Vragen en Antwoorden met Bevestigingen uit de Geschriften van Swedenborg

Hoofdstuk 4 - DE HEER VERLOSSER

-

 

WAT WORDT BEDOELD MET VERLOSSING?

De onderwerping van de hellen en daardoor het herstel van de Goddelijke invloeiing in het menselijk gemoed, dat de mens het vermogen geeft om zalig te worden.

Ware Christelijke Religie 121 (gedeeltelijk):

.....dat de Heer in de wereld gekomen is, om de hel van de mens te verwijderen, en dat Hij die verwijderde door worstelingen ertegen, en door overwinningen daarop; zo heeft Hij de hellen onderworpen en tot gehoorzaamheid aan Hem gebracht. Voorts door het volgende: dat Jehovah God neerdaalde en het Menselijke aannam, ten einde alle dingen die in de hemel, en alle dingen die in de Kerk waren, in orde te brengen, aangezien toen de macht van de duivels, dat wil zeggen, van de hel, macht had over de macht van de hemel, en op aarde de macht van het boze over de macht van het goede, tengevolge waarvan een algehele verdoemenis dreigend voor de deur stond. Jehovah God heeft deze in het verschiet liggende verdoemenis door Zijn Menselijke opgeheven, en zo dus mensen en engelen verlost; hieruit blijkt duidelijk, dat niemand zonder de Komst van de Heer behouden had kunnen worden. Evenzo is het heden ten dage gesteld; wanneer daarom de Heer niet opnieuw in de wereld komt, kan evenmin iemand behouden worden.

Ware Christelijke Religie 579 (gedeeltelijk):

....de Heer is in de wereld gekomen voornamelijk voor deze twee dingen: om de hel van de engel en van de mens te verwijderen, en om Zijn Menselijke te verheerlijken; want vóór de Komst van de Heer was de hel dermate aangewassen, dat zij de engelen van de hemel bestookte, alsmede door een zich opdringen tussen de hemel en de wereld, de gemeenschap van de Heer met de mensen van het aardrijk onderschepte, waardoor uit de Heer niet enig Goddelijk Ware en Goede tot de mensen kon doordringen; vandaar bedreigde een algehele verdoemenis het gehele menselijk geslacht, en ook konden de engelen van de hemel niet lang meer in hun ongereptheid blijven bestaan. Om daarom de hel achteruit te dringen en zo de dreigende verdoemenis af te wenden, kwam de Heer in de wereld, en verwijderde de hel en onderjukte deze, en opende zo de hemel, zodat Hij voortaan bij de mensen van het aardrijk aanwezig kon zijn; en diegenen behouden, die overeenkomstig Zijn geboden zouden leven, bijgevolg hen wederverwekken en zaligmaken, want zalig gemaakt worden diegenen, die wederverwekt worden.

 

 

WAT BETEKENT DE ZALIGMAKING?

De opneming van God door de mens en vandaar de wederverwekking.

Ware Christelijke Religie 73 (gedeeltelijk):

De in de mens neergelegde wetten van de orde zijn deze, dat de mens zich waarheden uit het Woord verwerft, en daarover natuurlijk, en, voor zover hij kan, redelijk denkt, en zich op deze wijze een natuurlijk geloof verschaft. De wetten van de orde van de zijde van God zijn met Zijn Goddelijk Licht het natuurlijk geloof van de mens - dat louter wetenschappelijk en overreding is – vullen en zo dit geloof met een Goddelijke essentie vullen. Zo en niet anders wordt het geloof zaligmakend. Zo is het ook gesteld met de naastenliefde. Maar wij zullen kort enige dingen opsommen: God kan overeenkomstig Zijn wetten geen mens de zonden vergeven dan alleen voor zoveel de mens overeenkomstig Zijn wetten daarvan aflaat; God kan de mens niet geestelijk wederverwekken dan alleen voor zoveel de mens overeenkomstig Zijn wetten zichzelf natuurlijk wederverwekt. God is in het voortdurend streven om de mens weder te verwekken en hem zo zalig te maken, maar hij kan dit niet bewerkstelligen, tenzij de mens zich als een ontvangend vat voorbereidt en zo voor God de weg effent en de deur opent.

Ware Christelijke Religie 577 (gedeeltelijk):

.....dat de Heer onophoudelijk werkt om de mens weder te verwekken, aangezien Hij voortdurend handelt is om hem zalig te maken, en niemand zalig gemaakt kan worden tenzij hij wordt wederverwekt overeenkomstig de eigen woorden van de Heer bij Johannes ‘dat wie niet wederom verwekt wordt, het koninkrijk Gods niet kan zien’, (Johannes 3:3,5,6); daarom is de wederverwekking het middel van de zaligmaking, en de naastenliefde en het geloof zijn de middelen van de wederverwekking.

 

HOE WERDEN DE MENSEN VAN DIE HEERSENDE TOESTAND VERLOST?

Door de Komst van God in de wereld.

Ware Christelijke Religie 2.

Het geloof van de Nieuwe hemel en van de Nieuwe kerk in zijn universele vorm, is dit: Dat de Heer uit het eeuwige, die Jehovah is, in de wereld is gekomen, om de hellen te onderwerpen, en om Zijn Menselijke te verheerlijken; en dat zonder dit geen sterveling behouden had kunnen worden; en dat diegenen behouden worden, die in Hem geloven.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 293.

De Heer kwam in de wereld om het menselijk geslacht te behouden, dat anders met de eeuwige dood te gronde zou zijn gegaan; en Hij zaligde het daardoor, dat Hij de hellen onderjukte, die elk mens komende in de wereld, en uitgaande van de wereld, bestookten; en tegelijk daarmee dat Hij Zijn Menselijke verheerlijkte: zo immers kon Hij de hellen tot in het eeuwige onderjukt houden, dus door de onderjukking van de hellen, en tegelijk door de verzoekingen in het Menselijke, dat Hij had vanuit de moeder, toe te laten, en door aanhoudende overwinningen daarop. Zijn Lijden aan het kruis was de laatste verzoeking en de volle overwinning.

 

WAAR LEERT HET NIEUWE TESTAMENT DAT JEZUS CHRISTUS GOD DE SCHEPPER WAS?

In Johannes 1: 10:

"Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend".

 

HOE KON GOD IN DE WERELD ZIJN, TERWIJL HIJ OVERAL IS?

Zijn Ziel was het Oneindig Goddelijk Zelf, dat alomtegenwoordig is.

Ware Christelijke Religie 82 (gedeeltelijk):

Jehovah God is neergedaald en heeft het Menselijke aangenomen om de mensen te verlossen en zalig te maken.

 

 

HOE IS HIJ IN DE WERELD GEKOMEN?

Door de geboorte uit de maagd Maria en dus het aannemen van een natuurlijk menselijke.

Mattheüs 1: 20-23

"Zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zei: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest. Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die Zijn volk zal redden van hun zonden. Dit alles is geschied opdat vervuld zou worden hetgeen de Heer door de profeet gesproken heeft, toen hij zei: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immánuel geven, hetgeen betekent: God met ons.

Goddelijke Liefde 221 (gedeelten):

... dat de Heer in de wereld is gekomen en het Menselijke heeft opgenomen opdat Hij zich in de macht zou brengen om de hellen te onderjukken, en alle dingen zowel in de hemelen als op aarde in orde terug te brengen.

De Heer echter is door aanneming van het Natuurlijk Menselijke het Goddelijk Goede en het Goddelijk Ware Zelf, of, wat hetzelfde is, de Goddelijke Liefde en Goddelijke Wijsheid Zelf, zowel in eersten als in laatsten.

 

 

HOE GESCHIEDDE DE ONTVANGENIS?

Jehovah God Zelf is nedergedaald als het Goddelijke Ware of het Woord, dat tenslotte als een zuiver Goddelijk Zaad in de baarmoeder van Maria is ontvangen.

Mattheüs 1:18.

"De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de Heilige Geest."

Mattheüs 1:20.

"zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zei: Jozef, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige geest."

Mattheüs 1:23.

"Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immánuel geven, hetgeen betekent: God met ons."

Lucas 1:35.

"En de engel antwoordde en zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom zal ook het Heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden."

Johannes 1:14

"Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid."

Ware Christelijke Religie 85 (gedeeltelijk):

Jehovah God is neergedaald als het Goddelijk Ware, wat het Woord is, zonder nochtans het Goddelijk Goede daarvan te scheiden.

