd niets uitwerkt. Dat de Doop de zuivering van boosheden insluit, en aldus de wederverwekking, kan ieder Christen overbekend zijn, want wanneer hij als klein kind gedoopt wordt, maakt de priester met de vinger op voorhoofd en borst het teken van het kruis als een gedachtenis aan de Heer, en daarna wendt hij zich tot de peetouders, en vraagt, of het kind afziet van de duivel en van al zijn werken, en of hij het geloof aanneemt, waarop door de peetouders in de plaats van het kind geantwoord wordt: ‘Ja’. Het afzien van de duivel, dat wil zeggen, van de boosheden, die uit de hel komen, en het geloof in de Heer, vervolmaken de wederverwekking.

 

 

Wat is de doop?

Een teken dat een mens van de Christelijke Kerk is en ter herinnering, dat hij wederverwekt moet worden.

 

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 202.

De Doop is ingesteld tot een teken dat de mens is van de Kerk en ter gedachtenis dat hij moet worden wederverwekt: de wassing immers van de Doop is niets anders dan een geestelijke wassing, zijnde de Wederverwekking.

Hemelse Verborgenheden 5342.

"En hij gaf de spijze in de steden”, (Genesis 41:48); dat dit betekent dat het deze weglegde in de innerlijke dingen, namelijk de aan het goede aangebonden ware dingen, staat vast uit de betekenis van ‘geven’ hier, wat is wegleggen; uit de betekenis van de spijs, dat is het aan het goede aangebonden ware; en uit de betekenis van de steden, wat is de innerlijke dingen van het natuurlijk gemoed. Dat de aan het goede aangebonden ware dingen van het natuurlijk gemoed worden weggelegd, en daar bewaard tot nut van het volgende leven, vooral tot nut in de verzoekingen, wanneer de mens wordt wederverwekt, is een verborgenheid die weinigen heden ten dage weten; en daarom moet het gezegd worden hoe het daarmee is gesteld. Met de zeven jaren immers van de overvloed van de opbrengst worden de eerste vermenigvuldigde ware dingen aangeduid, en daarmee dat het koren in de steden en in het midden werd weggelegd, wordt aangeduid dat die aan het goede aangebonden ware dingen werden opgeborgen in de innerlijke dingen van de mens; en met de zeven jaren van honger en met steun van het bijeen verzamelde koren, wordt de staat aangeduid van de wederverwekking door de aan het goede aangebonden ware dingen, opgeborgen in de innerlijke dingen. De verborgenheid is deze: de mens wordt van de vroegste kindertijd tot aan de eerste knapenjaren door de Heer in de hemel binnengeleid, en wel onder de hemelse engelen, door wie hij in de staat van de onschuld wordt gehouden; en van deze staat is het bekend dat de kleine kinderen die hebben tot aan de eerste knapenjaren. Als de leeftijd van de knapenjaren begint, legt hij bij graden de staat van onschuld af, maar wordt niettemin in de staat van de naastenliefde gehouden door de aandoening van de wederzijdse naastenliefde jegens zijns gelijken, welke staat bij verscheidenen voortduurt tot aan de jongelingsjaren. Dan is hij onder de geestelijke engelen; omdat hij dan aanvangt uit zich te denken en daar volgens naar te handelen. Hij kan dan niet langer in de naastenliefde worden gehouden, zoals eerder; dan roept hij immers de erfboze dingen op, waardoor hij zich laat leiden. Als deze staat komt, dan worden de goede dingen van de naastenliefde en van de onschuld die hij eerder had ontvangen, verbannen volgens de graden waarin hij de boze dingen denkt en ze metterdaad bevestigt, doch niettemin worden zij niet verbannen, maar door de Heer naar de innerlijke dingen heengeleid en daar opgeborgen. Maar omdat hij de ware dingen nog niet kent, zijn daarom de goede dingen van onschuld en naastenliefde die hij in die twee staten had ontvangen, nog niet gekwalificeerd. De ware dingen immers geven de hoedanigheid aan het goede, en het goede geeft het wezen aan de ware dingen; daarom wordt hij van die leeftijd aan door onderwijzingen en vooral door het eigen denken en de bevestigingen daaruit met ware dingen doordrenkt. Voor zoveel hij dus dan in de aandoeningen van het goede is, worden door de Heer de ware dingen met het goede bij hem verbonden, en tot nutten opgeborgen. Het is deze staat die wordt aangeduid met de zeven jaren van de overvloed van de opbrengst. Het zijn die aan het goede aangebonden ware dingen die in de eigenlijke zin de ‘overblijfselen’ worden genoemd. Voor zoveel als de mens zich dus laat wederverwekken, zijn de overblijfselen dienstig voor het nut, want voor zoveel wordt door de Heer vanuit die te voorschijn gehaald en in het natuurlijke teruggebracht, opdat een overeenstemming van de uiterlijke met de innerlijke dingen, of van de natuurlijke dingen met de geestelijke dingen wordt voortgebracht. Dit geschiedt in de staat die met de zeven jaren van honger wordt aangeduid; dit is de verborgenheid. De mens van de Kerk gelooft heden ten dage dat men, onverschillig hoedanig iemands leven ook is, niettemin vanuit de barmhartigheid in de hemel kan worden opgenomen, en daar de eeuwige gezegendheid smaken; hij meent immers dat het alleen een toelating is; doch hij dwaalt schromelijk. Niemand immers kan in de hemel toegelaten en opgenomen worden tenzij hij het geestelijk leven heeft ontvangen, en niemand kan het geestelijk leven ontvangen tenzij hij wordt wederverwekt, en niemand kan wederverwekt worden dan alleen door het met het ware van de leer verbonden goede van het leven; daaruit heeft hij het geestelijk leven. Dat niemand in de hemel kan komen tenzij hij het geestelijk leven door de wederverwekking heeft ontvangen, zegt de Heer duidelijk bij Johannes: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: tenzij dat iemand opnieuw verwekt wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet zien”, (Johannes 3:3); en terstond daarop: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: zo iemand niet verwekt is geweest vanuit water en geest, hij kan in het koninkrijk Gods niet ingaan", (Johannes 3:5). Het water is het ware van de leer en de geest is het goede van het leven. Door de Doop gaat niemand in, maar de Doop is de aanduiding van de wederverwekking, welke de mens van de Kerk indachtig moet zijn.

 Ware Christelijke Religie 676.

Er waren er velen bij de zonen Israëls, en heden ten dage zijn er bij de Joden, die geloven, dat zij boven allen zijn uitverkoren, omdat zij besneden zijn, en onder de Christenen, omdat zij gedoopt zijn, terwijl toch beide, de besnijdenis en de Doop, alleen gegeven zijn ten teken en ter herinnering, dat men van de boosheden moet worden gezuiverd, en zo dus uitverkoren zal worden. Wat is het uitwendige zonder het inwendige bij de mens anders dan een tempel zonder eredienst, die van niet enig nut is tenzij hij tot stal dient; en verder, wat is het uitwendige zonder het inwendige anders dan een akker vol stoppels en riet zonder graan; dan een wijngaard met louter ranken en bladeren zonder druiven; dan een vijgeboom zonder vrucht, die door de Heer werd vervloekt, (Mattheüs 21:19); dan de lampen zonder olie in de handen van de dwaze maagden, (Mattheüs 25:3); ja zelfs dan een woonplaats in een mausoleum, waar lijken onder de voeten liggen en beenderen rondom de wanden, en nachtelijke spoken onder het dak vliegen; of dan een door pardels, (luipaarden) getrokken wagen, met een wolf als koetsier, en een dwaas als inzittende. Immers, de uitwendige mens is de mens niet, maar slechts de gedaante van een mens, want het inwendige, dat wil zeggen, het wijs zijn uit God, maakt de mens. Evenzo is het gesteld met de besneden en gedoopte mens, wanneer hij niet zijn hart besnijdt of wast.

 Ware Christelijke Religie 677.

