Vragen en Antwoorden met Bevestigingen uit de Geschriften van Swedenborg

Hoofdstuk 3 - DE VAL, DE VOORCHRISTELIJKE KERKEN

-

WIE WAS ADAM?

Het eerste geestelijke geslacht van mensen, dat de Oudste Kerk wordt genoemd, en dat een hemels leven leidde op aarde. Door de oude schrijvers werd hun tijd het Gouden of Saturnische Tijdperk genoemd en de Eeuw van de Onschuld, die ook werd aangeduid met het hoofd van goud dat door Nebucadnezar in een beeld werd gezien. (Dan. 2:32).

Hemelse Verborgenheden 64.

Dit nu is de innerlijke zin van het Woord, het meest wezenlijke leven zelf, dat nergens uit de letterlijke zin blijkt. Maar de verborgenheden zijn er zo veel, dat boekdelen niet zouden kunnen volstaan om ze te verklaren. Er zijn hier maar een gering aantal meegedeeld, en wel van zo’n aard, dat zij kunnen bevestigen, dat hier over de wedergeboorte wordt gehandeld, en dat deze voortgaat van de uiterlijke mens naar de innerlijke. Zo worden de engelen het Woord gewaar; van al wat naar de letter is weten zij niets; zelfs kennen zij geen enkel woord naar de dichtstbij gelegen betekenis, zoveel te minder de namen van landen, steden, rivieren, personen, namen die zo vaak in de historische en profetische boeken voorkomen. Zij hebben slechts een idee van die dingen, die met de woorden en namen worden bedoeld. Zo verstaan zij onder Adam in het paradijs de Oudste Kerk, en zelfs nog niet eens de Kerk, maar het geloof van die Oudste Kerk in de Heer; onder Noach de Kerk die bij het nageslacht overbleef en voortduurde tot Abram's tijd; onder Abraham verstaan zij geenszins hem die als mens geleefd heeft, maar het heilbrengend geloof dat hij uitbeeldde, en alzo verder; derhalve geestelijke en hemelse dingen, geheel en al onttrokken aan een dichtbij gelegen betekenis van woorden en namen.

Hemelse Verborgenheden 1551 (gedeelten):

De Oudsten vergeleken de goedheden en de waarheden bij de mens met metalen, de innerlijke of de hemelse goedheden, die tot de liefde tot de Heer behoren, met goud en de waarheden die daaruit voortkomen met zilver.

De gouden eeuw was de tijd van de Oudste Kerk, welke een hemels Mens was; de zilveren eeuw was de tijd van de Oude Kerk.

Hemelse Verborgenheden 5658 (gedeeltelijk):

...de Ouden immers wisten dat zilver overeenstemde met het ware, en goud met het goede, en dit vanuit de verbinding met de geesten en de engelen; wanneer immers in de hogere hemel het gesprek gaat over het goede, vertoont zich beneden, bij hen die in de eerste of laatste hemel onder hen zijn, het gouden; en wanneer het gesprek gaat over het ware, vertoont zich daar het zilveren, soms zo, dat niet alleen de wanden van de kamers waar zij wonen, van goud en zilver glinsteren, maar ook de atmosfeer zelf daar; en eveneens bij de engelen van de eerste of laatste hemel, die in het goede zijn vanuit het goede, verschijnen tafels van goud, kandelaars van goud, en tal van andere dingen; bij hen echter die in het ware zijn vanuit het ware, verschijnen zulke dingen van zilver; maar wie weet heden ten dage nog dat de eeuwen door de Ouden gouden en zilveren eeuwen werden genoemd vanuit de overeenstemming.

Coronis 4 (gedeeltelijk):

Dat er vier Kerken op deze aarde zijn geweest, een vóór de vloed die de adamietische is te noemen, de tweede na de vloed, die de noachietische is te noemen, en de derde na deze, die de israëlietische was, en de vierde, die heden ten dage is, en de christelijke wordt genoemd.

Coronis 23 (gedeeltelijk):

De wereld heeft tot dusver geloofd, dat onder de schepping van hemel en aarde in het eerste hoofdstuk van Genesis, volgens de letter, de schepping van het heelal wordt verstaan, en onder Adam de eerste mens van de aarde. De wereld heeft ook niet anders kunnen geloven, omdat de geestelijke en inwendige zin van het Woord tot nu toe niet was geopenbaard; dus ook niet, dat onder het scheppen van hemel en aarde wordt verstaan: uit hen, die het leven in de wereld hebben afgelegd, een engelenhemel te verzamelen en te stichten, en door middel hiervan een Kerk op aarde af te leiden en voort te brengen; en dat onder namen van personen, natiën, landstreken en steden, zulke dingen worden verstaan als van de hemel en tevens van de Kerk zijn; aldus eender onder Adam.

Hemel en Hel 115 (gedeeltelijk):

Ik ben vanuit de hemel onderricht geworden, dat de alleroudste mensen op onze aarde, die hemelse mensen waren, volgens overeenstemmingen zelf dachten, en dat de natuurlijke dingen op aarde, die voor hun ogen waren, hun als middel dienden om zo te denken, en dat zij, door dit zo te doen, met de engelen in verbinding waren en met hen spraken. Zo was de hemel door hen met de aarde verbonden, daarom werd die tijd de gouden eeuw genaamd, waarvan de oude schrijvers zeiden: ‘De hemelbewoners woonden samen met de mensen en hadden omgang met hen als vrienden met vrienden’.

 

WAAR WAS DIE KERK?

In de streek van het land Kanaän.

Hemelse Verborgenheden 567 (gedeeltelijk):

Die gehele streek wordt een gebied van de Kerk genoemd waar diegenen zich bevinden, die onderricht zijn in de leer van het ware geloof, zoals het land Kanaän toen er de Joodse Kerk was, en zoals Europa, waar thans de Christelijke Kerk is; de landen en streken, die daarbuiten liggen, zijn geen gebied van de Kerk of aangezichten van de aardbodem. Waar de Kerk was vóór de vloed, kan men ook opmaken uit de landen, die omgeven waren door de van de hof van Eden uitgaande rivieren, door welke hier en daar in het Woord ook de grenzen van het land Kanaän beschreven worden.


 

HOE STELT U ZICH DEZE MENSEN VOOR?

Als primitief en onschuldig, levend in families, in liefde tot de Heer, tevreden, gelukkig en wijs.

Hemelse Verborgenheden 165.

Dat de naaktheid waarover zij zich niet schaamden, de onschuld betekent, blijkt duidelijk uit wat volgt: toen zij hun ongereptheid en onschuld hadden verloren, schaamden zij zich over hun naaktheid, die hun als een schande voorkwam, waarom zij zich verborgen. Ook uit wat in de wereld van de geesten wordt uitgebeeld, kan men zien dat de naaktheid waarover zij zich niet schaamden, de onschuld betekent. Wanneer de geesten zich namelijk willen rechtvaardigen en bewijzen dat zij onschuldig zijn, tonen zij zich naakt om hun onschuld te betuigen. Dit komt vooral bij de onschuldigen in de hemel uit: zij verschijnen als naakte kinderen, en overeenkomstig de aard van hun onschuld met bloemenkransen omwonden; zij die echter niet zoveel onschuld hebben, verschijnen in sierlijke en glanzende gewaden van een stof die men diamant-zijde zou kunnen noemen, zoals de engelen soms door de Profeten werden gezien.

Hemelse Verborgenheden 470.

Dat het boek van de geboorten de opsomming is van degenen, die van de Oudste Kerk waren, blijkt duidelijk uit het volgende, want namen betekenen hier, tot aan het elfde hoofdstuk of tot Eber, nergens personen, maar zaken. In de oudste tijden was het mensengeslacht onderscheiden in huizen, families en geslachten. Man en vrouw met hun kinderen alsook enigen uit de familie van degenen, die dienden, vormden een huis; een grotere of kleinere groep van huizen, waarvan het ene in de nabijheid van het andere woonde, maar toch niet tezamen, vormde een familie; een groter of kleiner aantal van families vormde een geslacht.

Hemelse Verborgenheden 471.

De reden dat zij zo alleen met elkaar woonden, alleen onderscheiden in huizen, families en geslachten , was, dat de Kerk op deze wijze in ongeschonden staat werd bewaard; dat alle huizen en families van een stamvader zouden afhangen, en zo in de liefde en in de ware godsverering zouden blijven; bovendien ook, daar ieder huis een bijzondere inborst had, van elk ander onderscheiden; want het is bekend, dat de kinderen en zelfs de nakomelingen, van hun ouders de inborst en zulke karakteristieke kenmerken overnemen, dat men ze aan het gelaat en aan tal van andere dingen kan onderkennen; opdat nu de geaardheden niet zouden dooreen vloeien, maar streng onderscheiden blijven, behaagde het de Heer, dat zij op deze wijze woonden. Aldus was de Kerk een levende uitbeelding van het Rijk van de Heer, want in het Rijk van de Heer zijn ontelbare gezelschappen, elk van de ander onderscheiden, al naar de verscheidenheid van liefde en geloof; dit is, zoals eerder is gezegd, de zin van het alleen wonen; en dit is, als eveneens reeds is gezegd, het in tenten wonen; en dit is het wat, naar het de Heer behaagde, ook de Joodse Kerk zou doen door in huizen, in families en in geslachten gescheiden te zijn, en daarin, dat eenieder alleen binnen de kring van de familie een huwelijk zou aangaan.

Aardbollen in het heelal 49 (gedeeltelijk):

......dat de alleroudste bewoners van deze aarde op dezelfde wijze leefden, is mij door de engelen meegedeeld, namelijk dat zij in natiën, families en huisgezinnen waren onderscheiden, en dat allen toen tevreden waren met het hunne en dat het zich verrijken met het goed van een ander, evenals het heersen uit eigenliefde geheel en al onbekend was; en dat daarom de oude tijden, en bovenal de alleroudste tijden de Heer meer welgevallig waren dan de daarop volgende tijden; en dat er toen, omdat die tijden zodanig waren, Onschuld heerste en tevens Wijsheid;

 

HOE HEBBEN DE EERSTE MENSEN KENNIS GENOMEN VAN GOD?

Door een wijze van innerlijke gewaarwording, of waarneming, wat plaatsvond door hun inwendig gemoed, dat naar boven openstond. De gehele Schepping was voor hen het Woord van God, en als een spiegel van Goddelijke en hemelse dingen.

Hemelse Verborgenheden 104.

Maar wat innerlijke gewaarwording is, is heden ten dage onbekend. Het is een soort van innerlijk gevoel, enig en alleen van de Heer komend, of iets waar of goed is; in de Oudste Kerk was dit zeer wel bekend; bij de engelen is het zo voor de dag tredend, dat zij hierdoor weten en kennen wat waar is en goed, wat van de Heer komt en wat van henzelf, en dat als iemand hen nadert, zij weten wie hij is, alleen al door zijn nadering en aan een enkele van zijn gedachten. De geestelijke mens heeft geen innerlijke gewaarwording, maar een geweten; de dode mens heeft nog niet eens een geweten, en het merendeel weet niet wat het geweten is, nog minder wat innerlijke gewaarwording is.

Hemelse Verborgenheden 125 (gedeeltelijk):

De mensen van de Oudste Kerk ontvingen de erkentenissen van het ware geloof door openbaringen, want zij spraken met de Heer en met de engelen; ook werden zij onderricht door gezichten en dromen, hoogst verrukkelijk en paradijselijk. Van de Heer hadden zij een voortdurende innerlijke gewaarwording, van dien aard, dat zodra zij aan dingen dachten, die tot het geheugen behoorden, zij terstond voelden of deze wel waar en goed waren, in die mate dat wanneer het valse zich aan hen voordeed, zij er zich niet alleen van afkeerden, maar er zelfs van gruwden; zo is ook de staat van de engelen. Maar op de innerlijke gewaarwording van de Oudste Kerk is toen de erkentenis van het ware en het goede gevolgd, waaruit geopenbaard werd in de eerste tijden, daarna uit wat geopenbaard werd in het Woord.