Ware Christelijke Religie 103 (gedeeltelijk):

Hieraan zal ik de volgende verborgenheid toevoegen; namelijk dat de ziel, die vanuit de vader is, de mens zelf is, en dat het lichaam, dat uit de moeder is, niet de mens in zichzelf is, maar vanuit hem; dit is slechts zijn bekleding, samengeweven uit dingen, die van de natuurlijke wereld komen, terwijl de ziel daarentegen is samengeweven uit dingen, die in de geestelijke wereld zijn.

Ware Christelijke Religie 89 (gedeelten):

God heeft het menselijke aangenomen overeenkomstig Zijn Goddelijke Orde.

Aangezien nu God neerdaalde, en aangezien Hij de Orde is, zo kon Hij, om daadwerkelijk ook mens te worden, niet anders, dan ontvangen worden, in de baarmoeder gedragen, geboren, opgevoed worden en geleidelijk de wetenschappen leren, en door middel daarvan in inzicht en wijsheid worden binnengeleid.

 

 

WAT KON HIJ BEREIKEN DOOR HET MENSELIJKE AAN TE NEMEN?

Hij kon zichtbaar worden, het erfboze aantrekken en daardoor tegen de hellen strijden en deze onderwerpen, en het menselijke met het Goddelijke verenigen, en zo voor Zich een weg tot de mensen openen.

Ware Christelijke Religie 786.

Dat er van het begin af in het algemeen vier Kerken op deze aarde geweest zijn, een vóór de vloed, een na de vloed, de derde de Israëlitische, en de vierde, die de Christelijke wordt genoemd, werd boven aangetoond.

En daar alle Kerken afhangen van de erkentenis en de erkenning van één God, waarmee de mens van de Kerk verbonden kan worden, en alle vier Kerken niet in deze waarheid waren, zo volgt, dat op deze vier een Kerk moet volgen, die één God kent en erkent. De Goddelijke Liefde van God had niets anders tot einddoel, toen Hij de wereld schiep, dan de mens met Zich te verbinden, en Zich met de mens, en zo met de mens te wonen. Dat de vorige Kerken niet in de waarheid waren, komt omdat de Oudste Kerk, die vóór de vloed bestond, een onzichtbare God vereerde, met wie geen verbinding mogelijk is; de Oude Kerk, die na de vloed bestond, evenzo; de Israëlitische Kerk vereerde Jehovah, die in Zichzelf een onzichtbare God is (Exodus 33:18-23), maar onder menselijke vorm, die Jehovah God door middel van een engel aantrok, en waarin Hij aan Mozes, Abraham, Sarah, Hagar, Gideon, Jozua en soms aan de Profeten verscheen, welke menselijke vorm uitbeeldend was voor de Heer, die komen zou; en daar deze vorm uitbeeldend was, zijn alle en elk van de dingen van hun Kerk uitbeeldend geworden. Dat de slachtoffers en de overige dingen van hun eredienst de Heer uitbeeldden, die komen zou, en dat zij werden afgeschaft, toen Hij kwam, is bekend. De vierde echter is de Kerk, die de Christelijke wordt genoemd; zij erkende weliswaar met de mond één God, maar in drie personen, waarvan elk afzonderlijk, op zichzelf God was, en aldus een verdeelde, en niet een in één persoon verenigde drievuldigheid; vandaar bleef in het gemoed de voorstelling van drie goden hangen, hoewel op de lippen het woord van één God was. En bovendien leren de leraren van de Kerk vanuit hun leer zelf, die zij na het Concilie van Nicea hebben samengesteld, dat men moet geloven in God de Vader, God de Zoon, en God de Heilige Geest, allen onzichtbaar, aangezien zij vóór de wereld in een gelijk Goddelijk Wezen bestonden; terwijl toch met een onzichtbare God, zoals boven gezegd werd, geen verbinding mogelijk is, en zij nog niet weten, dat de ene God, die onzichtbaar is, in de wereld kwam en het Menselijke aannam, niet alleen om de mensen te verlossen, maar ook om zichtbaar, en zo verbinding mogelijk te maken, want men leest: Het Woord was bij God, en God was het Woord en het Woord is vlees geworden (Joh. 1:1,14), en bij Jesaja: Een Knaap is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, wiens Naam is God, Held, Vader der Eeuwigheid (Jesaja 9:5); en meermalen bij de Profeten, dat Jehovah Zelf in de wereld komen en Verlosser zijn zou, hetgeen ook geschiedde in het Menselijke, dat Hij aannam. 

Ware Christelijke Religie 124 (gedeeltelijk):

Wanneer Jehovah God derhalve niet het Menselijke had aangenomen, en Zich op deze wijze met een lichaam had bekleed, dat in de laagste of laatste dingen is, zo zou Hij tevergeefs enige verlossing ondernomen hebben. Want wie kan een vijand aanvallen, wanneer hij hem niet nadert, en niet toegerust is, met wapens tot de strijd? Of wie kan draken, hydra's en basilisken in een woestijn verdrijven en vernietigen, wanneer hij zijn lichaam niet omhult met een pantser en zijn hoofd met een helm, en niet een lans in de hand houdt. Of wie kan walvissen in de zee vangen zonder een schip en voor de vangst geschikte benodigdheden? Met deze en dergelijke dingen kan de strijd van de Almachtige God tegen de hellen niet zozeer vergeleken, maar wel verduidelijkt worden. Deze strijd had Hij niet kunnen aangaan, wanneer Hij niet van te voren het Menselijke had aangetrokken. Maar men moet weten, dat de strijd van de Heer met de hellen geen gevecht met de mond was, zoals tussen redeneerders en redetwisters; zo’n strijd zou daar hoegenaamd niets uitwerken; doch het was een geestelijke strijd, welke die is van het Goddelijk Ware vanuit het Goddelijk Goede, dat de eigenlijke levenskracht van de Heer was; de invloed daarvan door middel van de aanblik kan niemand in de hellen weerstaan. Er is zulk een macht daarin, dat de helse geniën alleen al bij de gewaarwording daarvan wegvluchten, zich in de diepte storten, en in kelders kruipen om zich te verbergen. Het is ditzelfde, wat bij Jesaja beschreven wordt: "Zij zullen in de holen der rotsstenen gaan, en in spleten van het stof, vanwege de schrik van Jehovah, wanneer Hij zich opmaken zal, om de aarde te verschrikken" (Jesaja 2:19). En in de Openbaring: "Allen zullen zich zelven verbergen in de spelonken der rotstenen, en in de steenrotsen der bergen; en zij zullen tot de bergen en tot de steenrotsen zeggen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht van degene die op de troon zit, en van de toorn des Lams" (Apocalyps 6:15,16,17).

Hemelse Verborgenheden 1573 (gedeeltelijk):

Het Goddelijke is voor het boze niet ontvankelijk; ten einde dus het boze met eigen krachten te overwinnen, hetgeen nooit enig mens kon, noch kan, en opdat Hij Alleen zo Gerechtigheid werd, wilde Hij evenals een ander mens geboren worden. Anderszins zou het niet nodig geweest zijn, dat Hij geboren werd; want de Heer had het Menselijke Wezen kunnen aannemen zonder geboorte, zoals Hij het soms ook wel aannam, toen Hij aan de Oudste Kerk, en ook aan de Profeten verscheen, maar daarom, dat Hij ook het boze zou aantrekken, waartegen Hij strijden en dat Hij overwinnen zou, kwam Hij in de wereld, en zo wilde Hij in Zichzelf het Goddelijk Wezen met het Menselijk Wezen verbinden. Maar de Heer had geen daadwerkelijk of eigen boze, zoals Hij zelf ook bij Johannes zegt: "Wie van u overtuigt mij van zonde" (Johannes 8:46).

Hemelse Verborgenheden 2776 (gedeeltelijk):

Het is heden ten dage een algemeen geloof, dat de brandoffers en de slachtoffers het lijden van de Heer betekenden, en dat de Heer daarmee de ongerechtigheden van allen verzoende, ja zelfs dat Hij deze op Zich nam en ze aldus droeg; en dat zij die geloven, zo gerechtvaardigd en behouden worden, als zij maar denken - ook al was het in hun laatste levensuur - dat de Heer voor hen geleden heeft, onverschillig hoe zij gedurende hun gehele levensloop geleefd hebben. Maar het is met deze zaak niet zo gesteld: het lijden aan het kruis was het uiterste van de verzoekingen van de Heer, waardoor Hij ten volle het Menselijke met het Goddelijke, en het Goddelijke met het Menselijke verenigde, en Zichzelf aldus verheerlijkte. Het is deze vereniging zelf, waardoor degenen behouden kunnen worden, die het geloof van de naastenliefde in Hem hebben; want het hoogste Goddelijke Zelf kon niet meer tot het menselijk geslacht reiken, dat zich zo ver van de hemelse dingen van de liefde en van de geestelijke dingen van het geloof verwijderd had, dat zij ze zelfs niet eens meer erkenden, nog minder gewaarwerden. Opdat daarom het hoogste Goddelijke zou kunnen neerdalen tot die mensen, kwam de Heer in de wereld, en verenigde het Menselijke met het Goddelijke in Zichzelf. Deze vereniging kon op geen andere wijze geschieden dan door de zwaarste worstelingen in de verzoekingen en door overwinningen, en tenslotte door het laatste, welke die van het kruis was.