Dat de Doop de inleiding in de Christelijke Kerk is, blijkt uit vele dingen, bijvoorbeeld uit de volgende:

  1. Dat de Doop in de plaats van de besnijdenis werd ingesteld, en dat dit evenals de besnijdenis een teken was, dat men tot de Israëlitische Kerk behoord. De Doop is een teken dat men tot de Christelijke Kerk behoort; en het teken bewerkt niets anders, dan dat men erkend wordt, zoals men aan de kleine kinderen van twee moeders lintjes van verschillende kleur bindt om ze van elkaar te onderscheiden en niet te verwisselen.
  2. Dat de Doop slechts een teken van de inleiding in de Kerk is, blijkt duidelijk uit de Doop van de kleine kinderen, die geheel en al van rede verstoken zijn, en niet geschikter om iets van het geloof op te nemen dan de nieuwe takken van een boom.
  3. Dat niet alleen kleine kinderen worden gedoopt, maar ook alle vreemde bekeerlingen, die tot de Christelijke godsdienst bekeerd zijn, zowel de jonge als de oude, en dit vooraleer zij onderwezen zijn, alleen omdat zij belijden, dat zij het Christendom willen omhelzen, waarin zij door de Doop worden ingewijd. Dit deden ook de Apostelen, overeenkomstig de woorden van de Heer: dat zij alle natiën tot discipelen zouden maken en hen dopen, (Mattheüs 28:19).
  4. Dat Johannes allen, die tot hem kwamen uit Judea en Jeruzalem, doopte in de Jordaan, (Mattheüs 3:6; Markus 1:5). Dat het in de Jordaan geschiedde vond hierin zijn oorzaak, dat deze rivier de toegang was tot het land Kanaän, en door het land Kanaän de Kerk werd aangeduid, die daar was, en vandaar door de Jordaan de inleiding in de Kerk, maar dit geschiedt op aarde. In de hemelen echter worden de kleine kinderen door de Doop in de Christelijke hemel binnengeleid, en hun worden daar door de Heer engelen toegewezen, die voor hen zorg dragen. Zodra daarom de kleine kinderen gedoopt zijn, worden engelen over hen aangesteld, door wie zij in een staat worden gehouden om het geloof in de Heer te ontvangen. Maar naarmate zij opgroeien, en over zichzelf beginnen te beschikken en zich in het bezit van eigen rede verheugen, verlaten de beschermengelen hen, en trekken zij zelf zulke geesten naar zich toe, die met hun leven en geloof één maken. Hieruit blijkt duidelijk, dat de Doop de inlijving onder de Christenen ook in de geestelijke wereld is.

Ware Christelijke Religie 678.

Dat niet alleen de kleine kinderen, maar allen door de Doop onder de Christenen in de geestelijke wereld worden ingelijfd, komt omdat de volken en natiën in die wereld naar hun godsdienstigheden worden onderscheiden; de Christenen zijn in het midden, de Mohammedanen rondom hen heen, de afgodendienaren van velerlei soort achter dezen en de Joden aan de zijden. Bovendien zijn allen van dezelfde godsdienst in gezelschappen gerangschikt, in de hemel overeenkomstig de aandoeningen van de liefde tot God en jegens de naaste. In de hel in groepen overeenkomstig de aan deze beide liefden tegenovergestelde aandoeningen, dus overeenkomstig de begeerten van het boze. In de geestelijke wereld, waaronder zowel de hemel als de hel wordt verstaan, zijn alle dingen op allerstrengste wijze onderscheiden, geordend in het algemeen en in elk deel, of in geslacht en in elk soort. Van de scherp onderscheiden ordening hangt daar de instandhouding van het gehele heelal af. Deze onderscheiding is niet mogelijk, tenzij eenieder, nadat hij geboren is, aan enig teken onderkend kan worden, tot welke religieuze gemeenschap hij behoort; want zonder het Christelijke teken, dat de Doop is, zou de een of andere mohammedaanse geest, of iemand uit de afgodendienaren, zich bij de pasgeboren Christelijke kinderen en ook bij de knapen kunnen voegen, en hun een neiging tot zijn godsdienst inblazen, en zo dus hun gemoederen aftrekken en hen van het Christendom vervreemden, hetgeen gelijk zou staan met de geestelijke orde te verdraaien en te verstoren.

 Ware Christelijke Religie 679.

Eenieder, die de uitwerkingen tot aan haar oorzaken naspoort, kan weten, dat de bestendigheid van alle dingen afhangt van de orde; en dat de orden menigvuldig zijn, algemene en bijzondere; en dat er één is, die de meest universele is, waarvan de algemene en de bijzondere in een continue reeks afhangen. De meest universele dringt in alle andere binnen als het wezen zelf in de vormen, en dat zij zó en niet anders één maken. Het is deze eenheid, die de instandhouding van het geheel maakt, dat anders ineen zou vallen, en niet alleen zou terugvallen in de eerste chaos, maar in het niets. Hoe zou het met de mens gesteld zijn, wanneer in zijn lichaam niet alle en afzonderlijke dingen op de strengste wijze geordend waren, en hun gemeenschap niet van één hart en van de long afhing; wat zou hij anders zijn dan een verward iets? Zou dan de maag haar functies verrichten, de lever en de alvleesklier die van hen, de nieren en de darmen de hunne? Uit de orde in hen en onder hen komt het voort, dat deze dingen in het algemeen en afzonderlijk voor de mens als één verschijnen. Wat zou er zonder onderscheiden orde in het gemoed of in de geest van de mens, als niet de gemeenschap daarvan van wil en verstand afhing, anders zijn dan een verward en onverteerd iets? Zou de mens zonder deze orde meer kunnen denken en willen, dan zijn portret op tafel of zijn gesneden beeld in huis? Wat zou de mens zijn zonder de allernauwkeurigst geordende invloed uit de hemel en zonder de opneming daarvan; en wat zou deze invloed zijn zonder de meest universele orde, waarvan de regering van het geheel en van al zijn delen afhangt, dus wanneer deze niet van God afhing, en wanneer niet in Hem en uit Hem alle dingen zijn, leven, en bewogen worden? Dit kan voor de natuurlijke mens verduidelijkt worden door ontelbare dingen, zo bijvoorbeeld door deze: wat zou een keizerrijk of koninkrijk zonder orde anders zijn dan een bende rovers, waarvan een groot aantal bijeen, duizenden zou ombrengen, en waarvan uiteindelijk weinigen van hen de meerderen zouden ombrengen? Wat zou een stad zijn zonder orde, ja zelfs een huis zonder orde; en wat een rijk, een stad, een huis, wanneer er niet iemand in was, die de opperste leiding had?

 Ware Christelijke Religie 680.

Bovendien, wat is de orde zonder onderscheid, en wat is het onderscheid zonder de aanwijzingen, en wat de aanwijzingen zonder de kentekenen, waaraan de hoedanigheden onderkend worden, want zonder een begrip van de hoedanigheden wordt de orde niet als orde gekend. De tekens of aanduidingen in keizer- en koninkrijken zijn de titels van de waardigheden en de daaraan toegekende rechten van beheer; vandaar de graden van ondergeschiktheid, waardoor allen als in één samen gerangschikt worden. Op deze wijze oefent de koning zijn koninklijke macht uit, die overeenkomstig de orde over velen verdeeld is, waardoor zijn rijk tot een rijk wordt. Desgelijks is het gesteld met zeer vele anderen dingen, zoals in legers. Welke sterkte zouden zij hebben, indien zij niet op de juiste wijze onderscheiden geordend waren in brigades, de brigades in bataljons, en deze in compagnieën, met aan het hoofd van elke afdeling ondergeschikte officieren, en over allen één die het opperbevel voert? En wat zouden deze rangschikkingen zijn zonder de kentekenen, die men vaandels noemt, en die aanduiden tot welke post een ieder behoort? Door zulke dingen werken allen in de veldslagen als één tezamen, en zonder deze zouden zij zich niet anders op de vijand storten dan als benden van honden met open bekken, met geblaf en loze woede. Dan zouden allen zonder dapperheid door de in goede slagorde opgestelde vijand worden afgemaakt; want wat vermogen de verdeelden tegen de verenigden? Hierdoor is dit eerste nut van de Doop in het licht gesteld, namelijk dat de Doop een teken is in de geestelijke wereld, dat men tot de Christenen behoort, want eenieder wordt daar ingelijfd in gezelschappen en groepen overeenkomstig de aard van het Christendom in hem of buiten hem.

Apocalyps Onthuld 776 (gedeeltelijk):

Zij zagen niettemin dat de Doop heilig en een Sacrament is, omdat deze tot een teken en tot een gedachtenis is dat de mens kan worden wederverwekt uit de Heer door de ware dingen vanuit het Woord, tot een teken voor de hemel, en tot een gedachtenis voor de mens, en dat de mens door die Doop wordt binnengeleid in de Kerk, zoals de zonen Israëls door de overgang van de Jordaan in het land Kanaän, en zoals de bewoners van Jeruzalem tot de opneming van de Heer door de doop van Johannes, want zonder dat teken in de hemel vóór de engelen hadden de Joden niet kunnen blijven bestaan en leven bij het komen van Jehovah, dat wil zeggen, van de Heer in het vlees.

 

 

 

Wat is het eerste nut daarvan?

Inleiding in de Christelijke Kerk en tegelijkertijd inlijving onder de Christenen in de geestelijke wereld: aldus, gemeenschap met de Nieuwe hemel van de Christenen.

Ware Christelijke Religie 668.

Dat de Doop bevolen werd, blijkt duidelijk uit het dopen van Johannes in de Jordaan, waartoe geheel Judea en Jeruzalem uitging, (Mattheüs 3:5,6; Markus 1:4,5); voorts, dat de Heer onze Verlosser Zelf door Johannes gedoopt werd, (Mattheüs 3:13 tot 17); en bovendien hieruit, dat Hij de discipelen gebood, alle natiën te dopen, (Mattheüs 28:19). Wie, die zien wil, ziet niet, dat er in deze inzetting het Goddelijke is gelegen, dat tot dusver verborgen was, omdat de geestelijke zin van het Woord niet eerder werd onthuld? En deze zin is heden ten dage onthuld, want de Christelijke Kerk, zoals zij in zichzelf is, zet nu voor het eerst in. De vorige kerk was Christelijk slechts in naam, maar niet in werkelijkheid en wezen.

Wanneer wordt dit nut vervuld?

