Vragen en Antwoorden met Bevestigingen uit de Geschriften van Swedenborg

Hoofdstuk 7 - DE DECALOOG, OF DE TIEN GEBODEN.

-

Wat is de Decaloog ?

Het Woord van de Heer, de Goddelijke Wet, en alles van de Godsdienst, in samenvatting.

Ware Christelijke Religie 286.

Dat er zulk een grote heiligheid en zulk een grote macht in deze Wet lag, kwam, omdat zij een samenvatting was van alle dingen van de godsdienst; want zij was in twee tafelen gegrift, waarvan de ene in een samenvatting alle dingen behelst, die God betreffen, en de andere in een samenvatting alle dingen, die de mens betreffen. Daarom worden de geboden van deze Wet de ‘Tien Woorden’ genoemd, (Exodus 34:28; Deuteronomium 4:13,10:4). Zij werden zo genoemd, omdat 'tien' alle dingen betekent, en 'woorden' waarheden betekenen; want er waren meer dan tien woorden. Dat 'tien' alle dingen betekent, en dat ter wille van de betekenis de tienden werden ingesteld, en dat deze Wet de samenvatting is van alle dingen van de godsdienst zal men zien in hetgeen volgt.

 Ware Christelijke Religie 287 (gedeeltelijk):

De Decaloog bevat in de letterlijke zin de algemene voorschriften van de leer en van het leven; maar in de geestelijke en hemelse zin op alomvattende wijze alle voorschriften. Het is bekend, dat de Decaloog in het Woord bij voorkeur de Wet wordt genoemd, omdat hij alle dingen bevat, die van de leer en van het leven zijn, want hij bevat niet alleen alle dingen, die God betreffen, maar ook alle dingen, die de mens betreffen. Daarom was deze Wet in twee tafelen geschreven, waarvan de ene over God handelt, en de andere over de mens. Het is eveneens bekend, dat alle dingen van de leer en van het leven betrekking hebben op de liefde tot God en op de liefde jegens de naaste, en alle dingen van deze liefden zijn opgesloten in de Decaloog. Dat het hele Woord niets anders leert, blijkt uit deze woorden van de Heer. JEZUS zei: ‘Gij zult liefhebben de Heer, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand; en de naaste als uzelf; aan deze twee geboden hangen de Wet en de Profeten’, (Mattheüs 22 :37,39,40). De Wet en de Profeten betekenen het hele Woord. En verder: ‘een zeker wetgeleerde, Jezus verzoekende, zei: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven? En Jezus zei tot hem: Wat is in de Wet geschreven, hoe leest gij? En hij antwoordde en zei: Gij zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw kracht, en met geheel uw verstand, en de naaste als uzelf; en Jezus zei: ‘Doe dat en u zult leven’, (Lukas 10:25-28). Aangezien nu de liefde tot God en de liefde jegens de naaste alle dingen van het Woord zijn, en de Decaloog in de eerste tafel kort samengevat alle dingen van de liefde tot God bevat, en in de tweede tafel alle dingen van de liefde jegens de naaste, zo volgt hieruit, dat de Decaloog alle dingen bevat, die tot de leer en tot het leven behoren.

 

 

Waarom heet die wet het verbond? (Numeri 10:33):

Omdat daardoor de verbinding bestaat van de Heer met de mens en van de mens met de Heer.

Ware Christelijke Religie 285 (gedeeltelijk):

Aangezien er door deze Wet verbinding is van de Heer met de mens, en van de mens met de Heer, wordt zij ‘verbond en getuigenis’ genoemd: verbond, omdat zij verbindt, en getuigenis omdat zij de verdragen van het verbond bevestigt. Want het verbond betekent in het woord de verbinding en de getuigenis van de bevestiging en vastlegging van de verdragen daarvan. Daarom waren er twee tafelen, één voor God, en de ander voor de mens. De verbinding geschiedt uit de Heer, maar alleen dan, wanneer de mens de dingen doet, die op zijn tafel geschreven zijn. Want de Heer is voortdurend aanwezig en wil binnenkomen, maar de mens moet, vanuit het vrije dat hij vanuit de Heer heeft, openen, want de Heer zegt: Zie, Ik sta aan de deur en klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij, (Openbaring 3:20).

 

Waarom waren er twee tafelen?

Omdat de ene tafel de liefde tot God betreft en de andere de liefde jegens de naaste.

 

 Ware Christelijke Religie 287 (gedeeltelijk):

De Decaloog bevat in de letterlijke zin de algemene voorschriften van de leer en van het leven; maar in de geestelijke en hemelse zin op alomvattende wijze alle voorschriften. Het is bekend, dat de Decaloog in het Woord bij voorkeur de Wet wordt genoemd, omdat hij alle dingen bevat, die van de leer en van het leven zijn, want hij bevat niet alleen alle dingen, die God betreffen, maar ook alle dingen, die de mens betreffen. Daarom was deze Wet in twee tafelen geschreven, waarvan de ene over God handelt, en de andere over de mens. Het is eveneens bekend, dat alle dingen van de leer en van het leven betrekking hebben op de liefde tot God en op de liefde jegens de naaste, en alle dingen van deze liefden zijn opgesloten in de Decaloog. Dat het hele Woord niets anders leert, blijkt uit deze woorden van de Heer. JEZUS zei: ‘Gij zult liefhebben de Heer, uw God, met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw verstand; en de naaste als uzelf; aan deze twee geboden hangen de Wet en de Profeten’, (Mattheüs 22 :37,39,40). De Wet en de Profeten betekenen het hele Woord. En verder: ‘een zeker wetgeleerde, Jezus verzoekende, zei: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven? En Jezus zei tot hem: Wat is in de Wet geschreven, hoe leest gij? En hij antwoordde en zei: Gij zult de Heer, uw God, liefhebben met geheel uw hart, en met geheel uw ziel, en met geheel uw kracht, en met geheel uw verstand, en de naaste als uzelf; en Jezus zei: ‘Doe dat en u zult leven’, (Lukas 10:25-28). Aangezien nu de liefde tot God en de liefde jegens de naaste alle dingen van het Woord zijn, en de Decaloog in de eerste tafel kort samengevat alle dingen van de liefde tot God bevat, en in de tweede tafel alle dingen van de liefde jegens de naaste, zo volgt hieruit, dat de Decaloog alle dingen bevat, die tot de leer en tot het leven behoren.

 

 

Wat is het eerste gebod?

"Ik ben Jehovah uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb: gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in de hemelen is, noch van hetgeen onder de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen: want Ik, Jehovah uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid aan degenen die Mij haten; en doe barmhartig aan duizenden aan degenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden", (Exodus 20:2-6).

 

Wat betekent dit gebod in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, dat men geen afgoden en geen mensen, levend of dood, aanbidden zal; en dat men niemand behalve God en niets behalve wat van Hem voortkomt zal liefhebben boven alle dingen.

Ware Christelijke Religie 291.

Er zal geen andere God voor Mijn aangezichten zijn. Dit zijn de woorden van het eerste gebod (Exodus 20:3; Deuteronomium 5:7) waaronder in de natuurlijke zin, die de zin van de letter is, in de eerste plaats wordt verstaan, dat men geen afgoden vereren zal, want daarop volgt: Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, welke boven in de hemelen is, en welke beneden op de aarde is, en welke in de wateren onder de aarde is; gij zult u voor die niet buigen, en gij zult die niet vereren; want Ik, Jehovah uw God, ben een ijverig God (Exodus 20: 3,4,5,6). Dat onder dit gebod in de eerste plaats wordt verstaan, dat men geen afgoden vereren zou, kwam doordat vóór die tijd en daarna tot aan de komst van de Heer, in een groot deel van Azië een afgodische eredienst bestond. De oorzaak van deze eredienst was, dat alle Kerken vóór de Heer uitbeeldend en typerend waren, en de toonbeelden en uitbeeldingen waren van dien aard, dat de Goddelijke dingen onder verschillende figuren en gesneden beelden werden voorgesteld, die het gewone volk, toen de betekenissen daarvan in vergetelheid waren geraakt, als goden begon te vereren. Dat ook het volk van Israël in een dergelijke eredienst was, kan blijken uit het gouden kalf, dat zij in de woestijn in plaats van Jehovah vereerden; en dat zij daarna niet afkerig waren van deze eredienst, blijkt uit de vele plaatsen in het Woord, zowel in het historische als in de profetische.