 

HOE HEEFT HIJ DE HELLEN ONTMOET EN ONDERWORPEN?

Door zoals een mens, hun werking in Zijn gemoed toe te laten en verzoekingen te ondergaan, en daardoor uit eigen macht de orde in de geestelijke wereld te herstellen.

Hemelse Verborgenheden 1573 (gedeeltelijk):

Het Goddelijke is voor het boze niet ontvankelijk; teneinde dus het boze met eigen krachten te overwinnen, wat nooit enig mens kon, noch kan, en opdat Hij Alleen aldus Gerechtigheid werd, wilde Hij evenals een ander mens geboren worden. Anderszins zou het niet nodig geweest zijn, dat Hij geboren werd; want de Heer had het Menselijk Wezen kunnen aannemen zonder geboorte, zoals Hij het soms ook wel aannam, toen Hij aan de Oudste Kerk, en ook aan de Profeten verscheen; maar daarom, dat Hij ook het boze zou aantrekken, waartegen Hij strijden en dat Hij overwinnen zou, kwam Hij in de wereld, en aldus wilde Hij in Zichzelf het Goddelijk Wezen met het Menselijk Wezen verbinden. Maar de Heer had geen daadwerkelijk of eigen boze, zoals Hijzelf ook bij Johannes zegt: "Wie van u overtuigd Mij van zonde" (Johannes 8:46

Ware Christelijke Religie 2 (gedeeltelijk):

Het geloof van de Nieuwe hemel en van de Nieuwe Kerk in zijn universele vorm is dit: Dat de Heer uit het eeuwige, die Jehovah is, in de wereld is gekomen, om de hellen te onderwerpen, en om Zijn Menselijke te verheerlijken; en dat zonder dit geen sterveling behouden had kunnen worden; en dat diegenen zalig worden, die in Hem geloven.

Er wordt gezegd: "In de universele vorm", want dit is het universele van het geloof; en het universele van het geloof is datgene, wat in alle dingen en in de afzonderlijke dingen zijn moet. Het universele van het geloof is, dat God één is in Wezen en in Persoon, in wie de Goddelijke Drievuldigheid is, en dat de Heer is God Zaligmaker Jezus Christus die God is. Het universele van het geloof is, dat geen sterveling behouden had kunnen worden, wanneer de Heer niet in de wereld was gekomen. Het universele van het geloof is, dat Hij in de wereld is gekomen, om de hel uit de mens te verwijderen, en dat Hij deze verwijderde door worstelingen ertegen, en door overwinningen erop; aldus heeft Hij deze onderworpen, en in de orde gesteld en onder Zijn gehoorzaamheid gebracht. Het universele van het geloof is, dat Hij in de wereld is gekomen, om Zijn Menselijke, dat Hij in de wereld aannam, te verheerlijken, dat wil zeggen , te verenigen met het Goddelijke, waaruit het voortkwam; op deze wijze houdt Hij tot in het eeuwige de hel in de orde en onder Zijn gehoorzaamheid. Aangezien dit niet anders kon geschieden dan door in Zijn Menselijke toegelaten verzoekingen tot aan de laatste van die verzoekingen toe, en deze laatste het lijden aan het kruis was, zo heeft Hij deze ondergaan.

Ware Christelijke Religie 84 (gedeeltelijk):

Er zijn vele redenen, waarom God de mensen niet kon verlossen, dat wil zeggen, hen aan de verdoemenis en de hel onttrekken, tenzij door het Menselijke dat Hij heeft aangenomen, welke redenen in hetgeen volgt in haar volgorde onthuld zullen worden; want de verlossing was een onderwerping van de hellen, en een ordening van de hemelen, en daarna een stichting van de Kerk. Dit kon God uit Zijn Almacht niet anders bewerkstelligen dan door het Menselijke, zoals niemand iets doen kan, wanneer hij geen arm heeft; Zijn Menselijke wordt dan ook in het Woord "de Arm van Jehovah" genoemd, (Jesaja 40:10; 53:1); zoals voorts niemand een versterkte stad kan aanvallen en afgodentempels, die daarin zijn, verwoesten, tenzij hij over de daartoe dienende krachten beschikt. Dat God in dit Goddelijke Werk de Almacht had door Zijn Menselijke, komt ook duidelijk in het Woord uit. Want God, die in de binnenste en dus in de reinste dingen is, kon geenszins op andere wijze overgaan tot de laatste dingen, waarin de hellen zijn en waarin de mensen in die tijd waren, evenmin als vergelijkenderwijs de ziel iets kan doen zonder het lichaam, of evenmin als iemand de vijanden kan overwinnen, die hem niet in het gezicht komen, of waartegen hij niet kan oprukken en front maken met wapens, als lansen, schilden of geweren. Het was voor God even onmogelijk, zonder het Menselijke de verlossing te bewerkstelligen.

 

 

WAAROM WERD JEZUS CHRISTUS DE ZOON GODS GENOEMD, IN PLAATS VAN JEHOVAH GOD ZELF?

Indien toen was gezegd dat Hij Jehovah was zouden zij het niet aangenomen noch geloofd hebben. Bovendien, werd de Heer ook ten aanzien van het menselijk niet eerder Jehovah, dan toen Hij het Goddelijke met het Menselijke Wezen, en het Menselijke met het Goddelijke Wezen, geheel verenigd had en dus de verheerlijking had plaats gevonden.

Hemelse Verborgenheden 2921 (gedeeltelijk):

Onder de verborgen redenen, waarom zij Jehovah de Heer noemden, waren ook deze: wanneer toentertijd was gezegd dat de Heer Jehovah was, die zo vele malen in het Oude Testament werd genoemd, zouden zij het niet aangenomen hebben, want zij zouden het niet geloofd hebben; bovendien werd de Heer ook ten aanzien van het Menselijke niet eerder Jehovah, dan toen Hij geheel en al het Goddelijke met het Menselijke Wezen en het Menselijke met het Goddelijke Wezen verenigd had. De volledige vereniging geschiedde na de laatste verzoeking, welke die van het kruis was, en daarom noemden de discipelen Hem na de wederopstanding steeds 'Heer'; en Thomas zei: "Mijn Heer en mijn God"; en daar de Heer de Jehovah was, die zo vaak in het Oude Testament genoemd werd, zei Hij tot zijn discipelen: "Gij heet Mij Meester en Heer, en gij zegt het terecht, want Ik ben het", waarmee wordt aangeduid, dat Hij Jehovah God was.

 

WANNEER WAS DAT?

Na de laatste verzoeking, welke die van het kruis was; en daarom noemden de discipelen Hem na de wederopstanding steeds "De Heer" en zei Thomas: "Mijn Heer en mijn God" (Joh. 20: 28).

Hemelse Verborgenheden 2921 (gedeeltelijk):

Onder de verborgen redenen, waarom zij Jehovah de Heer noemden, waren ook deze: wanneer toentertijd was gezegd dat de Heer Jehovah was, die zo vele malen in het Oude Testament werd genoemd, zouden zij het niet aangenomen hebben, want zij zouden het niet geloofd hebben; bovendien werd de Heer ook ten aanzien van het Menselijke niet eerder Jehovah, dan toen Hij geheel en al het Goddelijke met het Menselijke Wezen en het Menselijke met het Goddelijke Wezen verenigd had. De volledige vereniging geschiedde na de laatste verzoeking, welke die van het kruis was, en daarom noemden de discipelen Hem na de wederopstanding steeds 'Heer'; en Thomas zei: "Mijn Heer en mijn God"; en daar de Heer de Jehovah was, die zo vaak in het Oude Testament genoemd werd, zei Hij tot zijn discipelen: "Gij heet Mij Meester en Heer, en gij zegt het terecht, want Ik ben het", waarmee wordt aangeduid, dat Hij Jehovah God was.