Zodra het Sacrament van de Doop bediend is.

Zie twee vragen terug  WCR 677.
 

 

 

Hoe bewerkt het Sacrament van de Doop deze gemeenschap?

De macht van zijn overeenstemming verbindt met hemelse gezelschappen en nodigt als het ware hun tegenwoordigheid uit.

Uitnodiging tot de Nieuwe Kerk 45.

De overeenstemmingen door middel waarvan het Woord is samengeschreven ten aanzien van alle en de afzonderlijke dingen, bezitten zulk een kracht en waarde dat het genoemd kan worden de kracht en de waarde van de Goddelijke Almacht, want door die overeenstemmingen werkt het natuurlijke samenverbonden met het geestelijke, en het geestelijke met het natuurlijke; aldus het al van de hemel met het al van de wereld. Daarvandaan is het, dat de twee Sacramenten overeenstemmingen zijn van de geestelijke dingen met de natuurlijke dingen. Vandaar hun kracht en macht.

 

Wat is de overeenstemming ervan?

Die van het water met de waarheden van het geloof uit het Woord en de wassing met de wederverwekking.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 202.

De Doop is ingesteld tot teken dat de mens is van de Kerk, en ter gedachtenis dat hij moet worden wederverwekt: de wassing immers van de Doop is niets anders dan een geestelijke wassing, wat de Wederverwekking is.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 204.

Dit leert de Heer bij Johannes: "Tenzij iemand zal zijn verwekt vanuit water en geest, hij kan niet inschrijden in het Koninkrijk Gods", (Johannes 3:5). Het water in de geestelijke zin is het ware van het geloof vanuit het Woord, de geest is het leven volgens die, en verwekt worden is hier vanuit wederverwekt worden.

Wat beeldt het ‘teken des kruizes’ uit?

Het is een gedenkteken van de Heer en van de verbinding van de mens met Hem door geestelijke verzoekingen.

Ware Christelijke Religie 685.

Uit hetgeen hiervoor en nu gezegd is kan men zien, dat de drie nutten van de Doop als één samenhangen, zoals de eerste oorzaak, de middelste oorzaak, die de uitwerkende is, ter wille waarvan de vorige zijn. Want het eerste nut is, dat men een Christen genoemd wordt; het tweede, daaruit volgende is, dat men de Heer, de Verlosser, Wederverwekker en Zaligmaker kent en erkent; en het derde is, dat men uit Hem wederverwekt wordt; en wanneer dit geschiedt, is men verlost en behouden. Daar deze drie nutten in orde op elkaar volgen, en zich in het laatste verbinden, en vandaar in de voorstelling van de engelen als één samenhangen, daarom verstaan, wanneer een Doop voltrokken wordt, of in het Woord van de Doop gelezen en de Doop genoemd wordt, de daarbij tegenwoordige engelen niet de Doop, maar de wederverwekking. Vandaar wordt onder deze woorden van de Heer: Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, (Markus 16:16), door de engelen in de hemel verstaan, dat wie de Heer erkent en wederverwekt wordt, zalig zal worden. Vandaar komt het ook, dat de Doop door de Christelijke Kerken op aarde het ‘bad der wederverwekking’ wordt genoemd. Laat daarom de Christen weten, dat hij die niet in de Heer gelooft, hoewel hij gedoopt is, niet kan worden wederverwekt, en dat de Doop zonder het geloof in de Heer hoegenaamd niets uitwerkt. Dat de Doop de zuivering van de boosheden insluit, en zo dus de wederverwekking, kan ieder Christen overbekend zijn, want wanneer hij als klein kind gedoopt wordt, maakt de priester met de vinger op voorhoofd en borst het teken des kruizes als een gedachtenis aan de Heer, en daarna wendt hij zich tot de peetouders, en vraagt, of het kind afziet van de duivel en van al zijn werken, en of hij het geloof aanneemt, waarop door de peetouders in de plaats van het kind geantwoord wordt: ‘Ja’. Het afzien van de duivel, dat wil zeggen, van de boosheden, die uit de hel komen, en het geloof in de Heer, vervolmaken de wederverwekking.

Hemelse Verborgenheden 4599 (gedeeltelijk):

"Wie zijn kruis niet draagt, en achter Mij komt, die kan mijn discipel niet zijn; want wie van u, wanneer hij een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en berekent de kosten, of hij ook heeft wat tot de volmaking nodig is; of welke koning, die optrekt, om met een andere koning de krijg aan te binden, zit niet eerst neer en beraadslaagt, of hij machtig is met tien duizend tegemoet te gaan degene die met twintig duizend tegen hem komt," (Lukas 14:27,28, 31,33). Wie de innerlijke zin van het Woord niet weet, meent niet anders dan dat de Heer daar vergelijkenderwijs heeft gesproken, en dat onder een toren bouwen en krijg voeren niet iets anders werd verstaan, niet wetende dat alle vergelijkingen in het Woord aanduidend en uitbeeldend zijn, en dat een toren bouwen is, zich de innerlijk ware dingen verwerven, en dat krijg voeren is vanuit die dingen strijden. Daar immers wordt gehandeld over de verzoekingen die diegenen ondergaan die van de Kerk zijn en daar discipelen van de Heer worden genoemd; die verzoekingen worden aangeduid met hun kruis dat zij zullen dragen; en dat zij geenszins vanuit zich en vanuit het hunne, maar uit de Heer overwinnen, wordt aangeduid met wie niet al zijn vermogens verloochent, kan mijn discipel niet zijn.

 

Waarom wordt het op het voorhoofd en op de borst geplaatst?

Om de erkenning van de Heer uit Liefde en uit Naastenliefde uit te beelden.

Ware Christelijke Religie 682.

Onder de naam van de Heer Jezus Christus wordt in het Woord niets anders verstaan dan de erkenning van Hem en een leven overeenkomstig Zijn geboden. De reden, waarom Zijn naam deze betekenis heeft, zie men in de uitleg van het tweede gebod in de Decaloog: "Gij zult de naam van God niet ijdellijk gebruiken". Niets anders wordt onder de naam van de Heer verstaan in de volgende plaatsen: Jezus zei: Gij zult van alle natiën gehaat worden om Mijn naam, (Mattheüs 10:22; 24:9,10). Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen, (Mattheüs 18:20). Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven zonen Gods te zijn, die in Zijn naam geloven, (Johannes 1:12). Velen geloofden in Zijn naam, (Johannes 2:23). Die niet geloofd, is alreeds geoordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in de naam van de enigverwekte Zoon Gods, (Johannes 3:17,18). Zij die geloven, zullen het leven hebben in Zijn naam, (Johannes 20:31); Om Mijns naams wil hebt u gearbeid, en bent niet moe geworden, (Openbaring 2, 3), en elders. Wie kan niet zien, dat onder de naam van de Heer in deze plaatsen niet de naam alleen verstaan wordt, maar de erkenning van Hem, dat Hij de Verlosser en Zaligmaker is, en tevens de gehoorzaamheid, en tenslotte het geloof in Hem? Want in de Doop ontvangt het kleine kind het teken des kruizes op voorhoofd en borst, wat het teken is van de inwijding in de erkenning en in de eredienst van de Heer. Onder de naam wordt ook iemands hoedanigheid verstaan, omdat eenieder in de geestelijke wereld naar zijn hoedanigheid wordt genoemd. Daarom betekent het aannemen van de naam van Christen de hoedanigheid, namelijk dat iemand uit Christus het geloof in Christus en de liefde jegens de naaste heeft. Dit wordt onder de naam verstaan in de Openbaring: De Zoon des Mensen zei: U hebt weinig namen in Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben; en zij zullen met Mij wandelen in witte, omdat zij het waardig zijn, (Openbaring 3:4); door "wandelen met de Zoon des Mensen in witte" wordt aangeduid: de Heer volgen, en leven naar de waarheden van Zijn Woord. Iets dergelijks wordt onder de naam verstaan bij Johannes: Jezus zei: De schapen horen Mijn stem, en Mijn eigen schapen roep Ik bij name, en Ik leid ze uit; Ik ga voor hen heen, en de schapen volgen Mij, omdat zij Mijn stem kennen; maar een vreemde zullen zij niet volgen, omdat zij de stem van de vreemde niet kennen”, (Johannes 10:3,4,5); "bij name" wil zeggen: bij hun hoedanigheid waardoor zij Christenen zijn; en "Hem volgen" wil zeggen: naar Zijn stem horen, dat wil zeggen, Zijn geboden gehoorzamen. Deze naam ontvangen allen in de Doop, want dit is in het teken.