Ware Christelijke Religie 292.

Onder dit gebod: Er zal geen andere God voor Mijn aangezichten zijn, wordt in de natuurlijke zin ook verstaan, dat geen gestorven of levende mens als god vereerd mag worden, wat eveneens in de Aziatische wereld en in verschillende omringende plaatsen voorkwam. Vele goden van die volkeren waren geen onbekenden, zoals: Baäl, Astaroth, Chemos, Molkom, Beëlzebub; en in Athene en Rome Saturnus, Jupiter, Neptunus, Pluto, Apollo, Pallas, enz. Enigen van hen vereerden zij eerst als heiligen, daarna als godheden en tenslotte als goden. Dat zij ook levende mensen als goden vereerden, blijkt uit de verordening van Darius de Mediër, dat niemand binnen 30 dagen iets zou vragen aan enig god, dan aan de koning alleen, want anders zou hij in de leeuwenkuil geworpen worden ,(Daniël 6:8-einde).

 Ware Christelijke Religie 293.

In de natuurlijke zin, die de zin van de letter is, wordt onder dit verbod ook verstaan, dat men niemand behalve God, en dat men niets behalve hetgeen uit God voortgaat, zal liefhebben boven alle dingen, hetgeen ook volgens de woorden van de Heer is, (Mattheüs 22:35; Luk. 10: 25-28). Want wie en wat boven alles wordt geliefd, is God en het Goddelijke voor hem die liefheeft; zoals voor hem die zichzelf of ook de wereld boven alles liefheeft, hijzelf of de wereld zijn god is. Dit is de oorzaak, dat zulke mensen in hun hart niet enig God erkennen; dezen worden dan ook met hun soortgenoten in de hel verbonden, waar allen die zichzelf en de wereld boven alles liefhadden, verzameld zijn.

In de geestelijke zin, dat men geen andere God dan de Heer Jezus Christus zal aanbidden, omdat Hij Jehovah is, Die in de wereld kwam en de Verlossing volbracht, zonder welke niet enig mens noch enige engel behouden had kunnen worden.

  Ware Christelijke Religie 294.

De geestelijke zin van dit gebod is deze, dat men geen andere God dan de Heer Jezus Christus zal vereren, omdat Hij Jehovah is, die in de wereld kwam en de verlossing volbracht, zonder welke niet enig mens nog enig engel behouden had kunnen worden. Dat er naast Hem geen andere God is, blijkt uit de volgende plaatsen in het Woord: Men zal te dien dage zeggen: Ziet, deze is onze God, die wij verwacht hebben, dat Hij ons bevrijde; deze is Jehovah, die wij verwacht hebben, laat ons opspringen en ons verblijden in Zijn heil, (Jesaja 25:9). Een stem van de roepende in de woestijn: bereidt de weg voor Jehovah, effent in de verlatenheid een pad voor onze God; want de heerlijkheid van Jehovah zal geopenbaard worden, en zij zullen zien, alle vlees tegelijk; ziet, de Heer Jehovih zal in sterkte komen; gelijk een herder zal Hij Zijn kudde weiden, (Jesaja 40: 3,5,10,11); Alleen tussen u is God, anders is er geen God meer; voorwaar, Gij zijt een verborgen God, de God van Israël, de Heiland ,(Jesaja 45:14,15); Ben Ik niet Jehovah, en er is geen God meer behalve Mij, (Jesaja 43:11; Hosea 13:4). Opdat alle vlees wete, dat Ik, Jehovah, uw Heiland en uw Verlosser ben, (Jesaja 49:26; 60:16). Wat onze Verlosser betreft, Jehovah Zebaoth is Zijn naam (Jesaja 47:4; Jeremia 50:34). Jehovah, mijn Rotssteen, en mijn Verlosser (Psalm 19:15); Alzo zei Jehovah, uw Verlosser, de Heilige Israëls, Ik ben Jehovah, Uw God (Jesaja 48:17; 43:14; 49:7; 54:8). Alzo zei Jehovah, uw Verlosser, Ik ben Jehovah, die alle dingen maak en alleen uit Mijzelf , (Jesaja 44:24). Alzo zei Jehovah, de Koning van Israël, en zijn Verlosser Jehovah Zebaoth: Ik ben de Eerste en de Laatste, en behalve Mij is er geen God, (Jesaja 44:6). Hieruit blijkt duidelijk, dat de Heer onze Heiland Jehovah Zelf is, die tevens Schepper, Verlosser en Wederverwekker is. Dit is de geestelijke zin van dit gebod.

Hemelse Verborgenheden 8867.

"Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezichten hebben" (Exodus 20:3); dat dit betekent dat men niet over de ware dingen moet denken ergens anders vandaan dan uit de Heer, staat vast uit de betekenis van de goden, zijnde de ware dingen, en in de tegengestelde zin de valse dingen; en uit de betekenis van de aangezichten, wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot God, zijnde de liefde, de barmhartigheid, de vrede, het goede, aldus de Heer Zelf, want het is de Heer uit Wie die dingen zijn. Dat "er zullen geen andere goden voor Mijn aangezichten zijn", betekent dat men niet over de ware dingen moet denken ergens anders vandaan dan uit de Heer, komt eveneens omdat het Goddelijk Menselijke van de Heer dat met 'Ik Jehovah uw God' wordt aangeduid, het eerst wordt gezegd en vandaar het eerste van de orde inneemt, en universeel zal regeren in de afzonderlijke ware dingen die volgen; en daarom worden nu zulke dingen doorvat die moeten worden vermeden, omdat zij vernietigen en beletten dat de Heer universeel regeert in alle en de afzonderlijke ware dingen die zijn vervat in de geboden en de inzettingen, die van de berg Sinaï af werden gedicteerd en bevolen. Het eerste dat zou vernietigen, is over de ware dingen te denken ergens anders vandaan dan uit de Heer, welke daarmee worden aangeduid dat er geen andere goden zullen zijn voor de aangezichten van de Heer. De overige dingen die dat regerend universele zouden vernietigen, zijn vervat in de dingen die in de orde volgen, namelijk dat zij zich geen gesneden beeld zouden maken, geen gelijkenis van de dingen die in de Hemelen, die op de aarde, en die in de wateren zijn, en dat zij zich daarvoor niet zouden nederbuigen, en ze niet zouden dienen. Na deze dingen volgen daarom wederom: 'omdat Ik Jehovah uw God', waarmee wordt aangeduid dat de Heer zal zijn in alle en de afzonderlijke dingen.

 

Ware Christelijke Religie 295.

In de hemelse zin, dat Jehovah de Heer oneindig, onmetelijk en eeuwig is; dat Hij almachtig, alwetend en alomtegenwoordig is; dat Hij is de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde, Die Was, Is en Zijn zal; dat Hij is de Liefde zelf en de Wijsheid zelf, of het Goede zelf en het Ware zelf; bijgevolg het Leven zelf, dus de Enige, van Wie alle dingen zijn.

 

 

Wat is het tweede gebod?

"Gij zult de Naam van Jehovah uw God niet ijdellijk gebruiken, want Jehovah zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt." (Exodus 20:7).

 

 

 

Wat betekent de naam van Jehovah ijdel gebruiken in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, de in het Woord vermelde namen van God misbruiken.

Ware Christelijke Religie 297 (gedeeltelijk):

Onder de Naam van Jehovah God ijdel gebruiken wordt in de natuurlijke zin, die de zin van de letter is, de naam zelf verstaan, en het misbruik daarvan in allerlei gesprekken, vooral bij onwaarheden of leugens, en bij eden zonder oorzaak en met het doel om zich vrij te pleiten van boze bedoelingen, hetgeen vervloekingseden zijn, en bij tovenarijen en bezweringen. Doch bij God en bij Zijn Heiligheid, bij het Woord en bij het Evangelie zweren bij kroningen, bij inwijdingen tot het priesterschap, bij beloften van trouw, is niet de naam van God ijdellijk gebruiken, als degeen, die zweert, zijn beloften niet daarna als ijdel verwerpt.