 

WIST JEZUS VAN ZIJN GEBOORTE AF, DAT HIJ EN GOD, ÉÉN EN DEZELFDE WAS?

Nee, Hij kwam vanaf Zijn vroegste kindertijd tot dit inzicht.

Hemelse Verborgenheden 1401 (gedeeltelijk):

Hier beginnen de ware historische gedeelten, en zij zijn alle van uitbeeldende aard, en elk woord is van aanduidende aard. Wat in dit hoofdstuk over Abram wordt gezegd, beeldt de staat van de Heer uit van de eerste jeugd tot aan de jongelingsjaren. Daar de Heer evenals een ander mens geboren was, schreed ook Hij voort van een donkere staat naar een staat van klaarder licht.

Hemelse Verborgenheden 1407.

"En Jehovah zei tot Abram: Ga gij uit uw land, en uit uw geboorte, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal" (Genesis 12:1).

Deze dingen en de volgende hebben zich historisch zo toegedragen, als zij beschreven zijn, maar de geschiedenissen zijn van uitbeeldende aard en alle woorden zijn aanduidingen. Onder Abram wordt, als eerder gezegd, in de innerlijke zin de Heer verstaan. Jehovah zei tot Abram, betekent de allereerste aankondiging; ga gij uit uw land, betekent de lichamelijke en wereldse dingen, waaruit Hij zich terug moest trekken; en uit uw geboorte, betekent de uiterlijke lichamelijke en wereldse dingen; en uit uws vaders huis, betekent de innerlijke lichamelijke en wereldse dingen; naar het land dat Ik u wijzen zal, betekent de geestelijke en hemelse dingen, die zich aan Zijn blik zouden vertonen.

 

 

 

ALS JEZUS JEHOVAH GOD ZELF WAS, WAAROM BAD HIJ TOT DE VADER?

Omdat Hij tijdens perioden van verzoeking in Zijn menselijke staat was en Zich als mens voor het schijnbaar afwezige Goddelijke vernederde. Na alle verzoekingen echter werd Zijn Menselijke volledig Eén met het Goddelijke en daarin opgenomen. Hij zei immers: "Van nu aan, kent gij de Vader en hebt Hem gezien..Hij die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien" (Joh. 14:7, 9)

Ware Christelijke Religie 89 (gedeeltelijk):

...Dit is geschiedt, aangezien de Goddelijke Orde wil, dat de mens zichzelf zal voorbereiden tot de opneming van God; en zoals hij zich voorbereidt, zo treedt God in hem als in Zijn woonplaats en huis binnen; en deze voorbereiding geschiedt door de erkentenissen over God en ten aanzien van de geestelijke dingen, die tot de Kerk behoren, en zo dus door middel van het inzicht en de wijsheid. Want het is een wet van de orde, dat voor zoveel als de mens tot God nadert, wat hij geheel als uit zichzelf moet doen, voor evenzoveel de Heer tot de mens gaat en Hem nadert, en Zich in diens innerlijk met hem verbindt. Dat de Heer overeenkomstig deze orde is voortgeschreden tot aan de vereniging met Zijn Vader, zal in hetgeen volgt nader worden aangetoond.

Ware Christelijke Religie 90 (gedeeltelijk):

Zij, die niet weten, dat de Goddelijke Almacht volgens de orde voortgaat en werkt, kunnen met hun fantasie tal van dingen uitbroeden, die tegen de gezonde rede indruisen en daarmee in tegenspraak zijn; zo bijvoorbeeld waarom God het Menselijke niet onmiddellijk zonder een dergelijke ontwikkelingsgang aannam; waarom Hij Zich niet vanuit de elementen van de vier wereldstreken een lichaam schiep of samenstelde, en Zich zo als God-Mens voor het Joodse volk, ja zelfs voor de gehele wereld zichtbaar vertoonde, of, wanneer Hij geboren wilde worden, waarom Hij dan niet in het embryo zelf of in Zichzelf als klein kind al Zijn Goddelijke ingoot; of waarom Hij na gebaard te zijn Zich niet terstond verhief in de gestalte van een volwassene en vanuit de Goddelijke Wijsheid sprak.

Ware Christelijke Religie 105 (gedeeltelijk):

Dat deze twee staten, die van de exinanitie en die van de verheerlijking, tot de Heer behoorden, komt omdat geen andere voortschrijding tot vereniging bestaanbaar is, aangezien die overeenkomstig de Goddelijke Orde is, die onveranderlijk is. Het behoort tot de Goddelijke Orde, dat de mens zich geschikt maakt tot de aanneming van God, en zich voorbereidt om het ontvangende vat en de woonplaats te zijn, waarin God kan binnentreden en als in Zijn Tempel wonen kan. Dit moet de mens uit zichzelf doen, maar niettemin erkennen, dat het uit God is. Dit moet hij erkennen aangezien hij de tegenwoordigheid en de werking van God niet voelt, hoewel God in aller onmiddellijkste tegenwoordigheid al het goede van de liefde en al het ware van het geloof bij de mens werkt. Overeenkomstig deze orde gaat elk mens voort en moet hij voortgaan, opdat hij uit natuurlijk geestelijk zal worden; desgelijks deed de Heer, om Zijn natuurlijk menselijke Goddelijk te maken. Dit is de reden, waarom de Heer tot de Vader bad, waarom Hij de wil van de Vader deed, en waarom Hij alle dingen, die Hij werkte en sprak, aan Hem toeschreef.

Canons: De Verlosser, hoofdstuk 2.

  1. Jehovah God nam het menselijke aan, opdat Hij in de volheid der tijden Verlosser en Zaligmaker worden zou.
  2. Hij werd Verlosser en Zaligmaker door de Gerechtigheid, welke Hij toen ten aanzien van het Menselijke aantrok.
  3. Hij kon niet Gerechtigheid en aldus de Verlosser en de Zaligmaker zijn geworden ten aanzien van het Menselijke, tenzij door het Goddelijk Ware, aangezien door het Goddelijk Ware in den beginne alle dingen zijn gemaakt, die gemaakt zijn.
  4. Het Goddelijk Ware kon tegen de hellen strijden, en het kon verzocht, gelasterd, verworpen worden, en lijden.
  5. Echter niet het Goddelijk Goede, noch God, tenzij in het Menselijke, overeenkomstig de Goddelijke Orde ontvangen en geboren.
  6. Daarom daalde Jehovah God neder ten aanzien van het Goddelijk Ware, en nam Hij het Menselijke aan.
  7. Dit is overeenkomstig de Heilige Schrift, en overeenkomstig de daar en van daaruit verlichte rede.

Canons: De Verlosser hoofdstuk 8.

  1. Jehovah God had uit het eeuwige zulk een Menselijke als de Engelen in de Hemelen hebben, maar van een oneindig wezen, dus Goddelijk; en Hij had niet zo’n menselijke, als de mensen op aarde hebben.
  2. Jehovah God nam zo’n menselijke aan, als de mensen op aarde hebben, overeenkomstig Zijn Goddelijke Orde, welke daarin bestaat, dat het ontvangen, geboren zou worden, opgroeien en geleidelijk vervuld worden met Goddelijke Wijsheid en Goddelijke Liefde.
  3. Zo verenigde Hij dit Menselijke met Zijn Goddelijke uit het eeuwige, en zo ging Hij uit vanuit de Vader en keerde tot de Vader weer.
  4. Jehovah God oefende in dit Menselijke en hierdoor de Gerechtigheid uit en maakte Zichzelf Verlosser en Heiland.
  5. Door de vereniging daarvan met Zijn Goddelijke maakte Hij Zichzelf Verlosser en Heiland tot in het eeuwige.
  6. Jehovah God verhoogde door deze vereniging van het Menselijke met Zijn Goddelijke Zijn Almacht, hetgeen verstaan wordt onder "zitten aan de rechterhand Gods".
  7. Jehovah God is in dit Menselijke boven de Hemelen, en verlicht het heelal met het schijnsel van de wijsheid, en inspireert in het heelal de kracht van de liefde.
  8. Deze twee ontvangen diegenen om niet, die tot Hem als Mens gaan, en volgens Zijn geboden leven.
  9. Jehovah God is alleen bij de engelen in de volheid van Mens

 

 

HOE HETEN DE TWEE STATEN DIE DE HEER DOORMAAKTE?

Die van Zijn vernedering heet Ontlediging, en die van de vereniging heet Verheerlijking.

Ware Christelijke Religie 104.