Hemelse Verborgenheden 597 (gedeeltelijk):

Innerlijke gewaarwording is niet ‘geweten’; zij, die hemels zijn, hebben innerlijke gewaarwording; zij, die geestelijk zijn, hebben geweten. De Oudste Kerk was hemels, maar de Oude Kerk was geestelijk. De Oudste Kerk had een onmiddellijke openbaring door haar verbinding met geesten en engelen, alsmede door gezichten en dromen van de Heer, waardoor hun in het algemeen wat goed en waar is te weten werd gegeven, en wanneer zij dit in algemene trekken wisten, werden deze min of meer algemene beginselen met ontelbare dingen door middel van innerlijke gewaarwording bevestigd.

Hemelse Verborgenheden 895 (gedeelten):

Dat de woorden: "de wateren droogden van boven de aarde", (Genesis 8:13) betekenen, dat de valsheden niet verschenen, blijkt uit wat gezegd is; in het bijzonder betekenen ze, dat de valsheden gescheiden zijn van de dingen van de wil van deze mens van de Kerk. Aarde betekent hier de wil van de mens, die niets dan begeerte is; vandaar wordt gezegd, dat de wateren droogden van boven de aarde. Zijn aardbodem, als eerder gezegd, is in het verstandelijk deel van de mens, waarin waarheden gezaaid worden, geenszins in het deel van de wil, dat van het verstandelijke in de geestelijke mens gescheiden is. Daarom wordt in het vervolg van dit vers gezegd dat de aangezichten van de aardbodem waren gedroogd. Bij de mensen van de Oudste Kerk was de aardbodem in het deel van zijn wil, waarin de Heer goedheden had gezaaid, vandaar dat hij uit de goedheden het kon weten en gewaarworden, of uit de liefde geloof hebben.

Hoe het met de zaaiing in het deel van de wil en in het verstandelijke deel van de mens gesteld is, kan hieruit blijken, dat de mens van de Oudste Kerk openbaringen had, door middel waarvan hij in de gewaarwording van de goedheden en waarheden van kindsbeen af werd ingewijd.

Hemelse Verborgenheden 4489 (gedeeltelijk):

Maar zij die van de Oudste Kerk waren, bekommerden zich niet om die uitwendige dingen, omdat zij inwendige mensen waren, en de Heer langs de inwendige weg bij hen invloeide, en leerde wat het goede is; de verscheidenheden en de verschillen van het goede waren voor hen de ware dingen, en vandaar wisten zij wat alle en de afzonderlijke dingen die in de wereld waren, uitbeeldden in het Rijk van de Heer, want de gehele wereld of de gehele natuur is het uitbeeldende theater van het Rijk van de Heer.

Goddelijke Liefde 59.

Uit deze dingen kan vaststaan dat het Goddelijke is in alle en in de afzonderlijke dingen van het geschapen heelal, en vandaar dat het geschapen heelal het werk van de handen van Jehovah is, zoals in het Woord wordt gezegd; dat wil zeggen, het werk van de Goddelijke Liefde en Goddelijke Wijsheid, want deze worden verstaan onder de handen van Jehovah. En hoewel het Goddelijke is in alle en de afzonderlijke dingen van het geschapen heelal, is toch niets van het Goddelijke in zich in het zijn daarvan; want het geschapen heelal is niet God, maar uit God; en omdat het is uit God, is daarin het beeld van Hemzelf, zoals het beeld van een mens in een spiegel, waarin weliswaar de mens verschijnt, maar toch is daarin niets van de mens.

WAT WAS DE VAL?

Het zich verwijderen van hun denken en leven uit die waarneming, tot een denken en leven uit de schijnbaarheden van de zinnen. De eerstgenoemde bron van denken en leven wordt bedoeld met de Boom des Levens, en de tweede met de Boom der Kennis.

Hemelse Verborgenheden 126-128.

"Maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten: want ten dage dat gij daarvan eet, stervende zult gij sterven" (Genesis 2:17).

Het voorafgaande (zie HV 125 op vorige pagina) en dit hier betekent, dat het de mens vergund is, uit alle innerlijke gewaarwording die van de Heer komt, te kennen wat het ware en het goede is, maar niet uit zichzelf en uit de wereld; dat wil zeggen, dat het niet vergund is de mysteriën van het geloof te doorvorsen door middel van het zinnelijke en de verzamelde kennis, waardoor het hemelse wezen van het geloof afsterft.

Hemelse Verborgenheden 127.

Dat de mensen door het zinnelijke en door de verzamelde kennis de mysteriën van het geloof wilden doorvorsen, was niet alleen de oorzaak van de val van het nageslacht van de Oudste Kerk, maar is ook de oorzaak van de val van elke Kerk, want daarin vloeien niet alleen valsheden, maar ook boosheden van het leven voort.

Hemelse Verborgenheden 128.

De wereldse en lichamelijke mens zegt in zijn hart: Als ik over het geloof en over de dingen van het geloof niet onderricht wordt door het zinnelijke, zodat ik deze zie, of door de verzamelde kennis, zodat ik deze begrijp, zal ik geenszins geloven. Hij bevestigt zich hierin dat de natuurlijke dingen niet met de geestelijke in tegenspraak kunnen zijn; vandaar wil hij van het zinnelijke uit onderricht worden over de hemelse en Goddelijke dingen, wat echter even onmogelijk is als voor een kameel om door het oog van een naald te gaan. Hoe meer hij langs zinnelijk weg te weten wil komen, des te meer verblindt hij zich, tot hij tenslotte niets meer gelooft, zelfs niet eens dat er iets geestelijks bestaat, en dat er een eeuwig leven is. Uit het beginsel dat hij aannam, komt dit voort. Dit is eten van de boom van de kennis van goed en kwaad; hoe meer hij daarvan eet, des te meer sterft hij de dood. Wie evenwel niet uit de wereld wil weten, maar uit de Heer, zegt in zijn hart dat men aan de Heer moet geloven, dat wil zeggen: aan de dingen die de Heer in het Woord gesproken heeft, want deze zijn waarheden, en uit dit beginsel denkt hij; hij bevestigt zich door het redelijke, door de verzamelde kennis, door het zinnelijke en het natuurlijke, en al wat niet tot deze bevestiging dient, werpt hij verre van zich.

 

WAT WAS HET PARADIJS, WAAR ZIJ UIT WERDEN GEWORPEN?

De hemel, waarmee zij verbinding hadden gehad door hun geopend inwendig gemoed.

Hemelse Verborgenheden 63.

Intussen strijdt de Heer voortdurend voor hem tegen het boze en het valse, en bevestigt hem door worstelingen in het ware en goede. De tijd van de worstelingen is de tijd van het werken van de Heer; daarom wordt de wedergeboren mens bij de Profeten ‘het werk van de vingeren Gods’ genoemd, en Hij rust niet vóór de liefde overheerst, dan houdt de strijd op. Wanneer het werk geslaagd is, zodat het geloof met de liefde verbonden is, dan wordt het zeer goed genoemd, omdat dan de Heer hem opwekt als op Zijn gelijkenis. Aan het einde van de zesde dag trekken de boze geesten terug en volgen de goede geesten hen op, en hij wordt ingeleid in de hemel of in het hemels paradijs.

Hemelse Verborgenheden 306.

"En Hij dreef de mens uit; en stelde Cherubim tegen de opgang aan de hof van Eden, en de vlam van het zich wendende zwaard, om te bewaren de weg van de boom des levens" (Genesis 3:24).

De mens uitdrijven, wordt genoemd, hem geheel en al van alle wil tot het goede, en van alle verstand van het ware beroven, en wel dermate, dat hij daarvan gescheiden wordt, en geen mens meer is. Cherubim stellen tegen de opgang, is, erin voorzien, dat hij in geen enkele verborgenheid van het geloof kan binnendringen; want de opgang aan de hof van Eden is het hemelse, waaruit het inzicht voortkomt. Door Cherubim wordt de voorzienigheid van de Heer aangeduid, dat zo’n mens niet kan binnendringen in de dingen die van het geloof zijn. De vlam van het zich wendende zwaard betekent de eigenliefde met haar waanzinnige begeerten en de inbeeldingen daarvan, die van dien aard zijn, dat hij weliswaar wil binnendringen, maar van daaruit naar het lichamelijke en aardse wordt voortgesleept, en dit om te bewaren de weg van de boom des levens, dat wil zeggen, opdat hij het heilige niet zou kunnen ontwijden.

Apocalyps ontvouwd 110 (gedeeltelijk):

"Welke in het midden van het paradijs Gods is" (Openbaringen 2:7); dat dit betekent dat daarheen schouwen en daaruit voortgaan alle erkentenissen van het goede en het ware in de hemel en in de Kerk, staat vast uit de betekenis van het midden, zijnde het middelpunt waarheen alle dingen die rondom zijn, schouwen en waar vanuit zij voortgaan; en uit de betekenis van het paradijs, wat de erkentenissen zijn van het goede en het ware, en daaruit het inzicht; en omdat die dingen met het paradijs worden aangeduid, wordt daarom met het paradijs Gods de hemel aangeduid; en omdat de hemel het is, wordt ook de Kerk aangeduid, want de Kerk is de hemel van de Heer op aarde; en dit wordt ‘het paradijs Gods’ genoemd, omdat de Heer in het midden daar is, en uit Hem alle inzicht en wijsheid is.

 

 

WAT WORDT ONDER DE ZONDVLOED VERSTAAN?

Een geestelijke overstroming van begeerten en fantasieën uit het erfboze van de verdorven wil.

Hemelse Verborgenheden 494 (gedeelten):

"En al de dagen van de mens, die hij leefde, waren negen honderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf" (Genesis 5:5).

Dat gestorven zijn betekent, dat een dusdanige innerlijke gewaarwording ophield te bestaan, blijkt uit de betekenis van het woord sterven, dat alles aanduidt wat ophoudt dat te zijn, wat het was. Want het is met de Kerk, zoals gezegd, zo gesteld, dat zij afneemt en ontaardt, en dat de oude ongereptheid te gronde gaat, om deze reden vooral, dat het erfboze toeneemt, want iedere ouder voegt aan het erfboze een nieuw kwaad toe; al het werkelijke boze bij de ouders wordt tot een tweede natuur, en wanneer het zich vaak herhaalt, wordt het tot natuur en voegt zich bij het overgeërfde en wordt in de kinderen voortgeplant en zo in de nakomelingen.

Hemelse Verborgenheden 561.

Maar opdat men zal weten wat overblijfselen zijn: zij zijn niet alleen de goedheden en de waarheden, die de mens uit het Woord van de Heer van kindsbeen af geleerd heeft en die aldus in zijn geheugen gegrift zijn, maar het zijn ook alle staten daaruit afgeleid, als de staten van de onschuld van de vroegste kindsheid af, de staten van de liefde jegens de ouders, de broeders, de meesters, de vrienden; de staten van de liefde jegens de naaste, alsmede van de ontferming jegens de armen en noodlijdenden, kortom alle staten van het goede en het ware. Deze staten naast die in het geheugen gegrifte goedheden en waarheden heten overblijfselen, die door de Heer bij de mens worden bewaard en verborgen gehouden in zijn innerlijke mens, zonder dat hij er iets hoegenaamd van weet, en terdege gescheiden van datgene, wat het eigen ik van de mens uitmaakt of de boosheden en de valsheden. Al deze staten worden door de Heer bij de mens bewaard, zodat er ook niet het minste van verloren gaat, wat mij hieruit te weten werd gegeven, dat iedere staat van de mens, van zijn vroegste kindsheid af tot zijn hoogste ouderdom toe, in het andere leven niet alleen blijft, maar ook wederkeert, en wel geheel en al zo, als zij waren toen hij in de wereld leefde; en dus niet alleen de goedheden en de waarheden van het geheugen, maar ook al de staten van de onschuld en van de naastenliefde. En wanneer de staten van het boze en valse, of van de boosaardigheid en de fantasie terugkomen, want ook zij blijven en keren alle weder tot in al hun kleinste bijzonderheden, dan worden door de Heer deze staten door middel van eerstgenoemde verzacht. Hieruit kan blijken, dat de mens, zo hij geen overblijfselen had, nooit anders dan in de eeuwige verdoemenis zou kunnen zijn.

Hemelse Verborgenheden 562.