 

In de geestelijke zin, al datgene wat de Kerk uit het woord leert en waardoor de Heer aangeroepen en aangebeden wordt, ontheiligen; dat is, geloven dat het waar is en toch in het boze leven, en ook heilig leven en toch niet geloven.

Ware Christelijke Religie 298 (gedeeltelijk):

In de geestelijke zin wordt onder de Naam van God al datgene verstaan, wat de Kerk uit het Woord leert, en waardoor de Heer aangeroepen en vereerd wordt; al deze dingen zijn de Naam van God in één samenvatting. Daarom wordt onder de Naam van God ijdellijk gebruiken verstaan: iets daaruit nemen in loos en vals gepraat, bij leugens, verwensingen, toverijen en bezweringen, want ook dit is God en dus Zijn Naam smaden en lasteren. Dat het Woord en hetgeen daaruit van de Kerk is, en dus de ganse eredienst de Naam van God is, kan uit de volgende plaatsen blijken: "Van de opgang der zon zal Mijn Naam aangeroepen worden", (Jesaja 26:8, 13; [41:25]; "Van de opgang der zon tot hare ondergang zal Mijn Naam groot zijn onder de natiën; en aan alle plaats zal Mijnen Naam reukwerk toegebracht worden. Gij ontwijdt Mijnen Naam, als gij zegt: De tafel van Jehovah is bevlekt; en gij blaast op Mijnen Naam, wanneer gij aanbrengt het geroofde, het kreupele en het kranke", (Maleachi 1: 11, 12, 13).

Hemelse Verborgenheden 8882 (gedeeltelijk):

Gij zult de Naam van uw God niet in het ijdele brengen; dat dit de ontwijdingen en de lasteringen van het ware en het goede van het geloof betekent, staat vast uit de betekenis van de Naam Gods, zijnde het al in samenvatting, waardoor de Heer wordt vereerd, aldus al het ware en het goede van het de geloof; en uit de betekenis van in het ijdele brengen, wat is, ontwijden en lasteren; met de Naam Gods in het ijdele brengen wordt eigenlijk aangeduid het ware in het boze verkeren, dat is, geloven dat iets waar is, en nochtans in het boze leven; en eveneens is het het goede in het valse verkeren, dat wil zeggen , heilig leven en toch niet geloven; het ene en het andere is ontwijding.

 

In de hemelse zin, lasteren tegen de Geest, dat is tegen de Goddelijkheid van het Menselijke van de Heer en tegen de Heiligheid van het Woord.

Ware Christelijke Religie 299 (gedeeltelijk):

In de hemelse zin wordt onder de Naam van God ijdellijk gebruiken al datgene verstaan, wat de Heer tot de Farizeërs zei: "Alle zonde en lastering zal de mens vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal niet vergeven worden" , (Mattheüs 12:31,32); onder de lastering van de Geest wordt verstaan de lastering tegen de Goddelijkheid van het Menselijke van de Heer en tegen de Heiligheid van het Woord. Dat het Goddelijk Menselijke van de Heer onder de Naam van Jehovah God wordt verstaan in de hemelse of hoogste zin, blijkt uit het volgende: Jezus zeide: Vader, verheerlijk Uw Naam; en er kwam een stem uit de hemel, zeggende: En Ik heb verheerlijkt en Ik zal wederom verheerlijken, (Johannes 12: 28); zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde; zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen, (Johannes 14: 13, 14). In het gebed des Heeren wordt door 'Uw Naam worde geheiligd' in de hemelse zin ook niets anders aangeduid; desgelijks door de Naam in, (Exodus 23 : 21; Jesaja 63 :16). Aangezien de lastering van de Geest de mens niet vergeven wordt, overeenkomstig de woorden bij (Mattheüs 12 : 31, 32), en het dit is, wat in de hemelse zin wordt bedoeld, zo wordt aan dit gebod toegevoegd: "want Jehovah zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt".

 

 

 

Wat is het derde gebod?

"Gedenk de Sabbatdag dat gij die heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat van Jehovah uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling die in uw poorten is: want in zes dagen heeft Jehovah de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevende dage: daarom zegende Jehovah de Sabbatdag, en heiligde denzelven". (Exodus 20 : 8-11)

 

Wat betekent de sabbat in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, de zevende dag, die voor de Heer is, en van Hem rust voor de mens.

Ware Christelijke Religie 301 (gedeeltelijk):

In de oorspronkelijke taal betekent sabbat: rust. De sabbat was bij de zonen Israëls de heiligheid der heiligheden, omdat hij de Heer uitbeeldde. De zes dagen beeldden Zijn werken en worstelingen met de hellen uit, en de zevende dag Zijn overwinning op haar, en zo dus de rust. En aangezien deze dag uitbeeldend was voor het besluit van de gehele verlossing van de Heer, was het de heiligheid zelf. Maar toen de Heer in de wereld kwam, en vandaar de uitbeeldingen van Hem ophielden, werd deze dag de dag van onderwijzing in Goddelijke dingen, en zo dus ook een dag van rust van arbeid, en van overdenking ten aanzien van zulke dingen als die tot de zaligheid en het eeuwige leven behoren, alsmede een dag van de liefde jegens de naaste.

In de geestelijke zin, de verbinding van de mens met de Heer door hervorming en wederverwekking en zo, de hemel zelf.

Ware Christelijke Religie 302 (gedeeltelijk):

Door dit gebod wordt in de geestelijke zin de hervorming en wederverwekking van de mens uit de Heer aangeduid; door de zes dagen van arbeid de strijd tegen het vlees en zijn begeerten, en dan tevens tegen de boosheden en valsheden, die uit de hel bij hem zijn; en door de zevende dag wordt zijn verbinding met de Heer aangeduid, en de wederverwekking daardoor. De mens heeft, zolang deze worsteling duurt, geestelijke arbeid , maar, wanneer hij is wederverwekt, heeft hij rust.

Hemelse Verborgenheden 8884.

Gedenk, betekent het voortdurende in het denken; de sabbatdag, betekent in de hoogste zin het één-zijn van het Goddelijk Zelf en het Goddelijk Menselijke van de Heer, in de inwendige zin de verbinding van het Goddelijk Menselijke met de hemelen, dus de hemel, en zo het huwelijk van het goede en het ware daar; om die te heiligen, betekent geen schending op enige wijze. Zes dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen, betekent de strijd die voorafgaat en voorbereidt tot dat huwelijk; gij zult niet enig werk doen, gij, en uw zoon, en uw dochter, uw dienstknecht en uw dienstmaagd, en uw beest, en uw vreemdeling die in uw poorten is, betekent dat er dan de hemel en de gezegendheid is voor alle en de afzonderlijke dingen die in het innerlijk en in het uitwendige van de mens zijn. Omdat in zes dagen Jehovah heeft gemaakt de hemel en de aarde, en de zee, betekent de wederverwekking en de levendmaking van de dingen die in de innerlijke en in de uitwendige zijn; en al wat daarin is, betekent van alle dingen daar; en heeft gerust op de zevende dag, betekent dat er dan vrede en het goede van de liefde is; daarom heeft Jehovah de zevende dag gezegend, betekent dat er dan het hemels huwelijk uit de Heer is; en die geheiligd, betekent dat het geenszins kan worden geschonden.

 

In de hemelse zin, bescherming en vrede uit de vereniging van het Goddelijke Zelf en het Goddelijke Menselijke in de Heer.

Ware Christelijke Religie 303 (gedeeltelijk):

In de hemelse zin wordt onder dit gebod de verbinding met de Heer en dan de vrede verstaan, vanwege de bescherming tegen de hel. Want door de Sabbat wordt de rust aangeduid, en in die hoogste zin de vrede; daarom wordt de Heer Vorst des Vredes genoemd, en noemt Zichzelf ook Vrede.