Dat de Heer, toen Hij in de wereld was, twee staten had, die de staten van de exinanitie en van de verheerlijking worden genoemd, is in de Kerk bekend. De eerste staat, welke die van de exinanitie was, wordt op vele plaatsen in het Woord beschreven, bovenal in de Psalmen van David, alsmede bij de Profeten, en in het bijzonder bij Jesaja in hoofdstuk 53, waar gezegd wordt dat Hij Zijn ziel heeft uitgestort tot de dood toe (vers 12). Deze zelfde staat was de staat van Zijn vernedering voor de Vader, want daarin bad Hij tot de Vader; en Hij zegt, dat Hij de wil van de Vader doet, en Hij schrijft alle dingen, die Hij werkte en sprak, aan de Vader toe. Dat Hij tot de Vader bad, blijkt uit de volgende plaatsen: (Mattheüs14: 23; Marcus 1: 35; 6: 46; 14: 32 tot 39; Lucas 5 :16; 6:12; 22: 41tot 44; Johannes 17: 9, 15, 20). Dat Hij de wil van de Vader deed, (Johannes 4: 34; 5: 30). Dat Hij aan de Vader alle dingen toeschreef, die Hij werkte en sprak, (Johannes 8: 26, 27, 28; 12: 29, 50; 14: 10). Ja, zelfs riep Hij aan het kruis uit: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten (Mattheüs 27: 46; Marcus 15: 34) en bovendien had Hij zonder die staat niet gekruisigd kunnen worden. De staat van de verheerlijking is ook de staat van de vereniging. In die staat was Hij, toen Hij van gedaante veranderd werd voor Zijn drie discipelen, en ook toen Hij wonderen deed, en telkens wanneer Hij zei, dat de Vader en Hij één zijn; dat de Vader in Hem en Hij in de Vader is; dat alle dingen van de Vader van Hem zijn, en na de volledige vereniging, dat Hij de macht had over alle vlees (Johannes 17: 2), en alle macht in hemel en op aarde (Mattheüs 28: 18), behalve tal van andere dingen.

Ware Christelijke Religie 105 (gedeeltelijk):

Dat deze twee staten, die van de exinanitie en die van de verheerlijking, tot de Heer behoorden, komt omdat geen andere voortschrijding tot vereniging bestaanbaar is, aangezien die overeenkomstig de Goddelijke Orde is, die onveranderlijk is. Het behoort tot de Goddelijke Orde dat de mens zich geschikt maakt tot de aanneming van God, en zich voorbereidt om het ontvangende vat en de woonplaats te zijn, waarin God kan binnentreden en als in Zijn Tempel wonen kan.

Leer over de Heer 35 (gedeeltelijk):

Omdat nu de Heer van het begin af het menselijke vanuit de moeder had, en Hij dit geleidelijk aflegde, had Hij derhalve, toen Hij in de wereld was, twee staten, die worden genoemd de staat van vernedering of van ontlediging, en de staat van verheerlijking of van vereniging met het Goddelijke dat de Vader wordt genoemd; staat van vernedering, voor zoveel en wanneer Hij was in het menselijke vanuit de moeder, en de staat van verheerlijking voor zoveel en wanneer Hij was in het Menselijke vanuit de Vader; in de staat der vernedering bad Hij tot de Vader als tot een ander, van Zich gescheiden; in de staat van de verheerlijking echter sprak Hij met de Vader als met Zich; in deze staat zei Hij, dat de Vader in Hem was en Hij in de Vader, en dat de Vader en Hij één waren; in de staat echter van de vernedering onderging Hij verzoekingen, en leed Hij aan het kruis, en bad Hij dat de Vader Hem niet zou verlaten; want het Goddelijke kon niet verzocht worden, en te minder aan het kruis lijden. Vanuit deze dingen nu blijkt, dat Hij door de verzoekingen en de aanhoudende overwinningen toen, en door het lijden aan het kruis, wat het laatste van de verzoekingen was, ten volle de hellen heeft overwonnen, en ten volle het Menselijke heeft verheerlijkt.

 

 

 

WAT BETEKENT "HET GODDELIJK MENSELIJKE"?

De Menselijke Natuur die Jehovah God, terwijl Hij in de wereld was, met het Goddelijke Zelf in Hem heeft verenigd en daardoor Goddelijk heeft gemaakt.

Goddelijke Liefde 221 (gedeeltelijk):

...dat de Heer in de wereld is gekomen en het menselijke heeft opgenomen opdat Hij zich in de macht zou brengen om de hellen te onderjukken, en alle dingen zowel in de hemelen als op aarde in de orde terug te brengen. Dit menselijke deed Hij aan over Zijn eerder Menselijke. Het menselijke dat Hij in de wereld daarover aandeed, was als het menselijke van de mensen in de wereld, het ene en het andere evenwel Goddelijk, en vandaar oneindig te boven gaand de eindige menselijke dingen van de engelen en van de mensen. En omdat Hij ten volle het natuurlijk Menselijke tot aan de laatste dingen ervan heeft verheerlijkt, is hij derhalve opgestaan met het ganse lichaam, anders dan enig mens. Door de aanneming van dit Menselijke trok Hij de Goddelijke Almacht aan niet slechts om de hellen te onderjukken en de hemelen in de orde terug te brengen, maar ook de hellen in het eeuwige onderjukt te houden, en de mensen te behouden.

Hemelse Verborgenheden 1414 (gedeeltelijk):

Maar hetgeen de Heer van Jehovah overerfde, was, zoals gezegd, Goddelijk. Een andere verborgenheid is deze, dat het Menselijke van de Heer ook Goddelijk geworden is; bij Hem alleen was de overeenstemming van alle dingen, die tot het lichaam behoren, met het Goddelijke allervolmaaktst of oneindig volmaakt; vandaar de vereniging van de lichamelijke dingen met de hemelse Goddelijke dingen, en van de zinnelijke dingen met de geestelijke Goddelijke dingen; Hij was aldus de volmaakte Mens, en de Enige Mens.

Hemelse Verborgenheden 2083 (gedeeltelijk):

De Heer heeft uit eigen macht alles wat menselijk bij Hem was, Goddelijk gemaakt, dus niet alleen het redelijke, maar ook het inwendig en uitwendig zinnelijke, en dus het lichaam zelf; op deze wijze heeft Hij het Menselijke met het Goddelijke verenigd. Dat niet alleen het redelijke, maar ook het zinnelijke, dus het gehele lichaam, eveneens Goddelijk en Jehovah is geworden, werd eerder aangetoond; en het kan eenieder hieruit duidelijk worden, dat alleen Hij naar het lichaam uit de dood is opgestaan, en gezeten is aan de rechterhand van de Goddelijke macht, zowel ten aanzien van al het Goddelijke als ten aanzien van al het Menselijke.

 

WAT IS HET VOORDEEL DAARVAN?

Wanneer de mens met de voorstelling van God als Goddelijk Mens tot Hem nadert, dan is de Heer God door Zijn Goddelijk Menselijke bij hem tegenwoordig.

Goddelijke Liefde 11 (gedeeltelijk):

Dat God de Mens Zelf is. In alle hemelen is niet een ander idee van God dan de idee van de Mens. De oorzaak is omdat de hemel in geheel en in elk deel de vorm zoals een Mens is, en het Goddelijke dat bij de engelen is, de hemel maakt; en het denken gaat volgens de vorm van de hemel; en daarom is anders denken over God voor de engelen onmogelijk. Vandaar is het dat al degenen die in de wereld verbonden zijn met de hemel, eender over God denken wanneer zij innerlijk in zich of in hun geest denken. Daarvanuit dat God is Mens, zijn alle engelen en alle geesten in volmaakte vorm mensen; de vorm van de hemel maakt dit, en deze is in grootsten en in kleinsten aan zichzelf gelijk. Dat de hemel in het geheel en in elk deel in de vorm als een Mens is, kan men zien in het werk ‘hemel en Hel’, hoofdstuk 59-87.

Ware Christelijke Religie 107 (gedeeltelijk):

Dat Jehovah God, die Schepper en Vader genoemd wordt, neerdaalde en het menselijke aannam ook met het doel, dat Hij zou kunnen worden benaderd en verbonden, werd in de voorafgaande dingen van dit hoofdstuk bevestigd, duidelijk gemaakt, en vastgesteld. Want wie die zich tot een mens wendt, wendt zich tot diens ziel? en wie kan dat? Hij wendt zich immers tot de mens zelf, die hij van aangezicht tot aangezicht ziet, en met wie hij van mond tot mond spreekt. Evenzo is het gesteld met God de Vader en de Zoon; want God de Vader is in de Zoon, zoals de ziel in haar lichaam.