De mensen voor de vloed waren zo, dat zij op het laatst bijna geen overblijfselen hadden, want zij waren van zo’n gemoedsgesteldheid, dat zij zich vervulden met afschuwelijke en verfoeilijke overredingen, met betrekking tot alles wat zich maar aan hen voordeed en in hun gedachten viel, zodat zij van die overredingen niet in het minst wilden afwijken en wel voornamelijk uit eigenliefde, in de mening, dat zij als het ware goden waren, en dat al wat zij maar dachten, goddelijk was. Een overreding van dien aard heeft bij geen ander volk daarvoor en daarna bestaan, want zij is dodelijk of verstikkend; vandaar dat zij ook in het andere leven nergens kunnen zijn waar andere geesten verblijven; waar zij aanwezig zijn ontnemen zij door de invloed van hun allerhardnekkigste overredingen alle vermogen tot denken van de anderen.

Hemelse Verborgenheden 563.

Wanneer de mens door een dergelijke overreding in beslag is genomen, dan werkt zij als een kleefstof, waaraan de goedheden en waarheden, die tot overblijfselen moesten dienen, blijven kleven, zodat de overblijfselen niet meer weggeborgen kunnen worden en het weggeborgene niet meer tot nut kan strekken, waarom zij dan ook, toen zij de hoogste graad van die overreding bereikt hadden, door zichzelf verdelgd werden, en verstikt als door een overstroming niet ongelijk als een vloed. Daarom is het, dat hun verdelging met een vloed werd vergeleken, en ook volgens de trant van de Oudsten door een vloed beschreven werd.

Hemelse Verborgenheden 641.

Daar deze mens van de Kerk hervormd moest worden naar dat vermogen van de mens wat verstand genoemd wordt, alvorens hij hervormd kon worden naar het andere vermogen, wat de wil wordt genoemd, wordt hier beschreven, hoe al wat tot de wil behoort, gescheiden werd van al wat tot het verstand behoort en als het ware bedekt en bewaard werd, opdat niets daarmee in aanraking zou komen, want wanneer datgene wat tot de wil behoort, dat wil zeggen, de begeerte, te voorschijn werd geroepen, zou hij verloren zijn gegaan, zoals door de Goddelijke Barmhartigheid van de Heer in het volgende zal blijken. Deze beide delen, het verstand en de wil, zijn bij de mens zo gescheiden, dat niets meer gescheiden kan zijn, wat mij ook hierdoor helder te weten is gegeven, dat het verstandelijke van de geesten en engelen in het linker deel van het hoofd of van de hersenen invloeit, daarentegen de dingen van de wil in het rechter deel. Dit is eveneens zo wat het aangezicht betreft. De invloed van engelengeesten is zacht als de allerzachtste ademtocht, maar de invloed van boze geesten is als het ware een overstroming: in het linker deel van de hersenen met fantasieën en afschuwelijke overredingen, in het rechter deel met begeerten; hun invloed is als een overstroming van fantasieën en begeerten.

Hemelse Verborgenheden 927 (gedeeltelijk):

Vandaar kwam het, dat, door overerving, bij hun nakomelingen hun wil en verstand één maakten; toen dan ook de eigenliefde en de waanzinnige begeerten daarvan het deel van hun wil begonnen in te nemen, waarin tevoren de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste woonden, werd niet alleen het wilsdeel of de wil geheel en al verdorven, maar tevens ook het verstandelijke deel of het verstand, en dit des te meer, daar het laatste nageslacht valsheden in de begeerten dompelde, en zij daardoor tot Nefilim (Genesis 6:4) werden. Vandaar werden zij toen van dien aard, dat zij niet meer hersteld konden worden, want beide delen van hun gemoed of het gehele gemoed was verwoest. Maar daar het door de Heer voorzien was, werd er ook in voorzien, dat de mens weer opgericht zou worden, en wel hierdoor, dat de mens hervormd kon worden, en wedergeboren met betrekking tot het andere of het verstandelijke deel van zijn gemoed, en dat hem een nieuwe wil kon worden ingeplant, wat het geweten is, door middel waarvan de Heer het goede van de liefde of van de naastenliefde, en het ware van het geloof zou kunnen stimuleren. Zo is dus de mens, door de Goddelijke Barmhartigheid van de Heer, weer hersteld.

 

 

WAT WORDT ONDER DE ARK VERSTAAN?

Het gemoed van hen bij wie het verstand kon worden losgemaakt van, en verheven boven, de oude wil

Hemelse Verborgenheden 640 (gedeeltelijk):

Nog niemand weet, dat goferhout de begeerten betekenen, en kamers de twee delen van die mens: de wil en het verstand; en niemand kan weten op welke wijze dit wordt aangeduid, wanneer niet eerst wordt gezegd, hoe het met deze Kerk gesteld was. Zoals herhaaldelijk gezegd, wist de Oudste Kerk uit de liefde alles wat van het geloof was, of, wat hetzelfde is, uit de wil tot het goede hadden zij inzicht in het ware; maar haar nakomelingen was het, door wat zij overgeërfd hadden, ook eigen, zich door begeerten te laten beheersen, die tot de wil behoren, waarin zij zelfs de leringen van het geloof dompelden, en vandaar werden zij Nefilim. Daar nu de Heer voorzag, dat de mens voor eeuwig te gronde zou gaan, wanneer hij in zo’n natuur bleef, werd er door de Heer in voorzien, dat de wil van het verstand werd gescheiden, en de mens niet als vroeger, door de wil tot het goede werd gevormd, maar dat hij door begrip van het ware met naastenliefde begiftigd werd, welke zich als wil tot het goede voordoet. Deze nieuwe Kerk, die Noach genoemd wordt, werd van dien aard, en zij was zo dus van een geheel andere karakter dan de Oudste Kerk. Behalve deze Kerk waren er ook nog andere in die tijd, zoals die welke Enosch (Genesis 4:26) heette, verder ook nog andere, waarvan geen dergelijke vermelding en beschrijving bestaat. Hier wordt alleen de Kerk Noach beschreven, omdat zij een andere, en een volledig verschillende aard had dan die van de Oudste Kerk.

Hemelse Verborgenheden 652 (gedeeltelijk):

Er zijn in de mens twee levens, het ene is het leven van de wil, het andere dat van het verstand; zij worden tot twee levens wanneer er geen wil is, maar in plaats van de wil begeerte. Het andere of het verstandelijke deel is het, dat dan hervormd kan worden en waardoor later een nieuwe wil geschonken kan worden, zodat zij toch één leven vormen, namelijk de naastenliefde en het geloof. Daar nu de mens van zo’n aard was, dat hij geen wil had, maar in plaats daarvan louter begeerten, werd dit deel, dat tot de wil behoort, toegesloten, en het andere of verstandelijke deel, werd geopend.

 

WIE WAREN NOACH EN ZIJN FAMILIE?

Het geestelijk geslacht van mensen na de Val, de Oude Kerk genoemd, die een geestelijke Kerk was. Door de oude schrijvers werd hun tijd het Zilveren Tijdperk genoemd en de Eeuw van de Wijsheid, die ook werd aangeduid met de zilveren borst in het beeld dat door Nebucadnezar werd gezien. (Dan. 2:32).

Hemelse Verborgenheden 64.

Dit nu is de innerlijke zin van het Woord, het meest wezenlijke leven zelf ervan, dat nergens uit de letterlijke zin blijkt. Maar de verborgenheden zijn er zo vele, dat boekdelen niet zouden kunnen volstaan om ze te verklaren. Niet dan zeer weinige zijn hier meegedeeld, en wel van dien aard, dat zij kunnen bevestigen, dat hier over de wedergeboorte wordt gehandeld, en dat deze voortgaat van de uiterlijke mens naar de innerlijke. Zo worden de engelen het Woord gewaar; van al wat de letter betreft weten zij niets; zelfs kennen zij niet een enig woord naar dezelfde nabij gelegen betekenis, zoveel te minder de namen van landen, steden, rivieren, personen, namen die zo vaak in de historische en profetische boeken voorkomen. Zij hebben enig en alleen een denkbeeld van die dingen, die met woorden en namen worden bedoeld. Zo verstaan zij onder Adam in het paradijs de Oudste Kerk, en zelfs nog niet eens de Kerk, maar het geloof van die Oudste Kerk in de Heer; onder Noach de Kerk die bij het nageslacht overbleef en voortduurde tot Abram's tijd; onder Abraham geenszins hem die als mens geleefd heeft, maar het heilbrengend geloof dat hij uitbeeldde, en zo meer. Dus zij verstonden de geestelijke en hemelse dingen, geheel en al onttrokken aan de nabij gelegen betekenis van woorden en namen.

Hemelse Verborgenheden 530.

Zoals gezegd, worden met de namen in dit hoofdstuk Kerken aangeduid, of, wat hetzelfde is, leringen, want het is door de leer dat de Kerk bestaat en Kerk heet. En zo duidt Noach de Oude Kerk aan, of de leer, die van de Oudste Kerk overbleef. Hoe het met de Kerken, of leringen, gesteld is, werd al eerder gezegd, namelijk dat zij afnemen, totdat er niets meer van de goedheden en waarheden van het geloof overblijft, en dan wordt de Kerk in het Woord verwoest genoemd. Niettemin worden er steeds overblijfselen bewaard, of enigen, bij wie het goede en ware van het geloof overblijft, ofschoon het er weinigen zijn; en wanneer bij hen niet het goede en ware van het geloof werd bewaard, zo zou er geen verbinding van de hemel met het menselijk geslacht bestaan. Wat de overblijfselen bij de mens in het bijzonder aangaat, hoe geringer zij zijn, des te minder kunnen de dingen van zijn rede en kennis verlicht worden, want het licht van het goede en ware vloeit van de overblijfselen, of door de overblijfselen van de Heer in. Bevonden er zich geen overblijfselen bij de mens, dan was hij geen mens, maar veel erger dan een wild dier; hoe minder overblijfselen hij heeft, des te minder is hij mens, en hoe meer hij heeft, des te meer is hij mens. Het is met de overblijfselen gesteld als met een hemels gesternte: hoe kleiner het is, des te minder licht daarvan, hoe groter, des te meer licht daarvan. Het weinige, dat van de Oudste Kerk overbleef, berustte bij hen, die de Kerk vormden, welke Noach is geheten. Het waren echter niet overblijfselen van de innerlijke gewaarwording, maar de rechtschapenheid, voorts van de leer ten aanzien van de gewaarwordingen van de Oudste Kerken, vandaar dat nu eerst door de Heer een nieuwe Kerk in het leven is geroepen; en daar zij een van de Oudste Kerk geheel afwijkende aanleg bezat, is zij de Oude Kerk te noemen. ‘Oude’, daarom, omdat zij aan het einde van de tijden vóór de vloed, en in de eerste tijd nà de vloed bestond.

Hemelse Verborgenheden 607 (gedeeltelijk):

Van welke aard echter die Kerk was, wordt in wat volgt beschreven. Om er hier een beeld van te geven, zal dit in het kort worden gezegd: de Oudste Kerk was, zoals gezegd, hemels, maar deze hier - de Oude - werd een geestelijke; de Oudste had een innerlijke gewaarwording van het goede en ware, maar deze of de Oude had de innerlijke gewaarwording niet, maar in plaats daarvan een andere soort van inspraak, welke geweten kan genoemd worden.

Hemelse Verborgenheden 5658 (gedeeltelijk):

Dat het zilver het ware betekent, was in de oude tijden zeer bekend; vandaar hebben de Ouden de tijden van de wereld van het eerste tijdperk tot het laatste onderscheiden in gouden, zilveren, koperen en ijzeren eeuwen, waaraan zij nog de lemen toevoegden; de gouden eeuwen noemden zij die tijden toen er onschuld en ongereptheid was, en toen eenieder het goede deed vanuit het goede, en het gerechte vanuit het gerechte; de zilveren eeuw echter noemden zij die tijden toen er niet langer onschuld was, maar toch een soort ongereptheid, die niet hierin bestond dat zij het goede deden vanuit het goede, maar daarin dat zij het ware deden vanuit het ware; en met de koperen en de ijzeren eeuwen betitelden zij echter die tijden die nog lager zijn. Dat zij de tijden zo betitelden, was niet vanuit vergelijking, maar vanuit overeenstemming; de Ouden immers wisten dat het zilver overeenstemde met het ware, en het goud met het goede, en dit vanuit de verbinding met de geesten en de engelen.