Hemelse Verborgenheden 9936 (gedeeltelijk):

"En zij zal zijn op het voorhoofd van Aharon”, (Exodus 28:38); dat dit betekent uit de Goddelijke Liefde van de Heer, staat vast uit de uitbeelding van Aharon, zijnde de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede, en dit is het Goede van Zijn Goddelijke Liefde; en uit de betekenis van het voorhoofd, wanneer over de Heer wordt gehandeld, zijnde Zijn Goddelijke Liefde. Met het aangezicht van de Heer immers, of, wat hetzelfde is met het aangezicht van Jehovah, worden alle dingen aangeduid die van de Goddelijke Liefde zijn, zoals: de barmhartigheid, de vrede, het goede, de wijsheid. Dat het aangezicht van Jehovah, of het aangezicht van de Heer, die dingen betekent, is omdat met het aangezicht in het algemeen de innerlijke dingen van de mens worden aangeduid, welke diens aandoeningen zijn en de denkingen daaruit, aldus de dingen die van zijn liefde en geloof zijn. Dat die dingen met het aangezicht worden aangeduid, is omdat zij uit het aangezicht opblinken, zoals een afdruk of beeltenis; om welke reden ook het aangezicht de beeltenis van het gemoed wordt genoemd. Vandaar is het, dat met het aangezicht, wanneer over Jehovah of de Heer wordt gehandeld, die dingen worden aangeduid die van Zijn Goddelijke Liefde zijn. Dat met het voorhoofd in het bijzonder de Goddelijke Liefde zelf wordt aangeduid, is omdat aan de innerlijke dingen hun gebieden zijn toebedeeld in het aangezicht. De innerlijke dingen die van de liefde zijn, zijn in het gebied van het voorhoofd; die welke van de wijsheid en het inzicht zijn, zijn in het gebied van de ogen; die welke van de doorvatting zijn, zijn in het gebied van de neusgaten; die welke van het uitspreken zijn, zijn in het gebied van de mond. Daaruit blijkt, waarom met het voorhoofd, wanneer wordt gehandeld over de Heer, Die door Aharon wordt uitgebeeld, de Goddelijke Liefde wordt aangeduid. Omdat het voorhoofd bij de mens overeenstemt met zijn liefde, wordt daarom van hen die in de hemelse liefde zijn, dat wil zeggen, in de liefde tot de Heer uit de Heer, gezegd dat zij een teken in de voorhoofden hebben, waarmee wordt aangeduid dat zij in de bescherming van de Heer zijn, omdat zij in Zijn Liefde zijn.

Hemelse Verborgenheden 148.

Dat het eigene van de mens ‘rib’ genoemd wordt, welke een been van de borst is, en wel het eigen ik dat hem lief is, vindt hierin zijn oorzaak, dat bij de Oudsten de borst de naastenliefde betekende, want deze bevat het hart en de longen; en botten betekenden dingen van minder waarde, omdat daarin het minste leven zetelt. Vlees daarentegen betekende dingen die enig leven bezaten. Aan deze betekenissen ligt een diepe verborgenheid ten gronde, die aan de Oudsten bekend was.

 Hemel en Hel 96 (gedeeltelijk):

De overeenstemming van de twee rijken van de hemel met het hart en de long is de algemene overeenstemming van de hemel met de mens; een minder algemene echter is er met de afzonderlijke leden, organen, en ingewanden van hem; en hoedanig deze is, zal ook worden vermeld. Zij die in de Grootste Mens, welke de hemel is, in het hoofd zijn, zijn meer dan de overigen in elk goede; zij zijn immers in de liefde, de vrede, de onschuld, de wijsheid, het inzicht, en vandaar de vreugde en de gelukzaligheid; deze vloeien in het hoofd in, en in de dingen die van het hoofd zijn bij de mens, en daarmede overeenstemmen.

 

Zou de onderdompeling niet een juistere vorm zijn?

De Doop, heeft dezelfde betekenis en uitwerking als de totale wassing die door onderdompeling, in de wateren van de Jordaan werd gedaan.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 209.
De Doop betekent de wederverwekking uit de Heer door de ware dingen van het geloof vanuit het Woord. Dat de Doop is tot een teken dat de mens is van de Kerk, waar de Heer wordt erkend uit Wie de wederverwekking is, en waar het Woord is van waaruit de ware dingen van het geloof zijn waardoor de wederverwekking is. Dat de Doop niet geeft geloof, noch heil, maar dat het betuigt dat diegenen het zullen opnemen die worden wederverwekt. De wassingen in de Oude Kerken, en in de Israëlitische Kerk hebben uitgebeeld, en vandaar aangeduid de reinigingen van de boze en de valse dingen. Dat de wassingen van de klederen hebben aangeduid de zuivering van het verstand van de valse dingen en dat de wassing van de voeten heeft aangeduid de zuivering van de natuurlijke mens. Dat de wateren de ware dingen van het geloof betekenen. Dat de bron en de put van de levende wateren betekenen de ware dingen van het geloof uit de Heer, dus het Woord. Dat brood en water betekenen alle goede dingen van de liefde en alle ware dingen van het geloof. Dat de geest betekent het leven van het ware, of het leven van het geloof. Wat geest en vlees; dat de geest betekent het leven uit de Heer, en het vlees het leven uit de mens: Daaruit blijkt, wat wordt aangeduid met deze woorden van de Heer: "Tenzij iemand zal zijn verwekt geweest vanuit water en geest, hij kan niet inschrijden in het Koninkrijk Gods", namelijk dat als iemand niet zal zijn wederverwekt door de ware dingen van het geloof en door het leven ernaar, hij niet kan worden gezaligd. Dat alle wederverwekking geschiedt door de ware dingen van het geloof, en door het leven volgens deze. Dat de totale wassing, die geschiedde door de onderdompeling in de wateren van de Jordaan heeft betekend de wederverwekking zelf, eender de Doop.

Hemelse Verborgenheden 9088.

"Het zilver zal hij aan deszelfs heer teruggeven”, (Exodus 21:34); dat dit betekent door het ware bij hem wiens goede of ware in het natuurlijke verdraaid is, staat vast uit de betekenis van het zilver, zijnde het ware; en dat zilver geven is ‘terugkopen’ door het ware; en uit de betekenis van deszelfs heer, namelijk van hem wiens os of ezel viel in de kuil, dat wil zeggen, wiens goede of ware in het natuurlijke is verdraaid. De os immers is het goede in het natuurlijke, en de ezel is het ware daar; en in de kuil vallen is die dingen verdraaien. Hiermee is het als volgt gesteld: indien het goede of het ware door het valse wordt verdraaid, dan moet het verdraaide worden verbeterd door het ware, binnen de Kerk door het ware uit het Woord, of uit de leer die uit het Woord is; de oorzaak dat dit zo zal zijn is deze, dat het ware leert wat het boze en het het valse is, en zo de mens die ziet en erkent, en wanneer hij ziet en erkent, dan kan hij verbeterd worden; want de Heer vloeit in de dingen bij de mens in welke de mens weet, niet echter in de dingen die hij niet weet. Om deze reden verbetert Hij ook niet het boze of het valse voordat de mens is onderricht dat iets boos en vals is. Vandaar komt het, dat zij die boete zullen doen, hun boze dingen zullen zien en erkennen, en zo het leven van het ware zullen leven. Eender is het gesteld met de zuiveringen van de boze dingen van de liefden van zich en van de wereld. De zuiveringen van die liefden kunnen geenszins geschieden dan door de ware dingen van het geloof, omdat deze leren dat uit die liefden alle begeerten zijn. Vandaar kwam het, dat de besnijdenis bij de Israëlitische en de Joodse natie geschiedde door een mes van rotssteen; de besnijdenis immers betekende de zuivering van die vuile liefden, en het mes van rotssteen waarmee dit geschiedde, betekende het ware van het geloof. Door de ware dingen van het geloof wordt de mens ook wederverwekt; dit wordt aangeduid met de wassingen, waardoor zij oudtijds werden gereinigd; en hetzelfde eveneens heden ten dage met het doopwater; deze wateren immers betekenen de ware dingen van het geloof, waardoor de boze dingen worden verwijderd; en de doop betekent de wederverwekking. Uit deze dingen blijkt hoe vals degenen denken, die geloven dat de boze dingen of de zonden bij de mens worden afgewist, zoals de smerigheden van het lichaam door wateren worden afgespoeld; en dat zij die volgens de inzettingen van de Kerk oudtijds met wateren werden gewassen, gereinigd zijn geweest ten aanzien van de innerlijke dingen; alsmede dat men heden ten dage daardoor wordt gezaligd dat men gedoopt wordt; terwijl toch de wassingen oudtijds de reiniging van de innerlijke dingen uitbeeldden, en het dopen de wederverwekking betekent; de wateren zijn daar de ware dingen van het geloof waardoor de mens wordt gereinigd en wederverwekt, want daardoor worden de boze dingen verwijderd. De Doop is voor hen die binnen de Kerk zijn, omdat dezen het Woord hebben, waar de ware dingen van het geloof zijn, waardoor de mens wordt wederverwekt. 