Ware Christelijke Religie 304 (gedeeltelijk):

De hemelse vrede, die een bescherming tegen de hellen is, opdat de boosheden en valsheden niet daaruit opstijgen en binnenvallen, kan in veel opzichten met de natuurlijke vrede vergeleken worden, zoals met de vrede na oorlogen, wanneer eenieder in zekerheid voor de vijanden, en veilig in zijn stad, in zijn huis, en in zijn velden en tuinen leeft.

 

 

Wat is het vierde gebod?

"Eert uw Vader en uw Moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u Jehovah uw God geeft." (Exodus 20 : 12)

 

 

Wat betekent vader en moeder eren in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, de vader en moeder op aarde eren en liefhebben en allen die in de plaats zijn van vader en moeder, zoals voogden, koning en overheid, en vaderland.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

Het gebod: "Uw Vader en uw Moeder zult gij eren": de mens verstaat hieronder, de vader en moeder op aarde, alsmede allen die in de plaats van vader en moeder zijn; en onder eren verstaat hij hen in ere houden, en hen gehoorzamen.

Ware Christelijke Religie 305 (gedeeltelijk):

Onder "uw vader en uw moeder eren" wordt in de natuurlijke zin, die de zin van de letter is, verstaan de ouders eren, hen gehoorzamen, zich aan hen houden, en hun dankbaar zijn voor de weldaden, dat zij de kinderen voeden en kleden en hen in de wereld binnenleiden, opdat zij daarin tot burgerlijke en zedelijke personen worden, alsmede in de hemel, door middel van de voorschriften van de godsdienst, en dat zij zo dus voor hun tijdelijk welzijn en ook voor hun eeuwig geluk zorgen, en dit alles vanuit liefde doen, waarin zij zijn uit de Heer, wiens plaats zij innemen. In de betrekkelijke zin wordt het eren van de voogden door de pupillen verstaan, wanneer de ouders gestorven zijn. In bredere zin wordt onder dit gebod verstaan het eren van koning en overheid, aangezien dezen in alle behoeften in het algemeen voorzien zoals de ouders in het bijzonder. In de breedste zin wordt onder dit gebod verstaan het vaderland liefhebben, aangezien dit hen voedt en hen beschermt, waarom het vaderland naar het woord "vader" genoemd wordt. Maar hieraan moet door de ouders eer bewezen, en uit hen in de kinderen ingeplant worden.

 

In de geestelijke zin, de Heer en de Kerk liefhebben.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De geestelijke engel verstaat onder de Vader de Heer, en onder de Moeder de Kerk; en onder het eren verstaat hij liefhebben.

Ware Christelijke Religie 306 (gedeeltelijk):

In de geestelijke zin wordt onder het eren van vader en moeder verstaan God en de Kerk vereren en liefhebben. In deze zin wordt onder "de Vader" God verstaan, die de Vader van allen is, en onder "de Moeder" de Kerk. De kleine kinderen en de engelen in de hemelen, weten van geen andere vader en geen andere moeder, omdat zij daar uit de Heer door de Kerk opnieuw geboren zijn; daarom zegt de Heer: "Gij zult niemand uw vader noemen op de aarde, want Eén is uw Vader, die in de hemelen is" , (Mattheüs 23:9). Dit is gezegd voor de kinderen en de engelen in de hemel echter niet voor de kinderen en mensen op aarde. Hetzelfde leert de Heer in het algemene gebed van de Christelijke Kerken: "Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd." Dat door de moeder in de geestelijke zin de Kerk wordt verstaan, komt omdat gelijk een moeder op aarde haar kinderen met natuurlijke spijs voedt, de Kerk hen met geestelijke spijs voedt.

 

In de hemelse zin is de Heer ten aanzien van het Goede van Zijn Goddelijke Liefde de Vader, en ten aanzien van het Ware van Zijn Goddelijke Wijsheid, en vandaar Zijn Koninkrijk, de Moeder; deze 'eren' is, van Hem het goede doen.  

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De geestelijke Engel verstaat onder de Vader de Heer, en onder Moeder de Kerk; en onder eren verstaat hij liefhebben.

Ware Christelijke Religie 3703 (gedeeltelijk):

In de hemelse zin wordt onder de Vader onze Heer Jezus Christus verstaan, en onder de moeder de gemeenschap van de heiligen, waarmee Zijn, over het gehele aardrijk verspreide Kerk wordt bedoeld

Hemelse Verborgenheden 8896.

"Eer uw vader en uw moeder, deswege opdat uw dagen verlengd worden op het land dat Jehovah uw God u geeft." Eer uw vader en uw moeder, betekent de liefde voor het goede en het ware, in de hoogste zin voor de Heer en voor Zijn Rijk; deswege opdat uw dagen verlengd worden op het land, betekent daaruit de staat van het leven in de hemel; dat Jehovah uw God u geeft, betekent waar het Goddelijke is, opdat daaruit de invloed is .

Hemelse Verborgenheden 8897.

"Eer uw vader en uw moeder"; dat dit betekent de liefde voor het goede en het ware, in de hoogste zin voor de Heer en voor Zijn Rijk, staat vast uit de betekenis van eren, wat liefhebben is, want de eer is in de geestelijke zin de liefde, de oorzaak hiervan is dat in de hemel de een de ander liefheeft, en wanneer hij liefheeft, eert hij ook; de liefde immers is in de eer; eer zonder liefde wordt daar geweigerd, ja zelfs versmaad, omdat zij zonder het leven uit het goede is; en uit de betekenis van de vader, wat het goede is; en in de hoogste zin de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede. De oorzaak dat de Heer in de hoogste zin de Vader is, is deze, dat Hijzelf aan de mens het nieuwe leven geeft, en hierdoor de mens een zoon en erfgenaam van Zijn Rijk wordt; en uit de betekenis van de moeder, wat het ware is; en in de hoogste zin de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware, aldus Zijn Rijk, want het Goddelijk Ware dat uit de Heer voortgaat, maakt de Hemel. De oorzaak dat het Goddelijk Ware van de Heer de Hemel maakt, is deze dat de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede in het andere leven de Zon is, en ten aanzien van het Goddelijk Ware het Licht is; het is dit Goddelijk Licht uit de Heer als Zon dat de gemoederen van de engelen verlicht, en met inzicht en wijsheid vervult, en maakt dat zij engelen van het licht zijn. Het Goddelijk Goede is in het Goddelijk Ware, zoals de warmte uit de zon is in het licht in de tijd van de lente en de zomer in de wereld.

Ware Christelijke Religie 307 (gedeeltelijk):

In de hemelse zin wordt onder de Vader onze Heer Jezus Christus verstaan, en onder de moeder de gemeenschap van de heiligen, waarmee Zijn, over het gehele aardrijk verspreide Kerk wordt bedoeld

 

 

 

Wat is het vijfde gebod?

"Gij zult niet doodslaan." (Exodus 20 : 1 3)

 

 

Wat betekent doodslaan in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, een mens te doden of schade toe te brengen aan zijn    lichaam, naam of faam, en ook, vijandigheid, haatgevoelens en wraaknemingen.

Ware Christelijke Religie 309.

Onder dit gebod: "Gij zult niet doden" wordt in de natuurlijke zin verstaan, geen mens te doden, en ook zijn lichaam niet te verminken; en bovendien geen dodelijke schade te berokkenen aan zijn naam en faam, aangezien bij sommigen faam en leven gelijke tred houden. In de bredere natuurlijke zin worden onder moord ook vijandigheden, haatgevoelens en wraaknemingen verstaan, die de dood beogen; want de moord ligt daarin verborgen, zoals het vuur in het hout onder de as; het helse vuur is ook niets anders; daarom zegt men "van haat branden" en "van wraak gloeien". Dit zijn moorden in de bedoeling maar niet in de daad, en wanneer daaraan de vrees voor de wet, en voor de wedervergelding en de wraak ontnomen werd, zo zouden zij in de daad uitbreken, vooral wanneer in de bedoeling arglist of wreedheid gelegen is. Dat de haat een moord is, blijkt uit deze woorden van de Heer:" Gij hebt gehoord, dat door de ouden gezegd is: Gij zult niet doden, en zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. Doch ik zeg u, dat zo wie ten onrechte op zijne broeder toornig is, strafbaar zal zijn door de gehenna des vuurs", (Mattheüs 5 : 21, 22). Dit komt, omdat al wat tot de bedoeling behoort, ook tot de wil behoort, en aldus in zichzelf tot de daad.