Coronis 2 (gedeelten):

Dat er vier Kerken van de schepping van de wereld af, op deze aardbol hebben bestaan, staat klaarblijkelijk vast bij Daniël, eerst krachtens het beeld aan Nebucadnezar in de droom verschenen, en daarna krachtens de vier beesten die vanuit de zee oprezen. Ten aanzien van het beeld van Nebucadnezar wordt het volgende gelezen: "Daniël zei: Gij, o koning, was ziende, en zie, een enkel groot standbeeld...en dezelfde gedaante was uitnemend, en stond tegenover u, en zijn aanblik verschrikkelijk. Het hoofd van dit standbeeld was van goed goud; zijn borst en armen van zilver; zijn buik en zijn dijen van brons; zijn schenkelen van ijzer; zijn voeten eensdeels van ijzer en eensdeels van leem. Gij was ziende, totdat een steen werd afgehouwen, niet door handen, en hij sloeg het standbeeld op zijn voeten, zijnde ijzer en leem, en verbrijzelde ze. Toen werden tezamen verbrijzeld ijzer, leem. brons, zilver en goud; en zij werden gelijk het kaf van de dorsvloeren in de zomer, zodat de wind ze heen droeg, en daar werd geen plaats voor dezelve gevonden: de Steen echter die het standbeeld heeft geslagen, werd tot een grote Rots, en hij vervulde de ganse aarde...In die dagen zal doen opstaan de God van de hemelen een koninkrijk dat tot in de eeuwen niet verloren zal gaan, en Zijn koninkrijk zal aan geen ander volk worden toevertrouwd; het zal alle die koninkrijken verbrijzelen en voleinden, maar zelf zal het staan tot in de eeuwen" (Dan. 2:31-35,44)

Coronis 4.

Dat er vier Kerken op deze aarde zijn geweest, een vóór de vloed die de Adamietische is te noemen, de tweede na de vloed, die de Noachietische is te noemen, en de derde na deze, die de Israëlietische was, en de vierde, die heden ten dage is, en de Christelijke wordt genoemd.

Coronis 39 (gedeeltelijk):

Aangezien elke Kerk drievuldig is, een binnenste of hemelse, een middelste of geestelijke, en een uitwendige of natuurlijke, had daarom Noach drie zonen. Met Schem wordt de binnenste of hemelse Kerk aangeduid, met Jafet de middelste of geestelijke Kerk, en met Cham de uitwendige of natuurlijke Kerk. Het is hier echter de plaats niet, om te beschrijven bij wie de ene Kerk is, en bij wie de tweede en de derde, alsmede hoedanig zij in zich en in verhouding onderling zijn; het zijn immers de hemelen: de hoogste, de middelste en de laagste, waarmee deze drie graden van de Kerk overeenstemmen. Bovendien was deze Noachietische of Oude Kerk over geheel Azië verspreid, voornamelijk in Syrië, Mesopotamië, Assyrië, Chaldea, het Land Kanaän en zijn omstreken, Filistea, Egypte, Tyrus, Zidon, Ninevé, en eveneens in Arabië en Ethiopië, en in de loop van de tijd in Groot Tartarije, en van daar naar beneden tot aan de Zwarte Zee, en van hier over alle streken van Afrika.

Coronis 40 (gedeeltelijk):

Wie kan ontkennen, dat het heelal geschapen is ter wille van het menselijk geslacht, opdat daaruit een hemel van engelen zou worden geformeerd, waarin God zou kunnen wonen in de heerschappij van Zijn heerlijkheid?

Coronis 41 (gedeeltelijk):

De opeenvolgende staten van deze Kerk, wat zijn: de opgang of morgen, de voortgang naar het licht en de dag, de verwoesting of de avond, en de voleinding of de nacht, mogen niet worden gevolgd door een beschrijving zoals eerder die van de staten van de Oudste Kerk, aangezien de staten van die Kerk niet op dezelfde wijze uit ons Woord kunnen worden verzameld; het nageslacht immers van Noach met zijn drie zonen wordt daar slechts in het kort vermeld, in een of twee bladzijden; en bovendien was die Kerk over tal van rijken verspreid, en in elk rijk was zij verschillend, en vandaar onderging en doorliep zij de genoemde staten op verschillende wijze.

Coronis 42.

Het is zeker, dat deze Oude Kerk een uitbeeldende Kerk is geweest, die in zichtbare en natuurlijke getoonde beelden en tekens, de onzichtbare en geestelijke dingen voorstelde van de Kerk die pas zou komen wanneer Jehovah Zelf Zich zou openbaren in de Natuurlijke Menselijke vorm, en daardoor aan Zichzelf toegang tot de mensen zou verschaffen, en aan de mensen toegang tot Hem, en Zichzelf op deze wijze van de beelden ontdoen, en een Kerk stichten met geboden, die allen die in Hem als Mens geloven, en Zijn bevelen doen, langs een verkortende weg voeren zou naar de hemel, de woonplaats van Zijn Goddelijkheid. Maar omdat deze Oude Kerk, die een beeld was van de Kerk die komen zou, de uitbeeldende overeenstemmingen had verdraaid tot magische en afgodische, en zo tot helse dingen, verwekte Jehovah de Israëlitische Kerk, waarin Hij de oorspronkelijke beelden, die hemels waren, herstelde; dergelijke beelden waren alle tabernakels, feesten, slachtoffers, priesterlijke ambten, de klederen van Aäron en van zijn zonen, de zalvingen, en bovendien de inzettingen die in een lange reeks door Mozes werden gegeven.

Coronis 43 (gedeeltelijk):

Met enkele woorden zal ik aanstippen hoe de uitbeeldende Kerk bij hen verdraaid werd in een afgodische: alle geestelijke dingen, zichtbare en tastbare vormen, zoals kort tevoren werd gezegd. Deze vormen waren ontleend aan de subjecten van de drie rijken van de natuur: het dieren-, planten- en delfstoffenrijk, waardoor zulke dingen werden uitgebeeld als tot het hemels rijk behoren. Zij plaatsten deze kenmerkende beelden in hun heiligdommen, in de binnenkamers van hun huizen, en op de pleinen en straten; en zij rangschikten ze naar hun betekenissen. Maar een later tijdperk begon, nadat de wetenschap van de overeenstemmingen in vergetelheid was geraakt en vandaar de erkentenissen van haar betekenis te gronde was gegaan, deze voorwerpen te bezien er te erkennen als even zovele godheden en heiligheden; en toen bogen zij voor sommige de knieën, anderen kusten zij, sommige dosten zij uit en versierden ze met halsketens, met reukdoosjes en linten, juist zoals kleine kinderen met poppen doen en de Papisten met hun beelden; ja zelfs maakten zij van sommige hun huisgoden. Zo verdraaiden zij de hemelse beelden in helse beelden, en de Goddelijke dingen van de hemel en van de Kerk in afgoden.

Hemel en Hel 115 (gedeeltelijk):

De hemelbewoners woonden samen met de mensen en hadden omgang met hen als vrienden met vrienden. Na die tijden kwamen er echter mensen, die niet volgens de overeenstemmingen dachten, en ook toen had nog verbinding van de hemel met de mensen plaats, maar niet zo innig. Hun tijd wordt de zilveren eeuw genoemd.

 

 

 

HOE STELT GIJ ZE U VOOR?

Als wonend, gelukkig en vredelievend, in grotere gemeenschappen en koninkrijken in liefde jegens de naaste, en ijverend voor de waarheid en de hemelse deugden.

Hemelse Verborgenheden 1551 (gedeeltelijk):

Dat 'in zilver' de waarheden betekent, blijkt uit de betekenis van zilver, wat het ware is. De Oudsten vergeleken de goedheden en de waarheden, bij de mensen met metalen, de innerlijke of de hemelse goedheden, die tot de liefde tot de Heer behoren, met goud; de waarheden die daaruit voortkomen met zilver.

Aardbollen in het heelal 49 (gedeeltelijk):

......dat de alleroudste bewoners van deze aarde op dezelfde wijze leefden, is mij door de engelen meegedeeld, namelijk dat zij in natiën, families en huisgezinnen waren onderscheiden, en dat allen toen tevreden waren met het hunne en dat het zich verrijken met het goed van een ander, evenals het heersen uit eigenliefde geheel en al onbekend was; en dat daarom de oude tijden, en bovenal de alleroudste tijden de Heer meer welgevallig waren dan de daarop volgende tijden; en dat er toen, omdat die tijden zodanig waren, Onschuld heerste en tevens Wijsheid;

 

HOE HEBBEN DE MENSEN NA DE VAL KENNIS GENOMEN VAN GOD?

Door een geschreven Woord, dat bestond uit de aan hen, door hun voorouders overgeleverde leringen.

Leer over de Gewijde Schrift 21 (gedeeltelijk):

Ik ben onderricht, dat de mensen van de Oudste Kerk, die vóór de Vloed was, van zulk een hemelse genius zijn geweest, dat zij spraken met de engelen van de hemel, en dat zij met hen konden spreken door overeenstemmingen; vandaar dat de staat van hun wijsheid zodanig was geworden, dat zij over al wat zij zagen op de aarde, niet slechts natuurlijk dachten, maar ook tevens geestelijk dachten, en dus eveneens verbonden met de engelen. Bovendien ben ik onderricht, dat Henoch, over wie melding wordt gemaakt in, (Genesis Hoofdstuk 5 : 21-24), met zijn medegenoten, vanuit hun mond de overeenstemmingen heeft verzameld, en de wetenschap ervan heeft overgeleverd aan de nakomelingen; tengevolge waarvan het is geschied, dat de ‘wetenschap van de overeenstemmingen’ in vele rijken van Azië niet alleen bekend is geweest, maar ook beoefend, zoals kan vaststaan vanuit de geschriften van de Oudsten daar.

Leer over de Gewijde Schrift 101 (gedeeltelijk):

.....Uit deze dingen blijkt, dat er een Goddelijke eredienst, eender aan de eredienst bij de Israëlietische natie, door Mozes ingesteld, bij de natiën is geweest. Dat die er ook vóór Abram's tijd is geweest, blinkt enigermate op uit de woorden bij Mozes "Gedenk aan de dagen van weleer, let op de jaren van geslacht na geslacht; vraag uw vader dat hij het u meedeelt, uw oudsten dat zij het u zeggen. Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkaar scheidde, heeft Hij de grenzen van de volken vastgesteld naar het aantal van de zonen van Israël." (Deuteronomium 32:7,8); maar duidelijker uit Malchizedech, Koning van Schalem, namelijk dat hij uitbracht Brood en Wijn, en Abram zegende, en dat Abram hem gaf tienden van alle dingen, (Gen.14:18-20): en dat Malchizedech de Heer heeft uitgebeeld, want genoemd wordt hij Priester van de Allerhoogste God, (Gen. 14:18); en over de Heer wordt gezegd bij David: "Gij, Priester tot in het eeuwige, naar de wijze van Malchizedech", (Psalm 110:4): vandaar was het, dat Malchizedech Brood en Wijn uitbracht, als de heilige dingen van de Kerk, zoals zij in het Sacrament van het Avondmaal heilig zijn; en dat Malchizedech Abram heeft kunnen zegenen, en dat Abram hem gegeven heeft tienden van alle dingen.

Hemelse Verborgenheden 519 (gedeeltelijk):

Er waren enige mensen in die tijd, die uit de gewaarwordingen van de Oudste Kerk en van de op haar volgende Kerken een leer maakten om tot richtsnoer te dienen, en opdat men aan de hand daarvan weten mocht wat goed en waar is. Zulke mensen werden Henoch genoemd, wat is aangeduid met de woorden: ‘en Henoch wandelde met God’; zo noemden zij ook deze leer, wat dan ook wordt aangegeven met de naam Henoch, die "onderwijzen" betekent. Het komt ook uit in de betekenis van het woord ‘wandelen’, en daarin dat het heet: hij heeft gewandeld met God, en niet met Jehovah. Wandelen met God is leraren en leven naar de leer van het geloof, en wandelen met Jehovah is een leven van de liefde leven.