Hemelse Verborgenheden 10239 (gedeeltelijk):

"En wassen zullen Aharon en zijn zonen daaruit”, (Exodus 30:19); dat dit betekent het uitbeeldende van de zuivering en van de wederverwekking van de mens door de Heer, staat vast uit de betekenis van wassen, wat de zuivering is; uit de uitbeelding van Aharon, die de Heer is ten aanzien van het hemels Goddelijk Goede; en uit de uitbeelding van de zonen van Aharon, zijnde de Heer ten aanzien van het geestelijk Goddelijk Goede. Uit welke dingen blijkt, dat met ‘wassen zullen Aharon en zijn zonen daaruit’, wordt aangeduid het uitbeeldende van de zuivering van de mens door de Heer; dat het ook het uitbeeldende van de wederverwekking is, komt omdat de wederverwekking ook werd uitgebeeld door de wassing, maar door de wassing van het gehele lichaam, en deze wassing werd de Doop genoemd. Maar de wederverwekking verschilt hierin van de zuivering, dat de wederverwekking het voorafgaande is, en de zuivering het daarop volgende; niemand immers kan van de boze en de valse dingen worden gezuiverd dan alleen hij die wordt wederverwekt, en nadat hij is wederverwekt; want hij die niet is wederverwekt, wordt weliswaar van de boze dingen afgeleid voor zoveel als hij het toelaat, maar hij wordt er niet van gezuiverd; hij is immers steeds onzuiver. Anders de wederverwekte mens; deze wordt dagelijks gezuiverd en dit wordt verstaan onder de woorden van de Heer tot Petrus: "Die gewassen is, heeft niet van node dan dat hij ten aanzien van de voeten wordt gewassen, zo is hij gans rein”, (Johannes 13:10); die gewassen is, betekent die is wederverwekt.

Ware Christelijke Religie 688.

Men leest bij Maleachi: "Ziet, Ik zend Mijn engel, die de weg van voor Mij bereiden zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen de Heer, die gijlieden zoekt, en de engel van het verbond, naar wie u verlangt; wie zal de dag van Zijn komst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt, (Maleachi 3:1,2); en wederom: "Ziet, Ik zend ulieden de profeet Elia, eer dat de grote en verschrikkelijke dag van Jehovah komt, opdat Ik niet kome, en de aarde met de ban sla”, (Maleachi 4:5,6). Zacharias, de vader, profeterende aangaande zijn zoon Johannes, zegt:"Gij knaap zult profeet van de Allerhoogste genoemd worden; u zult voor het aangezicht van de Heer voor heengaan, om Zijn wegen te bereiden”, (Lukas 1:76); en de Heer Zelf met betrekking tot deze Johannes: "Deze is het, van wie geschreven is: Ziet, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht die Uw weg voor U heen bereiden zal, (Lukas 7:27). Hieruit blijkt duidelijk, dat Johannes deze Profeet was, die gezonden werd om de weg te bereiden voor Jehovah God, die in de wereld neerdalen en de verlossing volbrengen zou; en dat hij deze weg bereidde door de Doop, en door toen de Komst van de Heer te verkondigen; en dat zonder deze voorbereidingen allen daar met de ban geslagen en te gronde gegaan zouden zijn.
 

 

Welke reden bestaat er voor de instelling van herdoop in de Nieuwe Kerk?

De reden, dat de Doop van de Oude Kerk niet in de Naam van de Heer in Zijn Nieuwe Komst is, en dat de wateren daarvan geen uitbeelding zijn van de waarheden van Zijn Drievuldig Woord.

Ware Christelijke Religie 669.

De twee Sacramenten, Doop en Heilig Avondmaal, zijn in de Christelijke Kerk als twee kleinoden in de scepter van de koning. Kent men de nutten daarvan niet, zo zijn zij slechts als twee figuren uit ebbenhout aan een staf. Deze twee Sacramenten in de Christelijke Kerk kunnen ook vergeleken worden met de twee robijnen of karbonkels op de mantel van een keizer; kent men de nutten daarvan niet, zo zijn ze als twee carneolen of kristallen op een toga. Zonder de door de geestelijke zin onthulde nutten van deze twee Sacramenten, zouden daarover slechts gissingen worden uitgestrooid, zoals de gissingen bij diegenen zijn, die uit de sterren waarzeggen, ja zelfs zoals zij oudtijds bij diegenen waren, die uit de vlucht van vogels of uit ingewanden voortekenen opmaakten. De nutten van deze twee Sacramenten kunnen worden vergeleken met een tempel, die tengevolge van zijn ouderdom in de aarde is verzonken, en tot aan het dak met puin rondom overdekt ligt, en waarover jongemannen en grijsaards lopen, met wagens en te paard heenrijden, zonder te weten, dat onder hun voeten zo’n tempel verborgen is, waarin zich altaren van goud, wanden van binnen van zilver, en versieringen uit kostbaar gesteente bevinden. Deze kostbaarheden kunnen alleen uitgegraven worden en aan het licht gebracht, door middel van de geestelijke zin, welke heden werd onthult voor de Nieuwe Kerk, om van nut te zijn in de eredienst van de Heer. Deze Sacramenten kunnen ook vergeleken worden met een dubbele tempel, waarvan de een beneden en de ander boven is; en in de onderste daarvan wordt het Evangelie gepredikt ten aanzien van de Nieuwe Komst van de Heer, en ook ten aanzien van de wederverwekking en bijgevolg over de zaligmaking uit Hem. Van deze tempel leidt rondom het altaar heen een gang omhoog naar de bovenste tempel, waarin het Heilig Avondmaal gevierd wordt, en vandaar voert een toegang tot de hemel, alwaar de Heer hen ontvangt. Ook kunnen zij vergeleken worden met de Tabernakel, waarin na de ingang de ‘tafel’ verschijnt, waarop de ‘broden der aangezichten’ in hun orde liggen gerangschikt, en ook het gouden altaar voor het reukwerk, en in het midden de kandelaar met de aangestoken lampen, waardoor al deze dingen zichtbaar worden; en tenslotte wordt voor hen, die zich verlichten laten, de voorhang tot het heilige der heiligen geopend, alwaar, in de plaats van de Ark, welke de Decaloog bevatte, het Woord is nedergelegd, waarover de genadestoel is geplaatst met de Cherubim van goud. Deze dingen zijn uitbeeldingen van die twee Sacramenten met hun nutten.

 Apocalyps Onthuld 813.

En Zijn Echtgenote zich bereid heeft’, (Openbaring 19:7) betekent dat zij die van deze Kerk, Nova Hierosolyma, zullen zijn, verzameld, ingewijd en onderricht worden. Met de Echtgenote wordt de Nieuwe Kerk van de Heer aangeduid, zijnde Nova Hierosolyma, hetgeen helder blijkt uit het volgende eenentwintigste hoofdstuk, waar deze woorden staan:"Ik zag de Heilige Stad Nova Hierosolyma, nederdalende uit God vanuit den hemel, toebereid zoals een bruid versierd voor haar echtgenoot", vers 2. En in hetzelfde hoofdstuk: "Een engel kwam tot mij, zeggende: Kom ik zal u tonen de bruid, de echtgenote van het Lam; en hij toonde mij de grote stad, het Heilige Hierosolyma, neerdalende vanuit den hemel uit God, vers 9, 10. Daarmee, dat de echtgenote zich heeft bereid, wordt aangeduid dat zij vanuit die Nieuwe Kerk van de Heer zullen zijn, worden verzameld, ingewijd, en onderricht; en omdat deze dingen worden aangeduid met zij heeft zich bereid, volgt derhalve "dat de echtgenote bekleed was met rein en glanzend fijn lijnwaad", waarmee de inwijding door het onderricht wordt aangeduid.

 

Welke woorden worden direct na de doop uitgesproken?

"Gij hebt nu door de Doop de naam van de Heer aangenomen en zijt in de hemel ingeschreven onder degenen, die de Heer in Zijn Wederkomst opnemen, en op aarde in de Nieuwe Kerk van de Heer”, (Doopformulier).

 

Wanneer is een doop innerlijk in orde?

Wanneer de dopeling een levende erkenning heeft van de Heer, van Zijn Woord en van Zijn Kerk, en de wil om het leven van de wederverwekking te leiden.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 202.

De Doop is ingesteld tot een teken dat de mens is van de Kerk, en ter gedachtenis dat hij moet worden wederverwekt: de wassing immers van de Doop is niets anders dan een geestelijke wassing, hetgeen is de wederverwekking.

Het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 203.

Alle wederverwekking geschiedt uit de Heer door de ware dingen van het geloof, en door het leven daarnaar. Daarom betuigt de Doop dat de mens is van de Kerk, en dat hij kan worden wederverwekt; want in de Kerk wordt de Heer erkend Die wederverwekt, en daar is het Woord, waar de ware dingen van het geloof zijn waardoor de wederverwekking is.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 204.

Dit leert de Heer bij Johannes: "Tenzij iemand zal zijn verwekt vanuit water en geest, hij kan niet inschrijden in het Koninkrijk Gods", (Johannes 3:5); het water in de geestelijke zin is het ware van het geloof vanuit het Woord, de geest is het leven daarvan, en verwekt worden is daarvanuit wederverwekt worden.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 208.

Daaruit kan vaststaan, wat wordt verstaan onder de woorden van de Heer bij Markus: "Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn geweest, zal gezaligd worden; wie echter niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden", (Markus 16:16). Wie geloofd zal hebben, is wie de Heer erkent, en opneemt de Goddelijke Ware dingen uit Hem door het Woord; wie gedoopt zal zijn geweest, is wie door de dingen uit de Heer wordt wederverwekt.

Ware Christelijke Religie 677.