 

In de geestelijke zin,als een duivel te handelen en de zielen van de mensen doden en verderven, en dat is hun geestelijk leven van geloof en naastenliefde.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

Het gebod: 'Gij zult niet doden'. De mens verstaat onder doden ook haat toedragen, en wraak begeren tot aan doodslag toe. De geestelijke engel verstaat onder doden als een duivel optreden en de ziel van een mens vermoorden. De hemelse engel echter verstaat onder doden de Heer haat toedragen, en de dingen die van de Heer zijn.

Ware Christelijke Religie 310.

In de geestelijke zin worden onder moorden alle manieren van doden en verderven van de menselijk zielen verstaan, welke manieren verschillend en menigvuldig zijn, zoals bijvoorbeeld ze afwenden van God, van de godsdienst en van de Goddelijke eredienst door het ingieten van ergernissen daartegen en dergelijke overredingen, die afkeer en zelfs afschuw inboezemen. Van dien aard zijn alle duivels en satans in de hel, met wie diegenen, die in deze wereld de heiligheden van de Kerk geweld aandoen en schenden, verbonden zijn. Zij, die de zielen door valsheden verderven, worden verstaan onder de koning van de afgrond, Abaddon of Apollyon genaamd, dat wil zeggen, de verderver, in, (Openbaringen 9 : 11); en in het Profetische Woord worden zij [die zij verderven] onder de gedoden verstaan zoals in de volgende plaatsen: "Jehovah God zeide: Weidt de schapen der doding, welke bezitters hen gedood hebben. (Zacharia 11 : 4,5,7); "Wij werden elke dag gedood, wij werden geacht als een kudde ter slachting" (Psalm 44 : 23, 24); "De vreemdeling komt niet, dan opdat hij stele en de schapen slachte; Ik ben gekomen opdat zij het leven en overvloed hebben" (Johannes 10 : 10); en elders. Dit is de reden, waarom de duivel genoemd wordt "een mensenmoorder van de beginne" (Johannes 8 : 44).

Leer des Levens 67.

Onder moorden van elk geslacht, worden ook verstaan onvriendschappen, haten en wraken van elk geslacht, die naar doodslag hijgen; hierin immers schuilt de moord, zoals vuur in hout onder as; het helse vuur is ook niet iets anders. Daarvandaan is het, dat gezegd wordt gloeien van haat, en blaken van wraak; dit zijn moorden in de natuurlijke zin. Onder moorden echter in de geestelijke zin, worden verstaan alle wijzen van de zielen van de mensen doden en verderven, welke verschillend en menigvuldig zijn. Onder moord echter in de hoogste zin wordt verstaan de Heer haat toedragen. Deze drie geslachten van moorden maken één en hangen samen, want wie de dood van het lichaam van een mens wil in de wereld, die wil de dood van diens ziel na de dood; en hij wil de dood van de Heer. Hij blaakt immers van haat tegen Hem en wil Zijn naam uitblussen.

Hemelse Verborgenheden 8901.

"Gij zult niet doden"' betekent niet aan iemand het geestelijk leven ontnemen, voorts niet het geloof en de naastenliefde uitblussen; alsmede de naaste geen haat toedragen.

 

In de hemelse zin, tegen de Heer en het Zijne toornen en haat koesteren en Zijn Naam willen verdelgen.

Ware Christelijke Religie 311.

In de hemelse zin wordt onder doden verstaan vermetel tegen de Heer toornen, Hem haten en Zijn Naam verdelgen willen. Dezen zijn het, van wie gezegd wordt, dat zij Hem kruisigen; hetgeen zij ook doen zouden, gelijk de Joden deden, zo Hij, als vroeger, in de wereld kwam. Dit wordt verstaan onder 'het Lam staande als gedood' (Openbaring 5:6; 13:8); en onder de Gekruisigde (Openbaring 11:8; Hebreeën 6:6; Galaten 3:1).

 

 

 

Wat is het zesde gebod?

"Gij zult niet echtbreken" (Exodus 20:14).

 

 

Wat betekent echtbreken in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, echtbreken, ontuchtige dingen willen en doen en vandaar wulpse dingen denken en spreken.

Ware Christelijke Religie 313.

In de natuurlijke zin wordt onder dit gebod niet alleen echtbreken verstaan, maar ook ontuchtige dingen willen en doen, en vandaar wulpse dingen denken en spreken. Dat alleen al het begeren echtbreken is, blijkt uit deze woorden van de Heer: "Gij hebt gehoord dat door de ouden gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u, dat zo wie een vreemde vrouw aanziet met deze begeerte, die heeft alreeds overspel met haar gedaan in zijn hart. (Mattheüs 5: 27,28). Dit komt, omdat de begeerte als het ware daad wordt, wanneer zij in de wil is; want in het verstand gaat alleen de verlokking binnen, doch in de wil de bedoeling, en de bedoeling van de begeerte is de daad. Dit wordt in de natuurlijke zin onder dit gebod verstaan.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

Het gebod: 'Gij zult niet echtbreken'. De mens verstaat onder echtbreken echtbreuk begaan, hoereren, ontuchtige dingen doen, wulpse dingen spreken, en vuile dingen denken.

Leer des Levens 74.

Onder echtbreken wordt in het zesde gebod van de Decaloog in de natuurlijke zin niet slechts verstaan hoereren, maar ook ontucht bedrijven, wulpse dingen spreken, en vuile dingen denken; onder echtbreken echter wordt in de geestelijke zin verstaan de goede dingen van het Woord echtbreken en de ware dingen ervan vervalsen; in de hoogste zin echter wordt onder echtbreken verstaan het Goddelijke van de Heer ontkennen en het Woord ontwijden: dit zijn de echtbreuken van elk geslacht. De natuurlijke mens kan vanuit het redelijk schijnsel weten, dat onder echtbreken ook wordt verstaan ontucht bedrijven, wulpse dingen spreken, en vuile dingen denken; maar hij weet niet, dat onder echtbreken ook wordt verstaan de goede dingen van het Woord echtbreken en de ware dingen ervan vervalsen en nog minder dat verstaan wordt het Goddelijke van de Heer ontkennen, en het Woord ontwijden; vandaar weet hij ook niet, dat echtbreuk zulk een erg boze is, dat het genoemd kan worden het duivelse zelf, want hij die in natuurlijke echtbreuk is, die is ook in geestelijke echtbreuk, en omgekeerd. Maar diegenen zijn in echtbreuken van elk geslacht tegelijk, die echtbreuken vanuit geloof en leven niet voor zonden houden.

 

In de geestelijke zin, de goedheden van het Woord schenden en zijn waarheden vervalsen.

Ware Christelijke Religie 314 (gedeeltelijk):

In de geestelijke zin wordt onder echtbreken verstaan de goedheden van het Woord schenden en zijn waarheden vervalsen. Dat ook dit onder echtbreken wordt verstaan, was tot nog toe onbekend, aangezien de geestelijke zin van het Woord tot nog toe verborgen was. Dat niets anders door echtbreken, overspel bedrijven en hoereren in het Woord wordt aangeduid, blijkt duidelijk uit de volgende plaatsen: "Gaat om door de straten van Jeruzalem, en zoekt, of gij een man vindt, die ‘gericht doet, en de waarheid zoekt; als Ik hen verzadigd had zo hebben zij gehoereerd’,(Jeremia 5:1,7); "in de Profeten van Jeruzalem zag Ik afschuwelijke verstoktheid, overspel bedrijvende en gaande in leugen", (Jeremia 23:14); "Zij hebben dwaasheid gedaan in Israël, hoererij bedreven en op leugenachtige wijze Mijn woord gesproken",(Jeremia 29:23); "Zij hebben gehoereerd, omdat zij Jehovah verlaten hebben",(Hosea 4:10); "Ik zal de ziel uitroeien, die zich tot de pyhtons en tot de waarzeggers keert, om die na te hoereren" ,(Leviticus 20:6); Aangezien de Joodse natie het Woord vervalst had, werd zij door de Heer ‘een overspelig geslacht’ genoemd (Mattheüs 12: 39); en ‘zaad des echtbrekers’, (Jesaja 57:3); behalve op tal van andere plaatsen, alwaar onder echtbreuken en hoererijen schendingen en vervalsingen van het Woord verstaan worden, zoals in , (Jeremia 3:6,8; 13:27 en elders).