Apocalyps ontvouwd 728 (gedeeltelijk):

Wie onder dezen met Henoch werden verstaan, en wat er werd aangeduid, is mij vanuit de hemel onthuld, namelijk dat zij die uit de mensen van de Oudste Kerk waren, de uitbeeldende dingen en de overeenstemmingen van de natuurlijke met de geestelijke dingen bijeen hebben verzameld; de mensen immers van de Oudste Kerk waren in het geestelijk verstand en het geestelijk inzicht geweest van alle dingen die zij met de ogen zagen; en vandaar doorzagen zij vanuit de objecten in de wereld de geestelijke dingen die met de objecten overeenstemden; en omdat de Heer voorzag, dat die geestelijke doorvatting bij hun nakomelingen zou vergaan, en met die doorvatting eveneens de erkentenis van de overeenstemmingen, waardoor het menselijk geslacht verbinding heeft met de hemel, heeft daarom de Heer daarin voorzien, dat sommigen, die bij de Oudsten hadden geleefd, de overeenstemmingen bijeen verzamelden, en in een codex samenbrachten.

 

WAT WAS HET VERSCHIL IN DE SOORT VAN INZICHT TUSSEN DE MENSEN VOOR EN DE MENSEN NA DE VAL?

De mensen vóór de Val konden van binnenuit zien wát waar is. De mensen ná de Val konden van buitenaf zien dát iets waar is.

Hemelse Verborgenheden 393 (gedeeltelijk):

Maar daar het voorzien werd, dat het menselijk geslacht niet in deze staat kon blijven, en dat men het geloof van de liefde tot de Heer zou scheiden, en uit het geloof een bijzondere leer zou maken, werd er ook in voorzien dat het weliswaar gescheiden werd, maar toch zodanig, dat men door middel van het geloof, of door middel van de geloofserkentenissen van de Heer naastenliefde ontving, zodat erkennen of horen voorafging, en door het erkennen of horen van de Heer naastenliefde, dat wil zeggen, liefde jegens de naaste en barmhartigheid, gegeven werd. Dit zou de naastenliefde niet alleen van het geloof onafscheidbaar maken, maar ook de hoofdzaak van het geloof uitmaken. Er trad toen in de plaats van de innerlijke gewaarwording, die bij de Oudste Kerk was, het geweten, dat, verworven door het aan de naastenliefde verbonden geloof, ingaf, niet wàt waar is, maar dàt iets waar is, en dit omdat de Heer het zo in het Woord gezegd heeft. Van dien aard zijn de Kerken na de vloed merendeels geworden; en van dien aard was de oorspronkelijke of eerste Kerk na de Komst van de Heer; de geestelijke engelen zijn hierin onderscheiden van de hemelse engelen.

 

 

 

HOE WERDEN DE LERINGEN VAN HUN WOORD UITGEDRUKT?

In een beeldspraak, overeenstemmingen (correspondenties) genoemd.

Leer over de Gewijde Schrift 102 (gedeeltelijk):

Dat het Woord bij de Ouden geschreven is geweest in louter overeenstemmingen, maar dat het verloren is gegaan, werd mij medegedeeld door de engelen van de hemel; en gezegd werd, dat dit Woord nog bij hen bewaard is, en in gebruik bij de Ouden in die hemel, bij wie, toen zij in de wereld waren, dat Woord geweest is. Die Ouden, bij wie dat Woord in de hemel nog in gebruik is, waren voor een deel uit het land Kanaän, en uit de grensgebieden ervan, zoals uit Syrië, Mesopotamië, Arabië, Chaldea, Assyrië, uit Egypte, uit Zidon, Tyrus en Ninivé, van al deze koninkrijken waren de bewoners in een uitbeeldende eredienst, en vandaar in de wetenschap van de overeenstemmingen; de wijsheid van die tijd was vanuit die wetenschap, en door haar hadden zij innerlijke doorvatting, en verbinding met de hemelen.

 

 

 

WAT IS VAN DAT WOORD BEKEND?

Dat de eerste zeven hoofdstukken van Genesis, alsmede de in het Oude Testament vermelde boeken "De Oorlogen van Jehovah", "De Uitspraken" en "Jasjer" daartoe behoorden; en dat het verloren is gegaan en zich ergens in Groot Tartarije bevindt.

Num. 21: 14, 27; Jozua 10: 13; 2 Sam. 1: 18;

Leer over de Gewijde Schrift 103 (gedeeltelijk):

Dat er een Woord bij de Ouden geweest is, staat vast bij Mozes, door wie het genoemd wordt, en een en ander daaraan ontleend werd, (Numeri 21: 14, 15, 27-30); en dat de Historische dingen van dat Woord genaamd waren ‘de oorlogen van Jehovah’, en de profetische dingen ‘de uitspraken’. Aan de Historische dingen van dat Woord werd door Mozes dit ontleend: "Deswege wordt gezegd in ‘het Boek van de Oorlogen van Jehovah’: Tegen Waheb in Sufa, en de rivieren van Arnon; en de waterloop van de rivieren, die afboog tot waar bewoond wordt Ar, en zich vertoont tot de grens van Moab", (Numeri 21 : 14, 15); onder de Oorlogen van Jehovah in dat Woord wordt, evenals in het onze, verstaan en daarmee beschreven de gevechten van de Heer met de hel, en de overwinningen daarover, wanneer Hij in de wereld zou komen.

Ware Christelijke Religie 279 (gedeeltelijk):

Ten aanzien van dit oude Woord, wat in Azië vóór het Israëlitische Woord was, mag ik dit nog onbekende feit meedelen, dat het daar nog steeds bewaard wordt bij de volken, die in Groot Tartarije wonen. Ik heb met geesten en engelen gesproken, die in de geestelijke wereld daarvandaan waren en zij zeiden, dat zij het Woord bezitten, en dat zij het van oude tijden af bezeten hadden, en dat zij overeenkomstig dit Woord hun Goddelijke eredienst houden, en dat deze uit louter overeenstemmingen bestaat.

Hemelse Verborgenheden 2897 (gedeeltelijk):

Het Woord echter in de Oude Kerk, die na de vloed bestond, kwam daar vandaan; daar de mens van deze Kerk geestelijk en niet hemels was, wist hij weliswaar, maar werd niet innerlijk gewaar wat de dingen van uitbeeldende en aanduidende aard inhielden; en daar zij Goddelijke dingen inhielden, gingen zij in hun gebruik over, en werden in hun Goddelijke erediensten opgenomen; dit ter wille hiervan, dat zij verbinding zouden hebben met de hemel.

Echtelijke Liefde 77 (gedeeltelijk):

Er zijn hier eveneens gewijde kapellen opgetrokken uit olijfboomhout, en in het midden ervan is het Heiligdom, waar in een Ark het Woord ligt dat gegeven is aan de bewoners van Azië vóór het Israëlitische Woord; de historische Boeken worden ‘de Oorlogen van Jehovah’, en de profetische ‘de Uitspraken’ genoemd, beide met name vermeld door Mozes, (Numeri 21: 14, 15, en vers 27 tot 30). Dit is heden ten dage in de koninkrijken van Azië verloren gegaan, en slechts in Groot Tartarije bewaard.

 

WAAROM WERD DAT WOORD IN ZULKE OVEREENSTEMMINGEN GESCHREVEN?

Omdat dit de wijze was waarop de mensen van toen de abstracte en geestelijke begrippen verstonden en uitdrukten.

Hemelse Verborgenheden 1756 (gedeeltelijk):

Al deze eerder genoemde dingen zijn het, die in het algemeen in de innerlijke zin van dit hoofdstuk bevatten, maar het verband zelf en de schoonheid daarvan kan, wanneer alles en elke bijzonderheid volgens de betekenis van de woorden wordt uitgelegd, niet zo te voorschijn treden, als wanneer het in één enkele voorstelling wordt opgevat. Worden alle dingen als één enkele voorstelling opgevat, dan verschijnen die dingen, die verstrooid liggen, in een prachtige samenhang en samenvoeging. Het is hiermee gesteld als wanneer men een spreker hoort en op de woorden let; men vat dan de gedachte van de spreker niet zo goed als wanneer men in het geheel niet op de woorden of op hun betekenis let; want de innerlijke zin van het Woord verhoudt zich tot de uiterlijke of de letterlijke zin bijna evenzo als de redevoering waarvan de woorden nauwelijks gehoord en nog minder overwogen worden, wanneer het gemoed alleen in de zin van de door de woorden van de door de spreker aangeduide dingen wordt vastgehouden. De oudste schrijfwijze was een uitbeelding van de dingen door personen en door woorden, waaronder zij iets geheel anders verstonden.

Hemelse Verborgenheden 2179 (gedeeltelijk):

Eenieder kan zich verwonderen, dat de in het Woord genoemde dieren, verder ook de in de offerrituelen opgedragen dieren, goedheden en waarheden, of, wat hetzelfde is, hemelse en geestelijke dingen betekend hebben, maar het mag in het kort gezegd worden, vanwaar dit komt: in de wereld van de geesten vertonen zich allerlei uitbeeldende dingen, en daar verschijnen voor de ogen van de geesten herhaaldelijk ook dieren, bijvoorbeeld paarden, op verschillende wijze opgetuigd, runderen, schapen, lammeren, en andere van verschillende soort, soms ook dieren die nooit in het aardrijk gezien zijn, maar zij zijn alleen van uitbeeldende aard; dergelijke dingen verschenen ook aan de Profeten, waarover in het Woord sprake is, en die eveneens daaraan hun oorsprong ontleenden; de dieren die daar verschijnen, staan voor de uitbeelding van de aandoeningen van het goede en het ware, verder ook van het boze en het valse.

Hemelse Verborgenheden 2593 (gedeeltelijk):

Het is mij ook gegeven, te spreken met anderen, die in de oude tijden leefden, en die toen tot de grootste wijzen behoorden; zij werden eerst vooraan op een afstand gezien, en zij konden van daar af de innerlijke dingen van mijn gedachten gewaar worden, en zo vele dingen ten volle. Uit één enkele voorstelling van de gedachte konden zij een volledige reeks weten, en deze vullen met verrukkelijke dingen van wijsheid gepaard met bekoorlijke uitbeeldingen, waaruit ik gewaar werd, dat zij tot de grootste wijzen behoorden. Er werd gezegd dat zij tot de Ouden behoorden; en zij kwamen naderbij, en toen ik hun iets uit het Woord voorlas, waren zij ten hoogste verrukt; het werd mij gegeven, hun verrukking en verlustiging gewaar te worden, dat het sterkste hieruit voortkwam, dat alle dingen, die zij in het Woord hoorden, tot in bijzonderheden uitbeeldend en aanduidend waren voor hemelse en geestelijke dingen. Zij zeiden, dat in hun tijd, toen zij in de wereld leefden, hun wijze van denken en spreken alsmede van schrijven, van dien aard was geweest, en dat dit het streven van hun wijsheid was.

 

 

WAAR KOMT ZO’N SYMBOLISCHE TAAL VOOR BEHALVE IN DE BIJBEL?

In de oude mythologieën, fabels en spreekwoorden, in de hiëroglyfen van Egypte en van het Oosten, in de Hindoe theologie, en zelfs in de hedendaagse gedichten.

Hemelse Verborgenheden 1756 (gedeeltelijk):

Al deze eerder genoemde dingen zijn het, die in het algemeen in de innerlijke zin van dit hoofdstuk bevatten, maar het verband zelf en de schoonheid daarvan kan, wanneer alles en elke bijzonderheid volgens de betekenis van de woorden wordt uitgelegd, niet zo te voorschijn treden, als wanneer het in één enkele voorstelling wordt opgevat. Worden alle dingen als één enkele voorstelling opgevat, dan verschijnen die dingen, die verstrooid liggen, in een prachtige samenhang en samenvoeging. Het is hiermee gesteld als wanneer men een spreker hoort en op de woorden let; men vat dan de gedachte van de spreker niet zo goed als wanneer men in het geheel niet op de woorden of op hun betekenis let; want de innerlijke zin van het Woord verhoudt zich tot de uiterlijke of de letterlijke zin bijna evenzo als de redevoering waarvan de woorden nauwelijks gehoord en nog minder overwogen worden, wanneer het gemoed alleen in de zin van de door de woorden van de door de spreker aangeduide dingen wordt vastgehouden. De oudste schrijfwijze was een uitbeelding van de dingen door personen en door woorden, waaronder zij iets geheel anders verstonden.

Leer over de Gewijde Schrift 21.