Het eerste nut van de Doop is de inleiding in de Christelijke Kerk, en tegelijk dan de inlijving onder de Christenen in de geestelijke wereld. Dat de Doop de inleiding in de Christelijke Kerk is, blijkt uit vele dingen, bijvoorbeeld uit de volgende: 1. Dat de Doop in de plaats van de besnijdenis werd ingesteld, en dat, evenals de besnijdenis een teken was dat men tot de Israëlitische Kerk behoorde, de Doop een teken is, dat men tot de Christelijke Kerk behoort; en het teken bewerkt niets anders, dan dat men erkend wordt, zoals men aan de kleine kinderen van twee moeders lintjes van verschillende kleur bindt om ze van elkaar te onderscheiden en niet te verwisselen. 2. Dat de Doop slechts een teken van de inleiding in de Kerk is, blijkt duidelijk uit de Doop van de kleine kinderen, die geheel en al van rede verstoken zijn, en niet geschikter om iets van het geloof op te nemen dan de nieuwe takken van een boom. 3. Dat niet alleen de kleine kinderen gedoopt worden, maar ook alle vreemde bekeerlingen die tot de Christelijke Godsdienst bekeerd worden, zowel kleinen als groten, en dit vooraleer zij onderwezen zijn geworden, op de belijdenis alleen, dat zij het Christendom willen omhelzen, waarin zij door de Doop worden ingewijd; hetgeen ook de Apostelen deden, overeenkomstig de woorden van de Heer: dat zij alle natiën tot discipelen zouden maken en hen dopen”, (Mattheüs 28:19). 4. Dat Johannes allen, die tot hem kwamen uit Judea en Jeruzalem, doopte in de Jordaan, (Mattheüs 3:6; Markus 1:5). Dat het in de Jordaan geschiedde vond hierin zijn oorzaak, dat deze rivier de toegang was tot het land Kanaän, en door het land Kanaän de Kerk werd aangeduid, die daar was, en vandaar door de Jordaan de inleiding in de Kerk; maar dit geschiedt op aarde. In de hemelen echter worden de kleine kinderen door de Doop in de Christelijke hemel binnengeleid, en hun worden daar door de Heer engelen toegewezen, die voor hen zorg dragen. Zodra daarom de kleine kinderen gedoopt zijn, worden engelen over hen aangesteld, door wie zij in een staat worden gehouden om het geloof in de Heer te ontvangen. Maar naarmate zij opgroeien, en over zichzelf beginnen te beschikken en zich in het bezit van eigen rede te verheugen, verlaten de beschermengelen hen, en trekken zij zelf zulke geesten naar zich toe, die met hun leven en geloof één maken. Hieruit blijkt duidelijk, dat de Doop de inlijving onder de Christenen ook in de geestelijke wereld is.

Ware Christelijke Religie 685.

Uit hetgeen hiervoor en nu gezegd is kan men zien, dat de drie nutten van de Doop als één samenhangen, zoals de eerste oorzaak, de middelste oorzaak, die de uitwerkende is, en de laatste oorzaak, die de uitwerking en het eigenlijke einddoel is, ter wille waarvan de vorige zijn. Want het eerste nut is, dat men een Christen genoemd wordt; het tweede daaruit volgend, is, dat men de Heer, de Verlosser, Wederverwekker en Zaligmaker kent en erkent; en het derde is, dat men uit Hem wederverwekt wordt; en wanneer dit geschiedt is, is men verlost en behouden. Daar deze drie nutten in orde op elkander volgen, en zich in het laatste verbinden, en vandaar in de voorstelling van de engelen als één samenhangen, daarom verstaan, wanneer een Doop voltrokken wordt, of in het Woord van de Doop gelezen en de Doop genoemd wordt, de daarbij tegenwoordige engelen niet de Doop, maar de wederverwekking. Vandaar wordt onder deze woorden van de Heer: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, (Markus 16:16), door de engelen in de hemel verstaan, dat wie de Heer erkent en wederverwekt wordt, zalig zal worden. Vandaar komt het ook, dat de Doop door de Christelijke Kerken op aarde het ‘bad der wederverwekking ‘ wordt genoemd. Laat daarom de Christen weten, dat hij die niet in de Heer gelooft, hoewel hij gedoopt is, niet kan worden wederverwekt, en dat de Doop zonder het geloof in de Heer hoegenaamd niets uitwerkt. Dat de Doop de zuivering van boosheden insluit, en zo dus de wederverwekking, kan ieder Christen overbekend zijn, want wanneer hij als klein kind gedoopt wordt, maakt de priester met de vinger op voorhoofd en borst het teken des kruizes als een gedachtenis aan de Heer, en daarna wendt hij zich tot de peetouders, en vraagt, of het kind afziet van de duivel en van al zijn werken, en of hij het geloof aanneemt, waarop door de peetouders in de plaats van het kind geantwoord wordt: Ja. Het afzien van de duivel, dat wil zeggen, van de boosheden die uit de hel komen, en het geloof in de Heer, vervolmaken de wederverwekking.

 

 

Wanneer is de doop van een kind innerlijk in orde?

Wanneer de ouders of de voogd zulk een levende erkenning en wil hebben.

Zie bij de vorige vraag WCR 685.
 

 

 

Loopt een kind enig gevaar wanneer het niet gedoopt is?

Een niet-gedoopt kind, hoewel door de Heer beschermd, staat meer bloot aan de invloed van niet-Christelijke geesten dan een gedoopt kind.

Ware Christelijke Religie 678.

Dat niet alleen de kleine kinderen, maar allen door de Doop onder de Christenen in de geestelijke wereld worden ingelijfd, komt omdat de volken en natiën in die wereld naar hun godsdienstigheden worden onderscheiden: de Christenen zijn in het midden, de Mohammedanen rondom hen heen, de afgodendienaren van velerlei soort achter dezen, en de Joden aan de zijden. Bovendien zijn allen van dezelfde godsdienst in gezelschappen gerangschikt, in de hemel overeenkomstig de aandoeningen van de liefde tot God en jegens de naaste, in de hel in groepen overeenkomstig de aan deze beide liefden tegenovergestelde aandoeningen, dus overeenkomstig de begeerten van het boze. In de geestelijke wereld, waaronder wij zowel de hemel als de hel verstaan, zijn alle dingen op allerstrengst onderscheiden wijze geordend in het algemeen en in elk deel, of in geslacht en in elk soort. Van de scherp onderscheiden ordening hangt daar de instandhouding van het gehele heelal af; en deze onderscheiding is niet mogelijk, tenzij eenieder, nadat hij geboren is, aan enig teken onderkend kan worden, tot welke religieuze gemeenschap hij behoort; want zonder het Christelijke teken, dat de Doop is, zou de een of andere mohammedaanse geest, of iemand uit de afgodendienaren, zich bij de pasgeboren Christelijke kinderen en ook bij de knapen kunnen voegen, en hun een neiging tot zijn godsdienst inblazen, en zo dus hun gemoederen aftrekken en hen van het Christendom vervreemden, hetgeen gelijk zou staan met de geestelijke orde te verdraaien en te verstoren.

 Ware Christelijke Religie 729.

Diegenen echter, die in de vroegste kindsheid of in de knapenjaren sterven, en dus niet de leeftijd bereiken, waarop zij waardig het Heilig Avondmaal naderen kunnen, worden uit de Heer door de Doop binnengeleid, want, de Doop is de inleiding in de Christelijke Kerk, en dan tevens de inlijving onder de Christenen in de geestelijke wereld. De Kerk en de hemel zijn daar één, zodat voor hen daar de inleiding in de Kerk ook de inleiding in de hemel is; en aangezien zij daar worden opgevoed onder toezicht van de Heer, worden zij meer en meer wederverwekt, en worden zij Zijn zonen, want zij weten van geen andere Vader. Maar de kleine kinderen en knapen, die buiten de Christelijke Kerk geboren zijn, worden door een ander middel dan de Doop na aanneming van het geloof in de Heer in de voor hun godsdienst aangewezen hemel binnengeleid, maar zij worden niet vermengd met hen, die in de Christelijke hemel zijn. Want er bestaat niet enige natie op de ganse aardbol, die niet zalig zou kunnen worden, zo zij God erkent en goed leeft; want de Heer heeft dezen allen verlost, en de mens is geestelijk geboren, waardoor hij het vermogen heeft om de gave van de verlossing te ontvangen. Zij, die de Heer ontvangen, dat wil zeggen, geloof in Hem hebben, en niet in de boosheden van het leven zijn, worden genoemd ‘zonen Gods en uit God geborenen’, (Johannes 1:12,13; 11:52); voorts ‘zonen des koninkrijks’, (Mattheüs 13:38); en ook ‘erfgenamen’, (Mattheüs 19:29; 25:34); de ‘discipelen van de Heer’ worden ook ‘zonen’ genoemd, (Johannes 13:33); en bovendien worden alle engelen zo genoemd, (Job 1:6; 2:1).

 Hemel en Hel 329.