 

De geestelijke Engel verstaat onder echtbreken de goede dingen van het Woord echtbreken, en de ware dingen ervan vervalsen.

Hemelse Verborgenheden 8903.

"Gij zult niet echtbreken", betekent dat men de dingen die van de Leer van het geloof en van de naastenliefde zijn, niet moet verdraaien; en dus het Woord niet moet aanwenden om boze en valse dingen te bevestigen; voorts dat men de wetten van de orde niet moet omkeren.

Hemelse Verborgenheden 8904 (gedeeltelijk):

"Gij zult niet echtbreken"; dat dit betekent dat men de dingen die van de Leer van het geloof en van de naastenliefde zijn, niet moet verdraaien, en dus het Woord niet moet aanwenden om valse en boze dingen te bevestigen, voorts dat men de wetten van de orde niet moet omkeren, staat vast uit de betekenis van echtbreken, boeleren, en hoereren, wat in de geestelijke of inwendige zin is, de goede dingen verdraaien en de ware dingen vervalsen die van de Leer van het geloof en van de naastenliefde zijn; en omdat deze dingen met echtbreken worden aangeduid, wordt ook aangeduid het Woord aanwenden om boze en valse dingen te bevestigen, want het Woord is de eigenlijke Leer van het geloof en van de naastenliefde, en de verdraaiing van het ware en het goede daar, is de aanwending tot valse en boze dingen. Dat deze dingen met echtbreken en boeleren in de geestelijke zin worden aangeduid, weet heden ten dage nauwelijks iemand. De oorzaak hiervan is dat heden ten dage binnen de Kerk door weinigen wordt geweten wat het geestelijke is, en hoedanig dit verschilt van het natuurlijke. En nauwelijks iemand weet dat er een overeenstemming is tussen het ene en het andere, en wel een zodanige dat het beeld van het ene zich in het andere vertoont, dat wil zeggen, dat het geestelijke wordt uitgebeeld in het natuurlijke.

 

In de hemelse zin, het Goddelijke van de Heer ontkennen en de Heiligheid van het Woord loochenen en ontwijden.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De hemelse engel echter verstaat onder echtbreken het Goddelijke van de Heer ontkennen, en het Woord ontwijden.

Ware Christelijke Religie 315.

In de hemelse zin worden onder echtbreken verstaan de Heiligheid van het Woord loochenen, en het ontwijden. Dat dit in die zin bedoeld wordt, volgt uit de vorige geestelijke zin, wat zijn: de goedheden van het Woord schenden en de waarheden daarvan vervalsen. Diegenen loochenen de Heiligheid van het Woord en ontwijden het, die in hun hart om alle dingen van de Kerk en van de godsdienst lachen; want alle dingen van de Kerk en van de godsdienst in de Christelijke wereld zijn vanuit het Woord.

 

 

Wat is het zevende gebod?

"Gij zult niet stelen." (Exodus 20:15)

 

 

 

Wat betekent stelen in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin, stelen, of een ander van zijn rechtmatig bezit beroven, en ook bedriegen.

Ware Christelijke Religie 317.

In de natuurlijke zin wordt onder dit gebod volgens de letter verstaan niet stelen, roven, en zeeroverij plegen in vredestijd; in het algemeen niet aan iemand zijn goederen op slinkse wijze onder enig voorwendsel afnemen. Het strekt zich ook uit over alle bedriegerijen en onwettige winsten, woekergelden en afpersingen; voorts ook over bedriegerijen bij het betalen van bijdragen en belastingen en bij het aflossen van schulden. Arbeiders zondigen tegen dit gebod, wanneer zij hun werk zonder nauwgezetheid en bedriegelijk doen; kooplieden, wanneer zij bedriegen met hun koopwaar, ten aanzien van gewicht, maat en berekening; officieren, wanneer zij de soldaat het loon onthouden; rechters, wanneer zij ter wille van vriendschap, geschenken, verwantschap en om andere redenen recht spreken, door de wetten en de verhoren te verdraaien, en dus zo anderen van hun rechtmatig bezit beroven.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De mens verstaat onder stelen, bedriegen, onder enig voorwendsel de naaste diens goederen afhandig maken.

Leer des Levens 80.

Onder stelen in de natuurlijke zin wordt niet slechts stelen en beroven verstaan, maar ook bedriegen, en onder een of andere gedaante de ander diens goederen ontfutselen. Onder stelen echter in de geestelijke zin wordt verstaan een ander van de ware dingen van diens geloof en van de goede dingen van diens naastenliefde beroven. In de hoogste zin echter wordt onder stelen verstaan de Heer de dingen afnemen die van Hemzelf zijn, en die aan zichzelf toeschrijven, dus voor zich de gerechtigheid en verdienste opeisen; dit zijn de diefstallen van elk geslacht; en eveneens maken zij één, zoals de echtbreuken van elk geslacht, en de moorden van elk geslacht; dat zij één maken, is omdat het ene in het andere is.

 

In de geestelijke zin, een ander de waarheden van het geloof en goedheden van naastenliefde ontnemen door valsheden en boosheden.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De geestelijke engel verstaat onder stelen anderen beroven van de ware dingen van hun geloof en de goede dingen van hun naastenliefde, door valse en boze dingen.

318. Ware Christelijke Religie.

In de geestelijke zin wordt onder stelen verstaan: anderen van de waarheden van hun geloof beroven, wat geschiedt door valsheden en ketterijen. Priesters, die hun ambt alleen bedienen ter wille van gewin of uit eerzucht, en dingen leren, waarvan zij zien of uit het Woord zien kunnen, dat zij niet waar zijn, zijn geestelijke dieven, aangezien zij de middelen van het heil, die de waarheden van het geloof zijn, aan het volk onttrekken. Dezen worden ook in het Woord dieven genoemd in de volgende plaatsen:"Die niet ingaat door de deur in de stal van de schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en een rover; de dief komt niet, dan opdat hij stele, slachte, en verderve", (Johannes 10 :1, 10); Vergadert u geen schatten op de aarde, maar in de hemel, waar de dieven niet inbreken of stelen ", (Mattheüs 6 : 19, 20; en elders bij Obadja vers 5; Joël 2 : 9; en Hosea 7 : 1).

 

In de hemelse zin, zichzelf de dingen van de Heer toeschrijven, of Zijn verdienste en Zijn gerechtigheid voor zichzelf opeisen.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De hemelse engel verstaat onder stelen, aan zich toeschrijven de dingen die van de Heer zijn, en voor zich opeisen Zijn gerechtigheid en verdienste.

Hemelse Verborgenheden 8905.

"Gij zult niet stelen", betekent dat men niet iemand zijn geestelijke goede dingen moet wegnemen, en dat men niet aan zich de dingen moet toekennen die van de Heer zijn.

Ware Christelijke Religie 319.

In de hemelse zin worden onder dieven diegenen verstaan, die de Heer de Goddelijke macht wegnemen; voorts diegenen, die Zijn verdienste en Zijn gerechtigheid voor zichzelf opeisen. Hoewel deze mensen God aanbidden, vertrouwen zij toch niet Hem maar zichzelf; en zij geloven ook niet in God, maar in zichzelf.

 

 

Wat is het achtste gebod?

"Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste." (Exodus 20:16)

 

 

 

Wat betekent valse getuigenis in de drie zinnen?

In de natuurlijke zin: valse getuigenis geven, leugens, huichelarij en laster; ook heimelijke aanslagen, listen en boze bedoelingen.

Ware Christelijke Religie 321.