Ware Christelijke Religie 787 (gedeeltelijk):

Dat deze Nieuwe Kerk de kroon is van alle Kerken, die tot nog toe op de aarde geweest zijn, komt omdat zij één zichtbare God vereert, in wie de onzichtbare God is gelijk de ziel is in het lichaam. Dat de verbinding van God met de mens zo en op geen andere wijze mogelijk is, komt omdat de mens natuurlijk is, en vandaar natuurlijk denkt, en de verbinding plaats moet vinden in het denken, en dus in de aandoening van zijn liefde, en dit geschiedt, wanneer de mens over God als Mens denkt.

Goddelijke Voorzienigheid 326 (gedeeltelijk):

De erkenning van God maakt de verbinding van God met de mens, en van de mens met God; en de ontkenning van God maakt de ontbinding.

Sommigen kunnen denken dat zij die God niet erkennen evengoed gezaligd kunnen worden als zij die erkennen, als zij slechts een zedelijk leven leiden, en zeggen dan: Wat haalt de erkenning uit; is dat niet alleen een denken; kan ik niet gemakkelijker erkennen wanneer ik als zeker weet dat God is; ik heb over Hem gehoord, maar ik heb Hem niet gezien; maak dat ik zie en ik zal geloven. Zo’n taal hebben velen die God ontkennen wanneer het hun geoorloofd is vrij te redeneren met een erkenner van God. Maar dat de erkenning van God verbindt, en de ontkenning van God ontbindt, zal worden toegelicht door zekere dingen die mij bekend zijn in de geestelijke wereld. Wanneer daar iemand over een ander denkt en met hem wil spreken, vertoont zich de ander terstond tegenwoordig; dit is daar gewoon en mist nooit; de oorzaak is omdat er in de geestelijke wereld geen afstand is zoals in de natuurlijke wereld, maar omdat er slechts een schijn van afstand is. Het andere is, dat zoals het denken vanuit de ene of andere erkentenis over een ander diens tegenwoordigheid bewerkt, dus de liefde vanuit de een of andere aandoening jegens een ander verbinding bewerkt, van waaruit het geschiedt dat zij tezamen gaan en vriendschappelijk samenspreken, en in één huis wonen of in één gezelschap, en meermalen samenkomen, en elkaar wederzijdse diensten bewijzen; het tegendeel geschiedt ook, als dat wie een ander niet liefheeft en te meer wie een ander haat, hem niet ziet noch met hem samenkomt, en dat zij op een afstand van elkaar zijn volgens de graad waarin hij niet liefheeft of waarin hij haat, ja zelfs indien de ander tegenwoordig is en hij dan zich zijn haat herinnert, wordt die onzichtbaar. Uit dit weinige kan vaststaan vanwaar de tegenwoordigheid is, en vanwaar de verbinding in de geestelijke wereld, namelijk dat de tegenwoordigheid is vanuit de herinnering aan de ander met het verlangen van hem te zien, en dat de verbinding is vanuit de aandoening die van de liefde is. Evenzo is het gesteld met alle dingen die in het menselijk gemoed zijn; daarin zijn talloze dingen, en de afzonderlijke dingen daarin zijn vergezelschapt en verbonden volgens de aandoeningen, of naar gelang het ene het andere liefheeft. Deze verbinding is de geestelijke verbinding die aan zichzelf gelijk is in de algemene en de bijzondere dingen. Deze geestelijke verbinding ontleent de oorsprong aan de verbinding van de Heer met de geestelijke wereld, en met de natuurlijke wereld, in het algemene en in het bijzondere. Waaruit blijkt dat voor zoveel als iemand de Heer leert kennen, en vanuit de erkentenissen over Hem denkt, de Heer aanwezig is, en voor zoveel als iemand Hem erkent vanuit de aandoening van de liefde, de Heer met hem verbonden is.

 

IS ZIJN TEGENWOORDIGHEID NU ANDERS DAN TEVOREN?

Ja, Hij is nu door Zijn Goddelijk Menselijke onmiddellijk of direct tegenwoordig bij de engelen van de hemel en de mensen van de Kerk. Tevoren was Hij middellijk of indirect tegenwoordig.

Ware Christelijke Religie 109 (gedeeltelijk):

Alle Kerken die vóór de Komst van de Heer bestonden, waren uitbeeldende Kerken, die de Goddelijke Waarheden slechts in de schaduw konden zien; maar na de Komst van de Heer in de wereld, werd door Hem een Kerk gesticht, die de Goddelijke Waarheden zag, of liever, kon zien in het licht, het onderscheid is als dat tussen avond en morgen. De staat van de Kerk vóór de Komst van de Heer wordt in het Woord ook "avond" genoemd, en de staat van de Kerk na Zijn Komst wordt "morgen" genoemd. De Heer was vóór Zijn Komst in de wereld weliswaar tegenwoordig bij de mensen van de Kerk, maar middellijk door de engelen, die Hem uitbeeldden; maar na Zijn Komst is Hij bij de mensen van de Kerk onmiddellijk tegenwoordig, want Hij heeft in de wereld ook het Goddelijk Natuurlijke aangetrokken, waarin Hij bij de mensen tegenwoordig is.

Goddelijke Liefde 233 (gedeeltelijk):

Vanuit de hemel is mij gezegd dat in de Heer uit het eeuwige, die Jehovah is, vóór de aanneming van het Menselijke in de wereld, het tweetal eerdere graden daadwerkelijk waren, en de derde graad in potentie, hoedanig zij ook zijn bij de engelen; maar dat Hij na de aanneming van het Menselijke in de wereld ook de derde graad, die de natuurlijke wordt geheten, daarover aantrok, en dat Hij daardoor Mens is geworden als de mens eender in de wereld, met het onderscheid evenwel dat deze graad zoals de eerdere, oneindig en ongeschapen is, doch dat die graden in de engel en in de mens eindig en geschapen zijn. Want het Goddelijke dat alle ruimten zonder ruimte had gevuld, drong ook tot de laatsten van de natuur door; maar vóór de aanneming van het Menselijke was de Goddelijke invloed in de natuurlijke graad middellijk door de engellijke hemelen, maar na de aanneming onmiddellijk uit Hemzelf.

 

DOOR WELK MIDDEL WAS HIJ TOEN TEGENWOORDIG?

Vóór Zijn Komst werd de Heer slechts vertegenwoordigd of uitgebeeld, en verscheen Hij door engelen, die van Zijn Goddelijke werden vervuld.

Ware Christelijke Religie 109 (gedeeltelijk):

Alle Kerken die vóór de Komst van de Heer bestonden, waren uitbeeldende Kerken, die de Goddelijke Waarheden slechts in de schaduw konden zien; maar na de Komst van de Heer in de wereld, werd door Hem een Kerk gesticht, die de Goddelijke Waarheden zag, of liever, kon zien in het licht, het onderscheid is als dat tussen avond en morgen. De staat van de Kerk vóór de Komst van de Heer wordt in het Woord ook "avond" genoemd, en de staat van de Kerk na Zijn Komst wordt "morgen" genoemd. De Heer was vóór Zijn Komst in de wereld weliswaar tegenwoordig bij de mensen van de Kerk, maar middellijk door de engelen, die Hem uitbeeldden; maar na Zijn Komst is Hij bij de mensen van de Kerk onmiddellijk tegenwoordig, want Hij heeft in de wereld ook het Goddelijk Natuurlijke aangetrokken, waarin Hij bij de mensen tegenwoordig is.

 

INDIEN DE MENS NIET WAS GEVALLEN, HAD DE HEER DAN ALS MENS GEBOREN MOETEN WORDEN?

Neen; Hij had dan het Menselijk Wezen zonder geboorte kunnen aannemen, zoals Hij soms deed om te verschijnen aan de Oudsten en aan de Profeten.