Het is het geloof van sommigen dat slechts de kleine kinderen die binnen de Kerk zijn geboren, in de hemel komen, niet echter zij die buiten de Kerk zijn geboren. Als oorzaak geven zij op dat de kleine kinderen binnen de Kerk gedoopt zijn, en door de Doop ingewijd in het geloof van de Kerk. Maar zij weten niet dat niemand door de Doop de hemel of het geloof heeft; de Doop is slechts tot een teken en een gedachtenis dat de mens moet worden wederverwekt, en dat diegene kan worden wederverwekt die binnen de Kerk is geboren, aangezien daar het Woord is, waar de Goddelijke ware dingen zijn waardoor de wederverwekking geschiedt, en daar de Heer bekend is, uit Wie de wederverwekking geschiedt. Laten zij dus weten dat ieder klein kind, onverschillig waar het geboren is, hetzij binnen de Kerk, hetzij buiten haar, hetzij uit vrome ouders, hetzij uit goddeloze, wanneer het sterft, door de Heer wordt opgenomen en in de hemel wordt opgevoed, en volgens de Goddelijke Orde geleerd en met aandoeningen van het goede doordrenkt, en hierdoor met erkentenissen van het ware. Daarna wordt het, naar gelang het in inzicht en wijsheid wordt vervolmaakt, binnengeleid in de hemel, en wordt een engel. Eenieder die vanuit de rede denkt, kan weten dat niemand geboren is tot de hel, maar allen tot de hemel; en dat de mens zelf schuld heeft dat hij in de hel komt, maar dat de kleine kinderen nog in geen schuld kunnen zijn.

Hemel en Hel 416.

Dat de hemel van de Heer onmetelijk is, kan hieruit alleen al vaststaan dat alle kleine kinderen, hetzij zij binnen, hetzij buiten de Kerk geboren zijn, door de Heer worden aangenomen en engelen worden van wie het getal oploopt tot het vierde of het vijfde deel van het gehele menselijke geslacht. Dat ieder klein kind, waar het ook geboren is, hetzij binnen de Kerk, hetzij buiten haar, hetzij uit vrome ouders, hetzij uit goddeloze ouders, wanneer het sterft, door de Heer wordt opgenomen, en in de hemel opgevoed, en volgens de Goddelijke Orde onderwezen en doordrenkt van de aandoeningen van het goede, en daardoor met de erkentenissen van het ware, en daarna naar gelang het in inzicht en wijsheid wordt vervolmaakt, in de hemel wordt binnengeleid, en een engel wordt, zie men boven, n.329. Hoe groot die menigte dus is van engelen in de hemelen, van de eerste Schepping aan tot de huidige tijd toe, die alleen al uit hen is ontstaan, kan men hieruit opmaken.

 

 

Wat zijn de vragen, welke in het Sacrament van de Doop worden gesteld? 

1.         "Erkent u dat de Heer Jezus Christus in Zijn Goddelijk Menselijke de Ene en Enige God is van hemel en aarde?

2.         Erkent u dat de Heer Zijn Wederkomst heeft volbracht en tegenwoordig is in het Woord van Zijn Derde Testament om Zijn Nieuwe Kerk te stichten?

3.         Erkent u dat boosheden moeten worden geschuwd als zonden tegen de Heer, opdat u het leven van geloof, naastenliefde en liefde tot de Heer, het Goddelijk Wezen van het eeuwige leven, moogt ontvangen?

4.         Wilt u daarom gedoopt worden, (Wilt u dit kind laten dopen) in de Naam van de Heer Jezus Christus?"

            (Uit het Doopformulier).

 

Welke woorden worden bij de Doop zelf uitgesproken?

"(Naam van de dopeling), ik doop u in de Naam van de Heer Jezus Christus, Vader Zoon en Heilige Geest. Amen."

Mattheüs 28:19;

"Gaat dan heen, onderwijst al de volken, deze dopende in de Naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest, lerende hen onderhouden al wat Ik u geboden heb".

Handelingen 10:48:

"En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in de Naam van de Heer".

Ware Christelijke Religie 682.

Onder de Naam van de Heer Jezus Christus wordt in het Woord niets anders verstaan dan de erkenning van Hem en een leven overeenkomstig Zijn geboden. De reden, waarom Zijn Naam deze betekenis heeft, zie men in de uitlegging van het tweede gebod in de Decaloog: "Gij zult de naam van God niet ijdellijk gebruiken." Niets anders wordt onder de naam van de Heer verstaan in de volgende plaatsen: Jezus zei: Gij zult van alle natiën gehaat worden om Mijn naam, (Mattheüs 10:22; 24:9,10); Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in het midden van hen, (Mattheüs 18:20); Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven zonen Gods te zijn, hun die in Zijn naam geloven, (Johannes 1:12); Velen geloofden in Zijn naam, (Johannes 2:23); Die niet geloofd, is alreeds geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de enigverwekte Zoon Gods, (Johannes 3:17,18); Zij die geloven, zullen het leven hebben in Zijn naam, (Johannes 20:31); Om Mijns naams wil hebt u gearbeid, en bent niet moe geworden, (Openbaring 2:3), en elders. Wie kan niet zien, dat onder de Naam van de Heer in deze plaatsen niet de naam alleen verstaan wordt, maar de erkenning van Hem, dat Hij de Verlosser en Zaligmaker is, en tevens de gehoorzaamheid, en ten slotte het geloof in hem? Want in de Doop ontvangt het kleine kind het teken des kruizes op voorhoofd en borst, wat het teken is van de inwijding in de erkenning en in de eredienst van de Heer. Onder de naam wordt ook iemands hoedanigheid verstaan, omdat eenieder in de geestelijke wereld naar zijn hoedanigheid wordt genoemd. Daarom betekent het aannemen van de naam van Christen de hoedanigheid, namelijk dat iemand uit Christus het geloof in Christus en de liefde jegens de naaste heeft. Dit wordt onder de naam verstaan in de Openbaring: De Zoon des Mensen zei: Gij hebt weinige namen in Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben; en zij zullen met Mij wandelen in witte, overmits zij het waardig zijn, (Openbaring 3:4); door "wandelen met de Zoon des Mensen in witte" wordt aangeduid: de Heer volgen, en leven naar de waarheden van Zijn Woord. Iets dergelijks wordt onder de naam verstaan bij Johannes: Jezus zei: De schapen horen Mijn stem, en Mijn eigen schapen roep Ik bij name, en Ik leid ze uit; Ik ga voor hen heen, en de schapen volgen Mij, overmits zij Mijn stem kennen; maar een vreemde zullen zij niet volgen, overmits zij de stem van de vreemde niet kennen, (Johannes 10:3,4,5); "bij name" wil zeggen: bij hun hoedanigheid waardoor zij Christenen zijn; en "Hem volgen" wil zeggen: naar Zijn stem horen, dat wil zeggen Zijn geboden gehoorzamen. Deze naam ontvangen allen in de Doop, want hij is in het teken.

 

Wat is het tweede nut van de doop?

Dat de Christen de Heer Jezus Christus, de Verlosser en Zaligmaker, mag kennen en erkennen, en Hem volgen.

Ware Christelijke Religie 681.

Dit tweede nut van de Doop, wat daarin bestaat, dat men de Heer, de Verlosser en Zaligmaker Jezus Christus mag kennen, volgt onafscheidelijk op het eerste, dat de inleiding in de Christelijke Kerk en in de inlijving onder de Christenen in de geestelijke wereld bestaat; en wat zou dit eerste nut zonder dit daarop volgende tweede nut zijn dan alleen maar een naam. Het zou inderdaad niets anders zijn dan als een onderdaan, die zich aan een koning hecht, en toch de wetten van de koning of van het vaderland verwerpt, en zich aan een barbaarse koning hecht, en hem dient; of niet anders dan als een knecht, die zich in dienst stelt van een heer, en klederen als diens livrei ontvangt, en dan wegvlucht, en in diens klederen een ander dient; of niet anders dan als een vaandrig, die met het vaandel wegloopt, het in stukken snijdt, en de flarden daarvan óf in de lucht werpt, óf onder de voeten van de soldaten, om vertreden te worden. Kortom, de naam hebben van een Christen te zijn, dat wil zeggen, Christus toe te behoren, en Hem niet erkennen en Hem niet volgen, dat wil zeggen, niet leven overeenkomstig Zijn geboden, is even ijl als een schaduw, als rook, en als een zwart geworden schilderij; want de Heer zegt: "Wat noemt u Mij Heer, en doet niet hetgeen Ik zeg”, (Lukas 6:46 en vervolg); "Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heer, Heer! maar dan zal Ik hun bekennen: Ik ken u niet", (Mattheüs 7:22,23).

 

 

Hoe wordt dit vervuld?

Door onderwijzing, gehoorzaamheid en vandaar geloof in de Heer.

Zie hierboven WCR 681 - 682.
 

 

 

 

Wat is het derde nut van de doop?

Dat de mens wordt wederverwekt.

Ware Christelijke Religie 684.