Ik ben onderricht, dat de mensen van de Oudste Kerk, die vóór de Vloed was, van zo’n hemelse genius zijn geweest, dat zij spraken met de engelen van de hemel, en dat zij met hen konden spreken door overeenstemmingen; vandaar dat de staat van hun Wijsheid zodanig was geworden, dat zij over al wat zij zagen op de aarde, niet slechts natuurlijk dachten, maar ook tevens geestelijk dachten, en zo eveneens verbonden waren met de engelen. Bovendien ben ik onderricht, dat Chanoch, over wie melding wordt gemaakt in, (Genesis 5:21-24), met zijn medegenoten, vanuit hun mond de overeenstemmingen heeft verzameld, en de wetenschap ervan heeft overgeleverd aan de nakomelingen; tengevolge waarvan het is geschied, dat de ‘wetenschap van de overeenstemmingen’ in vele rijken van Azië niet alleen bekend is geweest, maar ook beoefend, vooral in het Land Kanaän, Egypte, Assyrië, Chaldea, Syrië, Arabië, in Tyrus, Zidon, Ninive; en dat zij vandaar vanuit de zeeplaatsen werd overgebracht naar Griekenland, maar daar dan veranderd werd in fabels, zoals kan vaststaan vanuit de geschriften van de Oudsten daar.

Gewijde Schrift uit ondervinding 7 (gedeeltelijk):

...;gezegd werd dat Henoch van wie melding wordt gemaakt in, (Genesis 5:21-24), met zijn metgezellen, vanuit hun mond overeenstemmingen verzamelde, en de wetenschap daarvan voortplantte tot de nakomelingen; en hierdoor is het geschied dat de wetenschap van de overeenstemmingen in vele rijken van Azië niet slechts bekend was, maar ook beoefend werd, vooral in Egypte, Assyrië en Babel, Syrië, Mesopotamië, Arabië, en verder ook Kanaän. Vandaar werd zij overgebracht naar Griekenland, maar daar verdraaid in fabelachtige dingen, zoals alleen al kan vaststaan vanuit de Olympus, Helikon, en Pindus nabij Athene, en ook vanuit het gevleugelde paard, Pegasus genoemd, dat met de hoef een fontein brak waaraan negen maagden de zetel vestigden; want een berg, dus de Helikon, betekent vanuit overeenstemming de hogere hemel, de heuvel onder de berg, die de Pindus was, de hemel beneden die; het gevleugelde paard of de Pegasus betekent het verstand uit het geestelijke verlicht, de fontein het inzicht en de ontwikkeling, de negen maagden de erkentenissen van het ware en de wetenschappen; eender waren de overige dingen die fabels worden genoemd, geschreven door de Oudsten in Griekenland, die door Ovidius in diens Metamorfosen verzameld en beschreven werd.

 

GEEF EEN VOORBEELD:

"Men kan een paard tot het water leiden, maar men kan het niet doen drinken." Een eenvoudige vat dit natuurlijk op, een wijze geestelijk: dat wil zeggen, een "paard" als het verstand, "water" als waarheid en "drinken" als aannemen.

Het Witte Paard in de Openbaring 4.

Dat wagens en paarden zo’n betekenis hebben, wist men heel goed in de Oude Kerk, omdat die Kerken voorstellende Kerken waren, en bij hen die daartoe behoorden was de wetenschap van de overeenstemmingen en de voorstellingen de voornaamste wetenschap. Uit die Kerken werd de betekenis van het paard als van het verstand, overgenomen door de wijzen in de omliggende landen en ook in Griekenland. Vandaar komt het, dat wanneer zij de zon beschreven, waarin ze de god van hun wijsheid en van hun verstand plaatsten, dat ze hem een wagen met vier vurige paarden toeschreven. En wanneer zij de god van de zee beschreven, omdat door de zee de wetenschappen, die uit het verstand komen, worden aangeduid, gaven ze die ook paarden. En wanneer zij de oorsprong van de wetenschappen uit het verstand beschreven, stelden ze een gevleugeld paard voor, dat met zijn hoef een fontein deed ontspringen, waarbij negen maagden neerzaten, die de wetenschappen zijn; want uit de Oude Kerken was het hun bekend, dat door het paard het verstand werd aangeduid; door de vleugels, het geestelijk ware; door de hoef, het wetenschappelijke uit het verstand en door de fontein de leer waaruit de wetenschappen voortvloeien. Door het Paard van Troje hebben zij ook niet anders willen aanduiden dan een kunstmiddel, uit hun verstand voortgekomen, om de muren te verwoesten. Zelfs tegenwoordig nog, wanneer men het verstand beschrijft, volgens de wijze bij de ouden in gebruik, beschrijft men het algemeen door een vliegend paard of Pegasus; de leer door een fontein, en de wetenschappen door maagden of Muzen, toch is er nauwelijks iemand die weet, dat de paarden in mystieke zin het verstand aanduiden, en nog minder weet men, dat die betekenissen van de voorstellende Kerken van de Oudheid naar de heidenen werden overgebracht.

 

WAAR WAS DE OUDE KERK?

Deze breidde zich uit over geheel Azië, Klein-Azië, Egypte, en misschien verder.

Hemelse Verborgenheden 4680 (gedeelten):

....;de Oude Kerk, die na de vloed door de Heer was geïnstaureerd, was een uitbeeldende Kerk, en deze was zodanig dat haar uitwendige dingen van de eredienst, alle en afzonderlijk de hemelse en geestelijke dingen uitbeeldden, die van het Rijk van de Heer zijn, en in de hoogste zin de Goddelijke dingen van de Heer Zelf. De inwendige dingen van de eredienst echter hadden alle en elk afzonderlijk betrekking op de naastenliefde. Die Kerk was verspreid over een groot deel van de Aziatische wereld, en over verscheidene koninkrijken daar, en hoewel zij ten aanzien van de leerstellige dingen van het geloof van elkaar afweken, was het niettemin één Kerk, omdat allen overal de naastenliefde tot het meest wezenlijke van de Kerk maakten.

 


 

HOEDANIG WAS HAAR EREDIENST?

Uitbeeldend of aanduidend, en later, toen zij uitwendig was geworden, afgodisch.

Leer over de Gewijde Schrift 23 (gedeeltelijk):

Dat de afgoderijen van de natiën in de oude tijden aan de wetenschap van de overeenstemmingen de oorsprong ontleenden, daarvan was de oorzaak, dat alle dingen die op de aarde verschijnen, overeenstemmen, dus niet slechts bomen, maar ook het vee en de vogels van elk geslacht, voorts de vissen en de overige dingen. De Ouden, die in de wetenschap van de overeenstemmingen waren geweest, maakten voor zich beelden, die met de hemelse dingen overeenstemden, en waarin zij zich verlustigden omdat zij zulke dingen betekenen die van de hemel en vandaar van de Kerk waren, en daarom stelden zij die beelden niet slechts op in hun tempels, maar ook in hun huizen, niet ter aanbidding, maar als herinnering aan de hemelse dingen die zij betekenden; vandaar waren er in Egypte en elders, beelden geweest van: kalveren, ossen, slangen; voorts knapen, grijsaards, maagden, omdat kalveren en ossen betekenden de aandoeningen en de krachten van de natuurlijke mens; de slangen de voorzichtigheid van de zinlijke mens; de knapen de onschuld en de naastenliefde, de grijsaards de wijsheid, en de maagden de aandoeningen van het ware; en zo voort. De nakomelingen begonnen, toen de wetenschap van de overeenstemmingen in vergetelheid was geraakt, de beelden en de nabootsingen die door de Ouden waren opgesteld, omdat zij in en in de nabijheid van de tempels waren, te vereren als heilig, en tenslotte als godheden.

Hemelse Verborgenheden 4680 (gedeeltelijk):

...;zij die toentertijd het geloof van de naastenliefde scheidden, en het geloof tot het wezenlijke van de Kerk maakten, werden Cham geheten. Maar deze Kerk boog in de loop van de tijd af tot afgodische dingen, en in Egypte, Babel, en elders tot magische dingen; zij begonnen immers de uitwendige dingen zonder de inwendige te vereren, en omdat zij zo van de naastenliefde terugtraden, trad ook de hemel van hen terug, en in de plaats ervan kwamen er geesten uit de hel die hen leidden

 

 

WAT BETEKENEN SEM, CHAM EN JAFETH?

Ze zijn de namen, door de oudheid gegeven aan de verschillende van de Oude Kerk afgeleide godsdiensten.

Hemelse Verborgenheden 616.

"En Noach gewon drie zonen, Sem, Cham en Jafeth." (Genesis 6 :10). Dat Noach drie zonen gewon, betekent, dat daaruit drie soorten van leringen ontstonden, aangeduid door Sem, Cham en Jafeth.

Hemelse Verborgenheden 773.

Dat hierdoor in het algemeen de mens van de Kerk wordt aangeduid, of alles wat tot deze Kerk behoorde, blijkt hieruit, dat het woord betrekking heeft op hen, die even te voren zijn genoemd, namelijk op Noach, Sem, Cham en Jafeth; dezen, hoewel zij met hun vieren zijn, maken niettemin tezamen één uit; in Noach, onder wie in het algemeen de Oude Kerk verstaan wordt, zijn als in een ouder of in een zaad, de daaruit voortkomende Kerken vervat; vandaar wordt door hen de Oude Kerk aangeduid; al deze Kerken, die Sem, Cham en Jafeth zijn genoemd, vormen tezamen de Kerk, die de Oude Kerk genoemd wordt.

 

WELKE SOORT EREDIENST WERD ONDER SEM EN JAFETH VERSTAAN?

Een inwendige en uitwendige eredienst uit naastenliefde.

Hemelse Verborgenheden 1062.

Dat Sem de innerlijke Kerk betekent, Cham de verdorven Kerk, Jafeth de uiterlijke Kerk, blijkt eveneens uit wat volgt, want zij worden als zodanig beschreven. Het was met de Oude Kerk zo gesteld als met elke Kerk, namelijk dat daarin innerlijke mensen waren, innerlijke verdorven mensen en uiterlijke mensen. De innerlijke mensen zijn zij, die de naastenliefde tot geloof maken; de innerlijke verdorven mensen zijn zij, die het geloof zonder naastenliefde tot de hoofdzaak van het geloof maken; en de uiterlijke mensen zijn zij, die weinig over de innerlijke mens denken, maar toch de werken van de naastenliefde betrachten, en de riten van de Kerk als heilig in acht nemen. Naast deze drie soorten van mensen bestaan er geen andere, die mensen van de geestelijke Kerk genoemd kunnen worden, en daar zij allen mensen van de Kerk waren, wordt van hen gezegd dat zij uit de ark gingen. Zij, die innerlijke mensen waren in de Oude Kerk, dat wil zeggen, die de naastenliefde tot de hoofdzaak van het geloof maakten, werden Sem genoemd; daarentegen werden zij in de Oude Kerk, die innerlijk verdorven mensen waren, dat wil zeggen, die het geloof zonder de naastenliefde tot hoofdzaak van het geloof maakten, Cham genoemd; maar zij in de Oude Kerk, die uiterlijke mensen waren, en weinig over de innerlijke mens nadachten, maar toch de werken van de naastenliefde betrachtten, en de riten van de Kerk als heilig in acht namen, werden Jafeth genoemd.

 

 

 

WELK SOORT ONDER CHAM?

De door eigenliefde innerlijk verdorven eredienst.

Hemelse Verborgenheden 1062, zie de vorige vraag.

Hemelse Verborgenheden 1079 (gedeeltelijk):

Waar geen naastenliefde is, is eigenliefde, bijgevolg haat tegen allen die hen niet begunstigen; vandaar komt het, dat zij bij de naaste alleen diens boze zien, en wanneer zij iets goeds zien, nemen zij het op alsof het niet goed was, of duiden het ten kwade.

WAT WAS BABEL?

De verwarring ontstaan uit de zelfverhoging of -verheerlijking en de aanbidding van mensen als goden.