Hemelse Verborgenheden 1573 (gedeeltelijk):

Het Goddelijke is voor het boze niet ontvankelijk; teneinde dus het boze met eigen krachten te overwinnen, wat nooit enig mens kon, noch kan, en opdat Hij Alleen aldus Gerechtigheid werd, wilde Hij evenals een ander mens geboren worden. Anderszins zou het niet nodig geweest zijn, dat Hij geboren werd; want de Heer had het Menselijk Wezen kunnen aannemen zonder geboorte, zoals Hij het soms ook wel aannam, toen Hij aan de Oudste Kerk, en ook aan de Profeten verscheen; maar daarom, dat Hij ook het boze zou aantrekken, waartegen Hij strijden en dat Hij overwinnen zou, kwam Hij in de wereld, en aldus wilde Hij in Zichzelf het Goddelijk Wezen met het Menselijk Wezen verbinden. Maar de Heer had geen daadwerkelijk of eigen boze, zoals Hijzelf ook bij Johannes zegt: "Wie van u overtuigd Mij van zonde" (Johannes 8:46)

Hemelse Verborgenheden 2661 (gedeeltelijk):

Ter verduidelijking: de Heer kwam niet in de wereld, om de hemelsen, maar om de geestelijken te behouden. De Oudste Kerk, die Mens genoemd werd, was hemels, en wanneer deze in haar ongereptheid was gebleven, zou de Heer het niet van node gehad hebben om als mens geboren te worden; maar zodra deze begon te verzwakken, voorzag de Heer, dat de hemelse Kerk geheel en al van de wereld zou vergaan, en daarom werd toen terstond de voorzegging gedaan ten aanzien van de Komst van de Heer in de wereld. (Genesis 3:15)

 

 

WAT IS TE VERSTAAN ONDER DE GODDELIJKE DRIEËENHEID?

De Drievuldigheid gelijk aan die van de ziel, het lichaam en de werking bij elk mens.

Ware Christelijke Religie 166.

Deze drie, Vader, Zoon en Heilige Geest, zijn de drie wezenlijkheden van de ene God, die één uitmaken, zoals ziel, lichaam en werking bij de mens. Er bestaan van eenzelfde ding algemene wezenlijkheden en ook bijzondere wezenlijkheden, en deze maken met elkaar één enkel wezen uit. De algemene wezenlijkheden van één mens zijn zijn ziel, zijn lichaam en de werking. Dat deze één wezen uitmaken, kan men hieraan zien, dat het ene er is uit het andere en ter wille van het andere, in een doorlopende reeks. Want de mens heeft zijn begin uit de ziel, die het wezen zelf van het zaad is; de ziel begint niet alleen, maar brengt ook alle dingen, die tot het lichaam behoren, in hun volgorde voort, en daarna de dingen, die vanuit deze beide, ziel en lichaam, tegelijkertijd voortgaan en werkingen genoemd worden. Vandaar blijkt duidelijk uit de voortbrenging van het een uit het ander en de daaruit voortvloeiende enting en verbinding, dat deze drie tot één Wezen behoren, waarom zij drie wezenlijkheden worden genoemd

 

 

 

WAT IS DE VADER?

Het Oneindig Goddelijke Zelf, dat het Goddelijk Goede, of de Goddelijke Liefde is.

Ware Christelijke Religie 3 (gedeelten):

Het geloof van de nieuwe hemel en van de nieuwe Kerk in zijn afzonderlijke vorm, is dit: Dat Jehovah God de Liefde Zelf en de Wijsheid Zelf is, of dat Hij het Goede Zelf of het Ware Zelf is; en dat Hij ten aanzien van het Goddelijk Ware, dat het Woord is, en hetwelk God was bij God, neerdaalde en het menselijke aannam, met het doel om alle dingen, die in de hemel, en alle dingen, die in de hel, en alle dingen, die in de Kerk waren, in de orde te stellen; want toentertijd vermocht de macht van de hel over de macht van de hemel, en op aarde de macht van het boze over de macht van het goede, en dientengevolge stond een algehele verdoemenis dreigend voor de deur. Deze in het verschiet liggende verdoemenis heeft Jehovah God door Zijn Menselijke, dat het Goddelijk Ware was, opgeheven, en aldus de engelen en de mensen verlost. En daarna heeft Hij in Zijn Menselijke, het Goddelijk Ware met het Goddelijk Goede verenigd of de Goddelijke Wijsheid met de Goddelijke Liefde; en op deze wijze is Hij teruggekeerd in Zijn Goddelijke, waarin Hij uit het eeuwige geweest is, tezamen met en in het verheerlijkt Menselijke.

Dit wordt bedoeld door het volgende bij Johannes: "Het Woord was bij God, en God was het Woord; en het Woord is vlees geworden", (Johannes 1:1,14) en bij dezelfde: "Ik ben uit de Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot de Vader" (Johannes 16:28); en verder door het volgende: "Wij weten dat de Zoon van God gekomen is, en ons het inzicht gegeven heeft, dat wij de Waarachtige kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus; deze is de ware God, en het eeuwige leven" (Johannes, eerste brief 5:20). Hieruit blijkt duidelijk, dat zonder de Komst van de Heer in de wereld niemand zalig had kunnen worden. Evenzo is het heden ten dage gesteld; wanneer daarom de Heer niet wederom in de wereld komt in het Goddelijk Ware, dat het Woord is, kan evenmin niemand gered worden.

Hemelse Verborgenheden 3736.

Dat de woorden: "en ik ten huize mijns Vaders in vrede zal wedergekeerd zijn" (Genesis 28:21) betekenen, tot aan de volmaakte verbinding, kan hieruit blijken, dat het huis des Vaders, wanneer het op de Heer betrekking heeft, het Goddelijke Zelf is waarin de Heer was van de ontvangenis zelf aan. Wederkeren tot dat huis is wederkeren tot het Goddelijk Goede Zelf, dat de Vader wordt genoemd; en dat "wederkeren tot dat huis" wil zeggen: verenigd worden, kan duidelijk zijn. Hetzelfde werd door de Heer bedoeld, toen Hij zei, dat Hij van de Vader was uitgegaan, en in de wereld gekomen, en dat Hij wederom naar de Vader zou gaan, namelijk door het uitgaan van de Vader, dat het Goddelijke Zelf het Menselijke had aangenomen; door het komen in de wereld, dat Hij gelijk een mens was; en door het gaan naar de Vader, dat Hij het Menselijk Wezen met het Goddelijk Wezen verenigen zou. Dit werd verstaan onder hetgeen de Heer sprak bij Johannes: "Zo gij de Zoon des mensen zaagt opvaren, daar Hij tevoren was", (Johannes 6:62). Bij dezelfde: "Jezus wist, dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was, en tot God heenging; "Kinderen, nog een korte tijd ben Ik met u; waar Ik heenga, kunt gij niet komen" (Johannes 13:3,33). Bij dezelfde: "Nu ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft; maar niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij heen? Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot U niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden. Een kleine tijd en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleine tijd, en gij zult Mij zien; want Ik ga heen tot de Vader" (Johannes 16:5,7,10,16,17). Bij dezelfde "Ik ben van de Vader uitgegaan, en ben in de wereld gekomen; wederom verlaat Ik de wereld, en ga heen tot de Vader: (Johannes 16:28); "heengaan tot de Vader" wil in deze plaatsen zeggen: Het Menselijk Wezen met het Goddelijk Wezen verenigen.

Hemelse Verborgenheden 5110 (gedeeltelijk):

Dit Goddelijke of Dit van Jehovah in de hemel, is de Heer uit het eeuwige; hetzelfde nam de Heer eveneens aan toen Hij het Menselijke in Zich heeft verheerlijkt of Goddelijk gemaakt, hetgeen ook duidelijk blijkt uit de vorm waarin Hij voor Petrus, Jakobus, en Johannes is verschenen, toen Hij van gedaante werd veranderd, (Mattheüs 17:1,2), en eveneens waarin Hij enige malen aan de Profeten is verschenen. Vandaar nu komt het dat eenieder over het Goddelijk Zelf kan denken als over de Mens, en dan over de Heer, in Wie alles Goddelijk is en het Drievuldig volmaakte is; in de Heer immers is het Goddelijke Zelf de Vader, het Goddelijke dat Zich in de hemel manifesteert is de Zoon; en het Goddelijke daaruit voortgaande is de Heilige Geest; en dat Die één zijn, zoals Hijzelf leert, staat hieruit vast.