Dit nut is het eigenlijke nut, ter wille waarvan de Doop bestaat, dus dat van het einddoel. De reden hiervan is, dat de ware Christen de Heer Jezus Christus, de Verlosser, kent en erkent, die, omdat Hij de Verlosser is, ook de Wederverwekker is. Dat de verlossing en de wederverwekking één maken, zie men in het hoofdstuk over hervorming en wederverwekking, (hoofdstuk 8); voorts, omdat de Christen het Woord bezit, waarin de middelen van de wederverwekking beschreven zijn, en de middelen zijn daar het geloof in de Heer en de naastenliefde jegens de naaste. Dit is hetzelfde als hetgeen gezegd wordt van de Heer, namelijk, dat Hij doopt met de Heilige Geest en met vuur, (Mattheüs 3:11; Markus 1:8 tot 11; Lukas 3:16; Johannes 1:33). Onder de Heilige Geest wordt het Goddelijk Ware van het geloof verstaan, en onder het vuur het Goddelijk Goede van de liefde of van de naastenliefde, beide voortgaande uit de Heer; en door middel van deze beide geschiedt alle wederverwekking uit de Heer. Dat de Heer Zelf door Johannes gedoopt werd, (Mattheüs 3:13-17; Markus 1:9; Lukas 3:21,22), geschiedde niet alleen, omdat Hij voor de toekomst de Doop wilde instellen, en met het voorbeeld voorgaan, maar ook omdat Hij Zijn Menselijke verheerlijkte, en dit Goddelijk maakte, zoals Hij de mens wederverwekt, en hem geestelijk maakt.

 

 

Hoe wordt dit vervuld?

Door de inplanting van de liefde tot de Heer, de naastenliefde en het geloof, na verzoekingen waardoor boosheden en valsheden verwijderd zijn.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 205.

Omdat een elk die wordt wederverwekt ook verzoekingen ondergaat, wat geestelijke gevechten tegen de boze en valse dingen zijn, worden daarom met ‘de wateren van de Doop’ ook die aangeduid.

Hemelse Verborgenheden 3122 (gedeeltelijk):

Bovendien is het met deze waarheid, waardoor de naastenliefde wordt aangeduid, zo gesteld, dat de Oudsten, die hemels waren, onder de barmhartigheid en de waarheid, die van de Heer komen, niets anders verstonden dan de opneming van de invloed van de liefde tot de Heer en van de daaruit voortvloeiende liefde jegens de naaste. De Ouden daarentegen, die geestelijk waren, verstonden onder de barmhartigheid en de waarheid, die van de Heer bij hen waren, de naastenliefde en het geloof. De reden hiervan is deze, dat de hemelsen nooit over de dingen dachten, die tot het geloof of het ware behoren, maar over de dingen, die tot de liefde of het goede behoren. Ook werden de hemelse mensen door liefde jegens de naaste in de liefde tot de Heer ingeleid, wanneer zij hervormd en wederverwekt werden. Hieruit blijkt duidelijk, dat onder de barmhartigheid van de Heer niets anders verstaan wordt dan de innerlijke gewaarwording van de invloed van de liefde tot Hem, en onder de waarheid de daaruit voortvloeiende invloed van de liefde jegens de naaste.

Hemelse Verborgenheden 3212 (gedeeltelijk):

Wanneer de mens wordt wederverwekt, wordt hij geheel en al een ander, en wordt nieuw; daarom ook wordt hij, wanneer hij wederverwekt is "wederom geboren" en "opnieuw geschapen" genoemd. Dan is, hoewel hij eenzelfde gelaat en eenzelfde spraak heeft, niettemin zijn gemoed niet hetzelfde. Zijn gemoed is, wanneer hij wederverwekt is, hemelwaarts geopend, en daarin woont de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste met het geloof. Het is het gemoed dat de mens tot een ander en nieuw mens maakt.

 

Wat heeft de doop van Johannes bewerkstelligd?

Inleiding in de komende Kerk van de Heer en inlijving in de hemel onder degenen, die de Messias verwachtten en naar Hem verlangden; vandaar, de sluiting van de hellen en de bewaring van de Joden voor de volledige ondergang.

Ware Christelijke Religie 689 (gedeeltelijk):

Dat de weg door de Doop van Johannes werd voorbereid, vond hierin zijn oorzaak, dat men door middel van de Doop, zoals boven werd aangetoond, werd ingeleid in de toekomstige Kerk van de Heer, en in de hemel onder hen aldaar, die de Messias verwachtten en naar Hem verlangden, en men zo dus door de engelen behoed werd, opdat niet de duivels uit de hel breken en hen verderven zouden.

Apocalyps Onthuld 776 (gedeeltelijk):

Zij zagen niettemin dat de Doop Heilig en een Sacrament is, omdat deze tot een ‘teken en tot een gedachtenis’ is dat de mens kan worden wederverwekt uit de Heer door de ware dingen vanuit het Woord, tot een teken voor de hemel, en tot een gedachtenis voor de mens, en dat de mens door die Doop wordt binnengeleid in de Kerk, zoals de zonen Israëls door de overgang van de Jordaan in het land Kanaän, en zoals de bewoners van Jeruzalem tot de opneming van de Heer door de Doop van Johannes. Want zonder dat teken in de hemel vóór de engelen hadden de Joden niet kunnen blijven bestaan en leven bij het komen van Jehovah, dat wil zeggen, van de Heer in het vlees.

 

Wat betekent "de Doop met water"?

Het berouw, en de reiniging van de uitwendige mens.

Ware Christelijke Relig 690.

Wat de Doop van Johannes betreft, deze beeldde de reiniging van de uitwendige mens uit, maar de Doop, die heden ten dage bij de Christenen is, beeldt de reiniging van de innerlijke mens uit, welke de wederverwekking is. Daarom leest men, dat Johannes met water doopte, maar dat de Heer doopt met de Heilige Geest en met vuur; en daarom wordt de Doop van Johannes de ‘Doop van de boetedoening’ genoemd, (Mattheüs 3:11; Markus 1:4 en vervolg; Lukas 3:16; Johannes 1:25,26,33; Handelingen 1:22; 10:37; 18:25). De Joden, die gedoopt werden, waren louter uitwendige mensen, en de uitwendige mens kan, zonder het geloof in Christus, niet innerlijk worden. Dat zij, die gedoopt werden met de Doop van Johannes, innerlijke mensen werden, toen zij het geloof in Christus aannamen, en toen in de naam van Jezus gedoopt werden, zie men in de (Handelingen der Apostelen 19:3 tot 6).

 

Wat betekent "de Doop met de Heilige Geest en met vuur"?

De reiniging van de innerlijke mens of de wederverwekking, door het Goddelijk Ware van het geloof en door het Goddelijk Goede van de liefde of de naastenliefde.

Ware Christelijke Religie 686 (gedeeltelijk):

In het Woord wordt gezegd, dat de Heer, onze Verlosser, doopt met de Heilige Geest en met vuur, en dat daaronder wordt verstaan, dat de Heer de mens wederverwekt door het Goddelijk Ware van het geloof, en door het Goddelijk Goede van de liefde of de naastenliefde. Zij, die wederverwekt zijn door de Heilige Geest, dat wil zeggen, door het Goddelijk Ware van het geloof, zijn in de hemelen onderscheiden van hen, die zijn wederverwekt door het vuur, dat wil zeggen, door het Goddelijk Goede van de liefde. Zij, die door het Goddelijk Ware van het geloof werden wederverwekt, gaan in de hemel in klederen van wit fijn lijnwaad, en worden geestelijke engelen genoemd; maar zij, die zijn wederverwekt door het Goddelijk Goede van de liefde, gaan in purperen klederen, en worden hemelse engelen genoemd.

 

 

Waarom wordt de Heer door Johannes gedoopt?

Beide ter instelling van de Doop, en omdat het Hem behaagde Zijn Menselijke te verheerlijken en Goddelijk te maken overeenkomstig dezelfde orde, waarin Hij de mens wederverwekt en geestelijk maakt. W 684

Ware Christelijke Religie 684.

Dit nut is het eigenlijke nut, ter wille waarvan de Doop bestaat, dus dat van het einddoel. De reden hiervan is, dat de ware Christen de Heer Jezus Christus, de Verlosser, kent en erkent, die, omdat Hij de Verlosser is, ook de Wederverwekker is. Dat de verlossing en de wederverwekking één maken, zie men in het hoofdstuk over de hervorming en de wederverwekking, (hoofdstuk 8); voorts, omdat de Christen het Woord bezit, waarin de middelen van de wederverwekking beschreven zijn, en de middelen zijn daar het geloof in de Heer en de naastenliefde jegens de naaste. Dit is hetzelfde als hetgeen gezegd wordt van de Heer, namelijk dat Hij doopt met de Heilige Geest en met vuur, (Mattheüs 3:11; Markus 1:8 tot 11; Lukas 3:16; Johannes 1:33). Onder de Heilige Geest wordt het Goddelijk Ware van het geloof verstaan, en onder het vuur het Goddelijk Goede van de liefde of de naastenliefde, beide voortgaande uit de Heer; en door middel van deze beide geschiedt alle wederverwekking uit de Heer. Dat de Heer Zelf door Johannes gedoopt werd, (Mattheüs 3:13 tot 17; Markus 1:9; Lukas 3:21,22), geschiedde niet alleen, omdat Hij voor de toekomst de Doop wilde instellen, en met het voorbeeld voorgaan, maar ook omdat Hij Zijn Menselijke verheerlijkte, en dit Goddelijk maakte, zoals Hij de mens wederverwekt, en hem geestelijk maakt.

 

 

volgende hoofdstuk - inhoudsopgave

Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 2010.