Onder valse getuigenis spreken tegen de naaste, of vals getuigen wordt in de naastgelegen natuurlijke zin verstaan: geen valse getuigenis afleggen voor de rechter, of voor anderen buiten de rechtbank, tegen iemand, die ten onrechte van iets kwaads beschuldigd wordt, en dit te verzekeren bij de naam van God of bij iets anders, dat heilig is, of bij zichzelf en bij dingen, die met de eigen goede naam op de een of andere wijze samenhangen. In de bredere natuurlijke zin worden onder dit gebod alle soorten van leugens en politieke huichelarijen verstaan, die een boos einddoel beogen; voorts de naaste zwart maken en belasteren, waardoor diens eer, naam en goede roep, waarvan het karakter van de gehele mens afhangt, geschokt wordt. In de breedste natuurlijke zin worden daaronder verstaan: heimelijke aanslagen, listen en boze bedoelingen tegen iemand uit verschillende gronden, zoals uit vijandschap, haat, wraak, nijd, afgunst, enz. want deze boosheden verbergen in zich de getuigenis van het valse.

Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De mens verstaat onder vals getuigen ook liegen en lasteren.

Leer des Levens 87.

Onder vals getuigen wordt in de natuurlijke zin niet slechts verstaan als valse getuige optreden, maar ook liegen en lasteren. Onder vals getuigen in de geestelijke zin wordt verstaan, zeggen en overreden dat het valse waar is, en het boze goed is, en andersom: in de hoogste zin echter wordt onder vals getuigen verstaan de Heer en het Woord lasteren; deze dingen zijn vals getuigen in drievoudige zin.

 

In de geestelijke zin, te overreden dat het valse het ware is en dat het boze het goede is, en omgekeerd.

Leer over de Gewijde Schrift 67. (gedeeltelijk):

De geestelijke engel verstaat onder stelen anderen beroven van de ware dingen van hun geloof en de goede dingen van hun naastenliefde, door valse en boze dingen.

Ware Christelijke Religie 322 (gedeeltelijk):

In de geestelijke zin wordt onder vals getuigen verstaan: overreden, dat het valse van het geloof het ware van het geloof is, en dat het boze van het leven het goede van het leven is, en omgekeerd, maar vooral deze dingen doen met voorbedachte rade, niet echter uit onwetendheid, dus ze doen nadat men weet, wat waar en goed is, niet echter tevoren, want de Heer zegt:" Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonden hebben; maar nu gij zegt: Wij zien; zo blijft dan uw zonde", (Johannes 9:41). Dit valse wordt in het Woord onder de leugen verstaan en de vooropgezetheid onder het bedrog in de volgende plaatsen: ‘Wij hebben een verbond met de dood gemaakt, en met de hel hebben wij een gezicht gemaakt, wij hebben de leugen tot vertrouwen gesteld, en in de valsheid hebben wij ons verborgen’, (Jesaja 28 : 15). ‘Een volk van oproer zijn zij, leugenachtige zonen, zij willen de wet van Jehovah niet horen’, (Jesaja 30 : 9). ‘Van de profeet tot aan de priester toe bedrijft een ieder de leugen’,(Jeremia 8 : 10). ‘De inwoners spreken leugen, en wat de tong betreft, zij is bedrog in hun mond’,(Micha 6:12). ‘Gij zult de leugensprekers verdoen; van de man des bedrogs heeft Jehovah een gruwel’, (Psalm 5:7). ‘Zij leerden hun tong leugen spreken; hun wonen is in het midden van het bedrog’, (Jeremia 9 : 5, 6). Aangezien onder de leugen het valse wordt verstaan, zegt de Heer ‘dat de duivel de leugen spreekt uit zijn eigene’, (Johannes 8 : 44). De leugen betekent het valse en het valse spreken ook in de volgende plaatsen: (Jeremia 9 : 4; 23 : 14; Ezechiël 13 : 6 tot 9; 15 tot 19; 21 : 29; Hosea 7 : 1; 12 : 1; Nahum 3 : 1; Psalm 120 : 2, 3).

Hemelse Verborgenheden 8907.

‘Gij zult aan uw naaste niet antwoorden als de getuige van een leugen’, betekent dat men het goede niet het boze moet noemen, noch het ware het valse, en dus ook niet omgekeerd het boze het goede moet noemen, en het valse het ware.

 

In de hemelse zin, de Heer en het Woord lasteren, en dus de waarheid zelf, die de Heer is, uit de Kerk verjagen.

Ware Christelijke Religie 323 (gedeeltelijk):

In de hemelse zin wordt onder vals getuigen verstaan: de Heer en het Woord lasteren, en dus de Waarheid zelf uit de Kerk verjagen, want de Heer is de waarheid zelf, en dus ook het Woord. Anderzijds wordt in deze zin onder "getuigen" verstaan: de waarheid spreken, en onder de getuigenis de waarheid zelf. Daarom wordt de Decaloog ook de getuigenis genoemd.

 Leer over de Gewijde Schrift 67 (gedeeltelijk):

De hemelse engel echter verstaat onder vals getuigen de Heer en het Woord lasteren.

 

 

 

Hoe luidt het negende en tiende gebod?

"Gij zult niet begeren uws naasten huis. Gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is." (Exodus 20: 17)

 

 

 

Wat verbiedt dit gebod?

Alle lusten die tegen de geest indruisen; en dus, dat de in de Decaloog verboden boosheden begeerd worden en zo tot de wil gaan behoren. W 327; HV 8909

Ware Christelijke Religie 327.

In de geestelijke zin worden door deze geboden alle begeerten verboden, die tegen de geest indruisen, dus die tegen de geestelijke dingen van de Kerk indruisen, en die voornamelijk betrekking hebben op het geloof en de naastenliefde. Want wanneer de begeerten niet getemd werden, zou het vlees zich overeenkomstig zijn vrije in alle euveldaad storten; want het is vanuit Paulus bekend dat het vlees begeert tegen de geest, en de geest tegen het vlees, (Galaten 5 : 17), en uit Jacobus: ‘Een iegelijk wordt verzocht van zijn eigen begeerte, wanneer hij aangelokt wordt, daarna baart de begeerte, nadat zij ontvangen heeft, de zonde, en de zonde baart, wanneer zij voleindigd is, de dood’, (Brief 1 : 14, 15); voorts bij Petrus: ‘De Heer bewaart de onrechtvaardigen tot de dag des oordeels, om gestraft te worden, allermeest degenen, die het vlees nawandelen in de begeerte’, (II.Brief 2 : 9, 10). Kortom, deze twee geboden betreffen, in de geestelijke zin verstaan, al de dingen, die eerder in de geestelijke zin werden aangevoerd, namelijk: dat men ze niet begeren moet; desgelijks betreffen zij alle dingen, die in de hemelse zin werden aangevoerd.

Hemelse Verborgenheden 8909.

Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten echtgenote, en zijn dienstknecht, en zijn dienstmaagd, en zijn os, en zijn ezel, en al wat uw naaste heeft, betekent dat men zich moet wachten voor de liefde van zichzelf en van de wereld, en aldus dat niet de boze zaken die zijn bevat in de voorafgaande geboden, van de wil worden, en zo uitgaan.

 

 

 

Waarom worden, in plaats van dat de tot liefde en de naastenliefde behorende dingen worden bevolen, de daaraan tegenovergestelde dingen verboden?

Omdat, voor zover als de mens boosheden als zonden schuwt, de goedheden van de liefde en van de naastenliefde worden ingeplant.