Apocalyps ontvouwd 852 (gedeelten):

...dat de Heer Zichzelf verstond onder de Vader, en Zijn Goddelijk Menselijke onder de Zoon Die de Vader heeft gezonden, blijkt ook uit deze dingen, want Hij zegt: die Mij ziet, ziet Hem Die Mij gezonden heeft; voorts dat wie in Mij gelooft, gelooft in Mij niet, maar in Hem Die Mij gezonden heeft;

...omdat de Vader en Hijzelf één waren, en het Menselijke van de Heer Goddelijk was vanuit het Goddelijke in Hem, waren daarom alle dingen van de Vader van Hemzelf, hetgeen daaronder wordt verstaan dat de Vader alle dingen in Zijn handen had gegeven; en omdat Zij één waren, zegt Hij: Wie Mij ontvangt, ontvangt Hem Die Mij heeft gezonden; onder uitgaan van de Vader, en teruggaan tot de Vader, wordt verstaan ontvangen worden en zo bestaan uit Hem, en met Hem verenigd worden zoals de ziel met het lichaam. Bij dezelfde (Johannes 14:6-11) "Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij; indien gij Mij hadt bekend, zo zoudt gij ook Mijn Vader bekend hebben, en van nu aan hebt gij Hem bekend en hebt gij Hem gezien. Filippus zegt tot Hem: Heer, toon ons de Vader. Jezus zegt tot hem: Ben Ik zo lange tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus; die Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien. Hoe dan zegt gij: Toon ons de Vader; gelooft gij niet dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is. De Vader die in Mij blijft, Die doet de werken; gelooft in Mij, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is"; hier wordt klaarblijkend gezegd, dat de Vader en Hijzelf één zijn, en dat het één-zijn is zoals het één-zijn van ziel en lichaam; dus dat er zulk een één-zijn is, dat wie Hem ziet, de Vader ziet; en omdat het zulk een één-zijn was, en niemand tot de ziel van een mens kan gaan, maar tot de mens zelf, zegt Hij daarom dat zij tot Hem zouden gaan, en de Vader vragen in Zijn Naam, en dat Hij hun zou geven, (Johannes 16:23,24). Dat één-zijn wordt ook daaronder verstaan dat Hij is uitgegaan van de Vader, en in de wereld is gekomen, en dat Hij wederom de wereld verlaat, en gaat tot de Vader,(Johannes 16:5).

 

WAT IS DE ZOON?

Het Goddelijk Menselijke, dat het Goddelijk Ware , of de Goddelijke Wijsheid is.

 

 

WAT IS DE HEILIGE GEEST?

De Goddelijke Kracht en Werking, voortkomende uit de Ene God.

Ware Christelijke Godsdienst 139 (gedeeltelijk):

Door de Heilige Geest wordt eigenlijk het Goddelijk Ware aangeduid, dus ook het Woord, en in die zin is de Heer Zelf ook de Heilige Geest. Maar aangezien in de Kerk heden ten dage door de Heilige Geest de Goddelijke Werking beschreven wordt, welke de eigenlijke werking van de rechtvaardigmaking van iemand is, zo wordt deze hier voor de Heilige Geest genomen, en in hoofdzaak daarover gehandeld, ook om deze reden, dat de Goddelijke Werking door het Goddelijke Ware geschiedt, hetwelk uit de Heer voortgaat, en dat wat voortgaat, van een en hetzelfde wezen is met Hem, uit wie het voortgaat, zoals deze drie: ziel, lichaam, en het voortgaande, die tezamen één wezen uitmaken, bij de mens louter menselijk, bij de Heer echter Goddelijk en tevens Menselijk, en na de Verheerlijking zo verenigd als het voorafgaande met zijn volgende en als het wezen met zijn vorm.

 

WAT ZIJN DE GODDELIJKE KRACHT EN WERKING, DIE ONDER DE HEILIGE GEEST WORDEN VERSTAAN?

In het algemeen de hervorming en wederverwekking; en overeenkomstig deze, de vernieuwing, de levendmaking, de heiliging en de rechtvaardiging; en overeenkomstig deze de reiniging van boosheden en de vergeving van zonden; en tenslotte de zaligmaking. Bij de geestelijkheid in het bijzonder: de verlichting en de onderwijzing.

Ware Christelijke Religie 142.

Dit zijn in volgorde de krachten, welke de Heer werkt bij hen, die in Hem geloven, en die zichzelf geschikt maken en in de orde stellen tot Zijn aanneming en inwoning. En dit geschiedt door het Goddelijk Ware, en bij de Christenen door het Woord; want dit is het enige middel, waardoor de mens de Heer nadert, en waarin de Heer binnentreedt. Want de Heer is, zoals boven gezegd werd, het Goddelijk Ware zelf, en al wat uit Hem voortgaat, is dit Goddelijk Ware. Maar men moet daaruit het Goddelijk Ware uit het Goede verstaan, hetgeen gelijk staat met het geloof uit de naastenliefde, want het geloof is niets anders dan waarheid, en de naastenliefde is niets anders dan goedheid. Door het Goddelijk Ware uit het Goede, dat wil zeggen, door het geloof uit de naastenliefde, wordt de mens hervormd en wederverwekt, voorts vernieuwd, levend gemaakt, geheiligd, gerechtvaardigd, en naar gelang deze voortschrijdingen en aanwassingen gereinigd van boosheden, en de reiniging hiervan is de vergeving van zonden. Maar al deze werkingen van de Heer kunnen hier niet afzonderlijk uiteengezet worden, daar elke werking haar bijzondere, uit het Woord bevestigde en door de rede verlichte uitleg vergt, wat hier de plaats niet is; men moet weten, dat de Heer deze heilen voortdurend bij ieder mens werkt, want zij zijn laddersporten tot de hemel, aangezien de Heer het heil van allen wil. Vandaar is voor Hem de zaligheid van allen het einddoel, en wie het einddoel wil, wil de middelen. Ter wille van de zaligheid van de mensen geschiedde Zijn komst, verlossing en lijden aan het kruis; en aangezien het heil van de mensen voor Hem het einddoel was en tot in eeuwigheid is, zo volgt daaruit, dat de bovengenoemde werkingen de middellijke doeleinden en de zaligmaking het laatste einddoel is.

Ware Christelijke Religie 146.

De in het vorige artikel opgesomde werkingen van de Heer: de hervorming, de wederverwekking, de vernieuwing, de levendmaking, de heiliging, de reiniging, de vergeving der zonden en tenslotte de zaligmaking, vloeien zowel bij de geestelijken als bij de leken uit de Heer in, en worden opgenomen door hen, die in de Heer zijn en in wie de Heer is. Dat de verlichting en de onderwijzing echter in het bijzonder bij de geestelijken is, komt omdat deze werkingen tot hun ambt behoren, en de inwijding in de geestelijke bediening deze met zich meebrengt; en zij geloven ook, dat zij, wanneer zij met ijver prediken, geïnspireerd worden, zoals de discipelen van de Heer, in wie de Heer blies, zeggende: "Ontvangt de Heilige Geest". (Johannes 20:22; Markus 13:11). Sommigen betuigen zelfs, dat zij de invloed gevoeld hebben. Maar laten zij zich wel daarvoor wachten, zich te overreden, dat de ijver, waardoor velen onder het prediken worden aangegrepen, de Goddelijke werking in hun harten is; want een dergelijke, zelfs nog vuriger ijver bestaat bij dwepers, alsmede bij hen, die in de uiterste valsheden van de leer zijn, ja zelfs bij hen, die het Woord geringschatten en de natuur als God vereren, en het geloof en de naastenliefde als in een zak achter de rug werpen, en wanneer zij prediken en leren, van voren een soort van herkauwersmaag ophangen, waaruit zij dergelijke dingen tevoorschijn halen en uitstorten, waarvan zij weten, dat zij de hoorders tot voedsel dienen. Want de ijver is op zichzelf beschouwd een verhitting van de natuurlijke mens. Wanneer daarin van binnen de liefde van het ware is, zo is zij als het heilig vuur dat in de Apostelen vloeide, waarover aldus in hun Handelingen: door hen werden gezien verdeelde tongen, als van vuur, en het zat op eenieder van hen; vandaar werden zij allen vervuld met de Heilige Geest (Handelingen 2: 3,4). Maar wanneer van binnen in deze ijver of in deze verhitting de liefde van het valse verborgen is, zo is het als in hout opgesloten vuur, dat uitslaat en het huis in brand steekt. Gij, die de Heiligheid van het Woord en de Goddelijkheid van de Heer loochent, neemt, ik bid u, uw zak van de rug, en open die, wat gij vrijelijk thuis kunt doen, en gij zult zien. Ik weet, dat zij, die onder Lucifer bij Jesaja worden verstaan, welke die uit Babel zijn, wanneer zij de tempel binnengaan, en nog meer, wanneer zij de kansel opklimmen, bovenal zij, die zich leden van het Gezelschap van Jezus noemen, door een ijver worden meegesleept, die velen aan de helse liefde ontlenen, en vandaar heftiger roepen en uit de borst dieper zuchten halen dan zij, die in de ijver uit hemelse liefde zijn.

 

 

volgende hoofdstuk - inhoudsopgave

Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 2010.