Hemelse Verborgenhede 1326 (gedeeltelijk):

Uit de zelfzucht, dat wil zeggen, uit de eigenliefde of het eigen ik, vloeien alle boosheden voort, zoals: haatgevoelens, wraaknemingen, wreedheden, echtbreuken, sluwheden, huichelarijen, en goddeloosheid. Wanneer daarom eigenliefde of het eigen ik in de godsdienst aanwezig is, bevinden zich daarin van dergelijke boosheden, maar al naar het verschil en de graad van de hoeveelheid en van de hoedanigheid van datgene, wat uit deze liefde voortvloeit; vandaar alle ontwijding van de godsdienst. Het is hiermee echter aldus gesteld: hoe meer van de eigenliefde of van het eigen ik in de godsdienst binnendringt, des te meer wijkt de innerlijke godsdienst terug, of des te meer gaat de innerlijke godsdienst teniet. De innerlijke godsdienst bestaat in de neiging tot het goede en de erkenning van het ware; daarentegen, hoe meer van de eigenliefde of hoe meer van het eigen ik indringt of binnenkomt, des te meer wijkt of verdwijnt de neiging tot het goede en de erkenning van het ware. Nooit kan het heilige met het profane tezamen zijn, evenmin als de hemel met de hel, maar het ene moet voor het andere wijken. Van die aard is de staat en de orde in het Rijk van de Heer. Dit is de reden, waarom zich bij diegenen, van wie de godsdienst Babel wordt genoemd, geen innerlijke godsdienst bevindt

Hemelse Verborgenheden 1327 (gedeeltelijk):

Met de Kerken na de vloed was het aldus gesteld: er waren drie Kerken, die in het Woord in het bijzonder vermeld worden, namelijk: de eerste Oude Kerk, die naar Noach werd genoemd; de tweede Oude Kerk, naar Eber geheten; en de derde Oude Kerk, naar Jakob geheten, en nadien naar Jehuda en Israël. Wat de Eerste Kerk betreft, die naar Noach wordt genoemd: deze was als het ware de ouder van de volgende, en zoals het met Kerken in haar aanvang het geval pleegt te zijn, had zij meer ongereptheid en onschuld, zoals ook uit het eerste vers van dit hoofdstuk blijkt, waar gezegd wordt dat zij van ‘enerlei lip’ was, dat wil zeggen, van een enkele leer, in die zin dat van allen de naastenliefde het wezenlijke was. Maar in de loop van de tijden begon zij, zoals gewoonlijk met de Kerken geschiedt, eveneens te vallen, en wel voornamelijk hierdoor, dat velen van hen de godsdienst op henzelf begonnen over te brengen, om zo boven anderen uit te blinken. Dergelijke mensen konden in de Kerk niet anders werken dan als een soort gist of als brandstichtende toortsen. Toen nu daardoor het gevaar van de ontwijding van het heilige, dreigend nabij was, werd de staat van deze Kerk door de Voorzienigheid van de Heer veranderd, namelijk zodanig, dat haar innerlijke godsdienst te gronde ging en het uiterlijke overbleef. Hieruit blijkt ook, dat een dergelijke godsdienst die Babel wordt genoemd, niet in de Eerste Oude Kerk de overhand nam, maar in de volgende Kerken, toen men de mensen als goden begon te vereren, vooral na de dood; vandaar zoveel goden bij de natiën. De reden, waarom de innerlijke godsdienst te gronde ging en de uiterlijke overbleef, is hierin gelegen, dat het heilige niet ontwijd mocht worden; de ontwijding van het heilige brengt eeuwige verdoemenis met zich mee; niemand kan het heilige ontwijden, dan alleen hij die erkentenissen van het geloof heeft, en ze erkent; wie ze echter niet heeft, kan niet erkennen, en nog minder ontwijden. Het zijn de innerlijke dingen, die ontwijd kunnen worden, want het heilige is in de innerlijke dingen, echter niet in de uiterlijke.

 

 

 

WIE WAS EBER?

Een derde Kerk, de Tweede Oude Kerk, die geestelijk-natuurlijk was. Door de oude schrijvers werd haar tijd de Koperen Eeuw genoemd, die ook in het beeld werd uitgebeeld met de dijen van koper, dat door Nebucadnezar werd gezien, (Dan. 2: 32).

Hemel en Hel 115 (gedeeltelijk):

De hemelbewoners woonden samen met de mensen en hadden omgang met hen als vrienden met vrienden. Na die tijden kwamen er echter mensen, die niet volgens de overeenstemmingen zelf, maar uit de kennis van de overeenstemmingen dachten, en ook toen had nog verbinding van de hemel met de mensen plaats, maar niet zo innig. Hun tijd wordt de zilveren eeuw genoemd. Later zijn er mensen gekomen, die weliswaar de overeenstemmingen kenden, maar niet volgens de kennis daarvan dachten en dit, omdat zij in het natuurlijk goede en niet, zoals de vroegere mensen, in het geestelijk goede waren. Hun tijd wordt de koperen eeuw genoemd

Hemelse Verborgenheden 1238 (gedeeltelijk):

...en daar zo iets van een Kerk ontstond, die van de Oude Kerk gescheiden was, kwam hieruit als het ware een nieuwe Kerk voort, die men daarom de tweede Oude Kerk kan noemen. Eber was daarvan de eerste grondlegger, waarom deze Kerk naar Eber werd genoemd. In die tijd waren alle mensen onderscheiden in huizen, families en natiën; elke natie erkende één enkele vader, naar wie zij ook werd genoemd, zoals uit het Woord herhaaldelijk blijkt. Aldus werd de natie, die Eber als haar vader erkende, de Hebreeuwse natie genoemd.

Hemelse Verborgenheden 5658 (gedeeltelijk):

Dat het zilver het ware betekent, was in de oude tijden heel goed bekend; vandaar hebben de Ouden die tijden van de wereld van het eerste tijdperk tot het laatste onderscheiden in gouden, zilveren, koperen, en ijzeren eeuwen, waaraan zij nog de lemen toevoegden. De gouden eeuwen noemden zij die tijden toen er onschuld en ongereptheid was, en toen eenieder het goede deed vanuit het goede, en het gerechte vanuit het gerechte; de zilveren eeuwen echter noemden zij die tijden toen er niet langer onschuld was, maar toch een soort van ongereptheid, die niet hierin bestond dat zij het goede deden vanuit het goede, maar daarin dat zij het deden vanuit het ware; met de koperen en de ijzeren eeuwen betitelden zij echter die tijden die nog lager zijn. Dat zij die tijden zo betitelden, was niet vanuit vergelijking, maar vanuit overeenstemming.

 

HOEDANIG WAS DEZE KERK ?

Haar eredienst bestond voornamelijk uit uitwendige dingen, zoals: beelden, rituelen, priesterschappen, voorschriften, enz., maar zij bekommerde zich niet zozeer om de inwendige dingen, die door de uitwendige werden aangeduid.

Hemelse Verborgenheden 1241.

Dat Eber de eerste grondlegger van de tweede Oude Kerk was, en dat door hem deze Kerk wordt aangeduid, daarmee is het alsvolgt gesteld: de eerste Oude Kerk, die, zoals gezegd, zo wijd over het aardrijk verbreid was, vooral over Azië, was, zoals het met alle Kerken overal pleegt te geschieden, in de loop van de tijden ontaard en door vernieuwers vervalst, zowel wat de innerlijke als wat de uiterlijke godsdienst betreft, en dit op verschillende plaatsen, en voornamelijk hierdoor, dat alle betekenissen en uitbeeldingen, die de Oude Kerk uit mondelinge overlevering van de Oudste Kerk had, en die alle op de Heer en op Zijn Rijk betrekking hadden, in afgoderijen werden veranderd, en bij sommige natiën in magie. Opdat de gehele Kerk niet te gronde zou gaan, stond de Heer toe dat ergens een aanduidende en uitbeeldende godsdienst, wederopgericht werd, wat door Eber geschiedde, en deze godsdienst bestond hoofdzakelijk in uiterlijke dingen. De uiterlijke dingen van de godsdienst waren hoogten, bossen, beelden, zalvingen, behalve de bedieningen van het priesterambt en al wat tot het priesterambt behoorde, en andere dingen meer, die inzettingen werden genoemd. De innerlijke dingen van de godsdienst waren de

leringen uit de tijd van vóór de vloed, en bovenal afkomstig van hen, die Henoch geheten waren, en die de innerlijke gewaarwordingen van de Oudste Kerk verzameld hadden, en daaruit leerstellingen hadden samengesteld, die hun Woord vormden. Uit al deze dingen bestond de godsdienst van deze Kerk, die door Eber was ingesteld, maar met toevoegingen en ook met veranderingen; bovenal begon men de offeranden boven de andere riten te verkiezen, welke offeranden in de ware Oude Kerk onbekend waren, en alleen bij enige nakomelingen van Cham en Kanaän bestonden, die afgodendienaren waren, en aan wie de offeranden werden toegelaten, opdat zij niet hun zonen en dochters zouden offeren. Hieruit blijkt, van welke aard deze tweede Oude Kerk was, die door Eber werd ingesteld en in zijn nageslacht, die de Hebreeuwsche natie heette, werd voortgezet.

 

 

 

HOE WERD DE OUDE KERK AFGODISCH?

In de loop van de tijd begonnen de mensen de overeenstemmingen te vergeten en daarmee de geestelijke betekenis van de uitbeeldingen in hun eredienst en in hun Woord. Toen vingen zij aan de beelden zelf en de dingen in de Natuur te aanbidden en offers te brengen.

Leer over de Gewijde Schrift 23 (gedeeltelijk):

Dat de afgoderijen van de Natiën in de oude tijden aan de wetenschap van de overeenstemmingen hun oorsprong ontleenden, had als oorzaak, dat alle dingen die op de aarde verschijnen, overeenstemmen, dus niet slechts bomen, maar ook het vee en de vogels van elk geslacht, en verder ook de vissen en de overige dingen. De Ouden, die in de Wetenschap van de overeenstemmingen waren geweest, maakten voor zich beelden, die met de hemelse dingen overeenstemden, en waarin zij zich verlustigden omdat zij zulke dingen betekenden die van de hemel en vandaar van de Kerk waren, en daarom stelden zij die beelden niet slechts op in hun tempels, maar ook in hun huizen, niet ter aanbidding, maar ter herinnering aan de hemelse dingen die zij betekenden; vandaar waren in Egypte en elders beelden geweest van: kalveren, ossen, slangen; voorts knapen, grijsaards, maagden, omdat kalveren en ossen betekenden de aandoeningen en de krachten van de natuurlijke mens; de slangen de voorzichtigheid van de zinlijke mens; de knapen de onschuld en de naastenliefde, de grijsaards de wijsheid, en de maagden de aandoeningen van het ware; en zo voort. De nakomelingen begonnen, toen de wetenschap van de overeenstemmingen in vergetelheid was geraakt, de beelden en de nabootsingen door de Ouden opgesteld, omdat zij in de tempels, en in de nabijheid waren, te vereren als heilig, en tenslotte als godheden.

 

 

WAS ABRAHAM EEN WARE HISTORISCHE FIGUUR?

Ja, de ware geschiedenis begint in het Oude Testament na Eber; daarvóór is alles een verdicht of uitbeeldend geschiedenisverhaal.

Hemelse Verborgenheden 1020 (gedeeltelijk):

Dat dit wordt aangeduid, kan hieruit blijken, dat alles, wat van het eerste hoofdstuk van Genesis tot op Eber, elfde hoofdstuk, historisch is samengevoegd, een andere betekenis heeft dan in de letter ligt opgesloten, en dat in de historische verhalen niets dan verdichtsels in historische vorm zijn, overeenkomstig de gewoonte van de Oudsten. Wanneer dezen van de waarheid van een zaak getuigenis gaven, zeiden zij: "Jehovah zei", hier echter "God", omdat er sprake is van de geestelijke Kerk; desgelijks bedienden zij zich van deze uitdrukking, wanneer iets bewaarheid zou worden of bewaarheid werd.

Hemelse Verborgenheden 1540 (gedeeltelijk):

De ware historische verhalen van het Woord zijn, zoals gezegd, met het voorafgaande twaalfde hoofdstuk begonnen; en tot daar, of liever tot Eber, waren het verdichte verhalen. De historische verhalen, die nu ten aanzien van Abram worden voortgezet, betekenen in de innerlijke zin de Heer, en wel Zijn eerste leven, zoals het was, voordat Zijn Uiterlijke Mens met de Innerlijke verbonden werd, in die mate, dat zij één uitmaakten, dat wil zeggen, voordat Zijn Uiterlijke Mens eveneens hemels en Goddelijk was geworden. Het zijn de geschiedenissen, die de Heer uitbeelden, de woorden zelf zijn de aanduidingen van datgene, wat uitgebeeld wordt;

 

WIE WAREN DE ISRAËLIETEN?

De vierde Kerk op deze aarde, bedoeld met de schenkelen van ijzer in het beeld gezien door Nebucadnezar (Dan 2: 33), en de IJzeren Eeuw. Van haar staat immers geschreven: "Ik wist dat gij hard zijt, en uw nek een ijzeren zenuw is, en uw voorhoofd koper." (Jesaja 48:4).

Leer over de Gewijde Schrift 23 (gedeeltelijk):

Maar nochtans is de wetenschap van de overeenstemmingen er in het geheel géén geweest bij de Israëlitische en de Joodse natie, hoewel alle dingen van hun eredienst, en alle gerichten en inzettingen, hun door Mozes gegeven, en alle dingen van het Woord, louter overeenstemmingen waren. De oorzaak was deze, dat zij in hun hart afgodendienaars waren, en wel zodanig, dat zij het zelfs niet wilden weten, dat iets van hun eredienst het hemelse en het geestelijke betekende; zij wilden immers dat al die dingen heilig waren vanuit zich en met hen; en daarom zouden zij, als aan hen de hemelse en de geestelijke dingen waren onthuld, deze niet slechts verworpen hebben, maar ook ontwijd; daarom was de hemel voor hen dermate gesloten, dat zij nauwelijks wisten dat er een eeuwig leven bestaanbaar was. Dat dit zo is, blijkt duidelijk hieruit, dat zij de Heer niet erkenden, hoewel de algehele Gewijde Schrift over Hem heeft geprofeteerd, en Hem voorzegd. Zij verwierpen Hem om die oorzaak alleen al, omdat Hij hen leerde over het hemels Koninkrijk, en niet over het aards koninkrijk; zij wilden immers een Messias die hen boven alle natiën in de gehele wereld zou verhogen, en niet enige Messias Die voor hun eeuwig heil zorg droeg. Overigens beamen zij, dat het Woord in zich vele verborgenheden bevat, die mystiek worden genoemd, maar zij willen niet weten dat die gaan over de Heer; maar zij willen wel weten, wanneer gezegd wordt dat die over goud handelen.

 

HOEDANIG WAS DE ISRAËLITISCHE EN JOODSE KERK?

Geheel natuurlijk of uitwendig, zonder enig inwendige, dus slechts de uitbeelding van een Kerk in plaats van een Kerk.

Hemelse Verborgenheden 1409 (gedeeltelijk):

Hoe het met de uitbeeldingen gesteld is, kan blijken uit de historische vermeldingen. Maar met de uitbeeldingen is het als volgt gesteld: niets is gericht op de persoon, van welke aard hij is, maar alles op de zaak, die hij uitbeeldt; want alle koningen van Juda en Israël beeldden het Koningschap van de Heer uit, onverschillig welk karakter zij hadden, en alle priesters het Priesterschap van de Heer, onverschillig van welke aard zij waren. Aldus konden zowel de bozen als de goeden de Heer en de hemelse en geestelijke dingen van Zijn Rijk uitbeelden; want, zoals eerder gezegd en aangetoond, de uitbeeldingen zijn geheel en al van de persoon gescheiden.

Hemelse Verborgenheden 4288 (gedeeltelijk):

.....Maar men moet weten wat een uitbeeldende Kerk is, en wat het uitbeeldende van een Kerk; een uitbeeldende Kerk is er, wanneer de inwendige eredienst in de uitwendige is; er is echter het uitbeeldende ván een Kerk, wanneer er geen inwendige eredienst is, maar wel een uitwendige; in de ene en de andere zijn bijna eendere uitwendige rituele dingen, namelijk eendere statuten, eendere wetten, en geboden; maar in de uitbeeldende Kerk stemmen de uitwendige dingen overeen met de inwendige, zodat zij één maken, maar in het uitbeeldende ván een Kerk is er geen overeenstemming, omdat de uitwendige dingen òf zonder inwendige dingen zijn, òf daarmee in strijd. In de uitbeeldende Kerk is de hemelse en geestelijke liefde het principale, maar in het uitbeeldende ván een Kerk is de lichamelijke en wereldse liefde het principale; de hemelse en geestelijke liefde is het inwendige zelf, maar waar geen hemelse en geestelijke liefde is, maar alleen lichamelijke en wereldse liefde, is er een uitwendige zonder het inwendige.

Hemelse Verborgenheden 10500 (gedeeltelijk):

Aangezien dus de Israëlitische natie in de uitwendige dingen zonder de inwendige was, en toch iets van de Kerk bij haar zou worden ingesteld, werd daarom door de Heer daarin voorzien, dat er toch verbinding met de hemel zou geschieden door de uitbeeldende dingen, die de uitwendige dingen van de eredienst bij die natie waren. Maar er waren twee dingen vereist, opdat dit zou kunnen geschieden; het ene, dat het inwendige bij hen geheel en al toegesloten zou zijn; en het tweede, dat zij in een uitwendig heilige zouden kunnen zijn wanneer zij in de eredienst waren; wanneer het inwendige immers geheel en al is toegesloten, dan wordt het inwendige van de Kerk en van de eredienst noch ontkend, noch erkend, het is er als het ware niet; en dan kan het uitwendig heilige er zijn, en eveneens verheven worden, omdat niets in de weg staat dat verhindert; daarom was die natie eveneens in een volledige onwetendheid ten aanzien van de inwendige dingen, die van de liefde tot en van het geloof in de Heer zijn, en van het eeuwige leven daardoor.

 

WELK NUT HAD ZIJ?

Zolang de mensen de verordeningen en voorschriften gehoorzaamden, kon zij als een grondslag voor de hemelen dienen en konden zij zelf behouden worden.

Hemelse Verborgenheden 4288 (gedeeltelijk):

...in het algemeen, dat zij die van de uitbeeldende Kerk waren, verbinding hadden met de drie hemelen ten aanzien van de innerlijke dingen, waaraan de uiterlijke dingen tot vlak dienden; maar zij die in het uitbeeldende ván een Kerk waren, hadden geen verbinding met de hemel ten aanzien van de innerlijke dingen, maar wel konden de uitwendige dingen waarin zij gehouden werden, tot vlak dienen, en dit op wonderbaarlijke wijze vanuit van de voorzienigheid van de Heer, daarom opdat er iets van verbinding zou bestaan tussen de hemel en de mens door iets wat op een Kerk leek, want zonder de verbinding van de hemel met de mens door iets van een Kerk zou het menselijk geslacht te gronde gaan.

HOE HEBBEN DE MENSEN DAARVAN KENNIS GENOMEN VAN GOD?

Door wonderen, totdat zij zelfs met behulp daarvan niet langer gehoorzaamden.

Goddelijke Voorzienigheid 132 (gedeeltelijk):

Dat wonderen zodanig zijn, kan duidelijk vaststaan uit de wonderen die gedaan werden voor het Joodse en het Israëlitische volk; hoewel deze mensen zoveel wonderen in het land van Egypte hadden gezien, en daarna aan de zee Suph, en andere in de woestijn, en vooraal op de berg Sinaï, toen de Wet verkondigd werd, maakten zij zich evenwel, na een periode van een maand, toen Mozes op die berg vertoefde, een gouden kalf, en erkenden dat als Jehovah die hen had uitgeleid uit het land Egypte.Voorts ook de wonderen daarna in het land Kanaän gedaan, en toch traden zij even vaak van de bevolen eredienst terug. Eveneens uit de wonderen die de Heer, toen Hij in de wereld was, voor hen deed, en evenwel kruisigden zij Hem.

 

GING OOK BIJ DE GOEDE MENSEN HET INWENDIGE VERLOREN?

Ja, zelfs de goeden werden steeds meer verhinderd om de invloeiing van liefde en geloof uit God door de geestelijke wereld heen, op te nemen.

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 293.

De Heer kwam in de wereld om het menselijk geslacht te behouden, dat anders met de eeuwige dood zou zijn te gronde gegaan; en Hij behield het daardoor, dat Hij de hellen onderjukte, die elk mens komende in de wereld, en uitgaande van de wereld, bestookten; en tegelijk daarmee dat Hij Zijn Menselijke verheerlijkte; zo immers kon Hij de hellen tot in het eeuwige onderjukt houden. De onderjukking van de hellen, en tegelijk de verheerlijking van Zijn Menselijke, is geschied door de verzoekingen in het Menselijke, dat Hij had vanuit de moeder, toegelaten, en door aanhoudende overwinningen toen; Zijn lijden aan het kruis was de laatste verzoeking en de volle overwinning.

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 294 (gedeeltelijk):

Deze dingen zijn gezegd over Zijn lijden: verheerlijken is Goddelijk maken. Daaruit nu staat vast, dat als niet de Heer in de wereld was gekomen, en Mens was geworden, en op deze wijze had bevrijd van de hel allen die geloven in Hem, en Hem liefhebben, geen sterveling gezaligd had kunnen worden: zo wordt het verstaan dat er zonder de Heer geen heil is.

 

 

 

WAAROM?

Omdat steeds meer helse gezelschappen de lagere gebieden van die wereld innamen en zich op deze wijze, zoals wolken, tussen God en het mensdom plaatsten.

Jesaja 59: 1,2.

"Zie, de hand van de Heer is niet te kort om te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort

Ware Christelijke Religie 121 (gedeeltelijk):

De Heer heeft dus zo niet alleen de mensen, maar ook de engelen verlost. Dit volgt uit wat in het voorafgaande artikel werd gezegd, namelijk, dat de engelen zonder de verlossing uit de Heer evenmin hadden kunnen voortbestaan. De hellen waren ten tijde van de eerste komst van de Heer dermate omhoog gerezen, dat zij de gehele wereld der geesten vervulden, die het midden houdt tussen hemel en hel, en op deze wijze niet alleen die hemel, die de laatste wordt genoemd, in verwarring brachten, maar ook de middelste hemel aanvielen, die zij op duizend manieren bestookten, en die zijn vernietiging tegemoet gegaan zou zijn, indien de Heer niet had ondersteund.

 

 

 

WAAR KWAMEN ZIJ VANDAAN?

Zij waren de geesten van overleden boze mensen.

Laatste Oordeel 14.

In de Christelijke wereld wordt in het geheel niet geweten dat de hemel en de hel uit het menselijk geslacht voortkomen. Er wordt geloofd, dat engelen in het begin geschapen werden, en dat daardoor de hemel ontstond. En dat de duivel of satan een engel des lichts was, maar doordat hij in opstand kwam, werd hij met zijn troep omlaag geworpen en zo ontstond de hel.

Dat er zo'n geloof heerst in de Christelijke wereld, verwondert de engelen in hoge mate; en nog meer, dat men geheel niets weet over de hemel, terwijl dat toch een voornaam punt in de leer van de Kerk is.

Omdat er zo’n onwetendheid heerst zijn zij verheugd, dat het de Heer nu behaagd heeft vele dingen over de hemel en ook over de hel te openbaren, en daardoor zoveel als mogelijk is, de duisternis te verdrijven, die iedere dag toeneemt, omdat de Kerk aan haar einde gekomen is. Daarom verlangen zij dat ik -Swedenborg- uit hun mond zal verzekeren, dat er in de gehele hemel niet één engel is, die in het begin als engel geschapen werd, noch één enkele duivel in de hel, die als engel des lichts geschapen en later neergeworpen werd.

Allen, zowel in de hemel als in de hel, zijn uit het menselijk geslacht voortgekomen; in de hemel zijn zij die in de wereld in hemelse liefde en geloof hadden geleefd, in de hel zij die in de helse liefde en geloof geleefd hadden.

De hel in haar hele omvang wordt duivel of satan genoemd. De achterste hel, waar zij zijn die boze geniën genoemd worden, heet duivel; en de voorste hel, waar zij zijn die boze geesten genoemd worden, heet satan.

Over de hoedanigheid van beide hellen zie men het werk "Hemel en Hel" aan het einde daarvan.

Dat de Christelijke wereld zulk een geloof heeft gevormd over hen, die in de hemel of in de hel zijn, verklaarden de engelen daaruit, dat enkele plaatsten in het Woord uitsluitend volgens de letterlijke zin worden verstaan, en niet worden toegelicht en verklaard door de echte leer uit het Woord; terwijl toch de letterlijke zin van het Woord, zonder voorlichting van de echte leer van de Kerk, het geestelijke in verschillende denkbeelden verstrooit, waardoor onkunde, ketterijen en dwalingen ontstaan.

 

 

 

volgende hoofdstuk - inhoudsopgave

Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 2010.