Ware Christelijke Religie 329 (gedeeltelijk):

In de acht geboden van de Decaloog, in het eerste, tweede, vijfde, zevende, achtste, negende en tiende wordt niets gezegd dat betrekking heeft op de liefde tot God en op de liefde jegens de naaste, want er wordt niet gezegd, dat men God moet liefhebben, noch dat men de naam van God moet heiligen, noch dat men de naaste moet liefhebben, dus niet, dat men oprecht en rechtvaardig met hem handelen moet, maar er wordt alleen gezegd: Er zal geen andere God voor Mijn aangezichten zijn; gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken; gij zult niet doden; gij zult niet echtbreken; gij zult niet stelen; gij zult niet vals getuigen; gij zult niet begeren hetgeen van uw naaste is; dus in het algemeen, dat men het boze niet mag willen, denken en doen tegen God, noch tegen de naaste. De reden echter, waarom er niet dergelijke dingen geboden zijn, die onmiddellijk betrekking hebben op de liefde en de naastenliefde, maar er alleen geboden wordt dat zulke dingen, die daaraan zijn tegenovergesteld, niet gedaan mogen worden, is deze, dat voor zoveel de mens de boosheden als zonden schuwt, hij de goedheden wil, die van de liefde en van de naastenliefde zijn.

Leer des Levens 95.

Voor zoveel dus iemand strijdt, en zo het boze verwijdert, voor evenzoveel komt het goede in plaats ervan, en vanuit het goede ziet hij voor evenzoveel het boze in het aangezicht, en dan dat het hels is, en huiveringwekkend; en omdat het zodanig is, ontvlucht hij dat niet slechts, maar verafschuwt het ook, en ten slotte gruwt hij ervan.

Waar zetelen de lusten van het boze?

In het innerlijke van het natuurlijk gemoed, tussen dít gemoed en het geestelijk gemoed in.

Leer des Levens 86.

De mens heeft een natuurlijk gemoed en een geestelijk gemoed; het natuurlijk gemoed is beneden, en het geestelijk gemoed is boven: het natuurlijk gemoed is het gemoed van zijn wereld, en het geestelijk gemoed is van zijn hemel. Het natuurlijk gemoed kan genoemd worden het dierlijk gemoed, doch het geestelijk gemoed het menselijk gemoed; de mens wordt ook van het dier onderscheiden daardoor, dat hij een geestelijk gemoed heeft, waardoor hij in de hemel kan zijn terwijl hij in de wereld is: daardoor is het ook dat de mens leeft na de dood. De mens kan met het verstand zijn in het geestelijk gemoed, en vandaar in de hemel, maar niet kan hij met de wil zijn in het geestelijk gemoed, en vandaar in de hemel, tenzij hij de boze dingen als zonden schuwt, en als hij niet met de wil ook daar is, is hij nochtans niet in de hemel, want de wil trekt het verstand omlaag, en maakt dat dit verstand even natuurlijk en dierlijk is met hemzelf.

Voorzienigheid 38 (gedeeltelijk):

Geen mens die in de verkwikkelijke dingen van de begeerten van het boze is, kan iets weten over de verkwikkelijke dingen van de aandoeningen van het goede waarin de engelenhemel is, want die verkwikkelijke dingen zijn geheel en al aan elkaar tegenovergesteld in de inwendige dingen, en vandaar innerlijk in de uitwendige dingen, doch aan de opppervlakte zelf verschillen zij maar weinig. Alle liefde immers heeft haar verkwikkelijke dingen, ook de liefde van het boze bij hen die in die begeerten zijn: zoals de liefde van echtbreken, wraaknemen, bedriegen, stelen, woest optreden, ja zelfs bij de ergsten de liefde van de heilige dingen van de Kerk lasteren, en door lastervergif uitstorten tegen God; de springbron van die verkwikkelijkheden is de liefde om te heersen vanuit de eigenliefde. Die verkwikkelijkheden zijn vanuit de begerigheden die de innerlijke dingen van het gemoed bezet houden; vanuit die vloeien zij neer in het lichaam, en wakkeren daar de onreine dingen aan die de vezels welbehaaglijk aandoen; vandaar komt vanuit het verkwikkelijke van het gemoed , volgens de begeerten de verkwikking van het lichaam op. Welke en wat voor soort onreine dingen het zijn die de vezels van hun lichaam welbehaaglijk aandoen, wordt aan eenieder te weten gegeven na het overlijden, in de geestelijke wereld.

Goddelijke Voorzienigheid 111.

Dat het inwendige niet gezuiverd kan worden van de begeerten van het boze, zolang de boze dingen in de uitwendige mens niet verwijderd zijn, omdat zij verstoppen, volgt uit het bovengezegde, dat het uitwendige van het denken van de mens in zich zodanig is als het inwendige van het denken van hem is, en dat zij samenhangen, zoals dat wat niet alleen van binnen in het andere is, maar ook vanuit het andere; en daarom kan het ene niet gescheiden worden tenzij tegelijk het andere. Zo is het dus met elk uitwendige dat uit een inwendige is, en met elk latere dat uit een vroegere is, en met elke uitwerking die uit een oorzaak is. Omdat nu de begeerten tezamen met de listigheden het inwendige van het denken bij de bozen maken, en de verkwikkelijke dingen van de begeerten tezamen met de kuiperijen het uitwendige van het denken bij hen maken, en deze beide tot één verbonden zijn, volgt dat het inwendige niet gezuiverd kan worden van de begeerten, zolang de boze dingen in de uitwendige mens niet verwijderd zijn. Men moet weten dat het de inwendige wil van de mens is die in de begeerten is, en dat het inwendige verstand van hem het is dat in de listigheden is, en dat het de uitwendige wil is die in de verkwikkelijke dingen van de begeerten is, en het het uitwendige verstand is dat in kuiperijen vanuit listigheden is. Ieder kan zien dat de begeerten en de verkwikkelijke dingen ervan één maken, voorts dat listigheden en kuiperijen één maken, en dat die vier in één reeks zijn, en tegelijk zoals één bundel maken; waaruit wederom blijkt dat het inwendige, dat uit begeerten bestaat, niet kan worden uitgeworpen dan alleen door de verwijdering van het uitwendige, dat is samengesteld vanuit boze dingen. De begeerten brengen door haar verkwikkelijke dingen de boze dingen voort, maar wanneer men de boze dingen voor geoorloofd houdt, wat geschiedt vanuit de instemming van de wil en het verstand, dan maken de verkwikkelijke dingen en de boze dingen één. Dat de instemming de daad is, is bekend; en dit is het ook wat de Heer zegt:"Indien iemand eens anders vrouw aanziet, zo dat hij haar begeert, begaat hij alreeds echtbreuk met haar in zijn hart",(Mattheüs 5 : 28). Iets dergelijks is het geval met de overige boze dingen.

 

 

 

Waar zetelen de boosheden zelf?

In het natuurlijke of uitwendige van de mens.

Goddelijke Voorzienigheid 119.

Dat de Heer dan de mens zuivert van de begeerten in de inwendige mens, en van de boze dingen zelf in de uitwendige. Dat de Heer dan de mens zuivert van de begeerten van het boze, wanneer de mens zoals uit zich de boze dingen verwijdert, heeft als oorzaak dat de Heer niet eerder kan zuiveren. De boze dingen immers zijn in de uitwendige mens, en de begeerten van het boze in de inwendige, en zij hangen samen zoals de wortels met de stam. Daarom, tenzij de boze dingen worden verwijderd, is er niet een opening; zij stoppen immers toe en sluiten de deur die uit de Heer niet geopend kan worden tenzij door middel van de mens, als vlak boven is getoond. Wanneer dus de mens zoals uit zich de deur opent, dan roeit de Heer de begeerten meteen uit. De oorzaak is ook omdat de Heer werkt op het binnenste van de mens, en uit het binnenste op de volgende dingen tot aan de laatste, en in de laatste dingen is tegelijk de mens. Zolang dus de laatste dingen door de mens zelf gesloten worden gehouden, kan niet enige zuivering maar slechts een zodanige werking geschieden uit de Heer in de innerlijke dingen als van de Heer in de hel, welke vorm een mens is die in begeerten en tevens in boze dingen is, welke werking alleen een beschikking is dat het een het ander niet zal verderven, en het goede en ware niet geschonden worden. Dat de Heer aanhoudend dringt en daarop staat dat de mens voor zich de deur opent, blijkt uit de woorden van de Heer in de Openbaring: "Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem heeft gehoord, en de deur heeft geopend, zal Ik binnengaan tot hem, en avondmalen met hem, en hij met Mij", (Openbaring 3:20).

 

 

 

Hoe kan de mens de boosheden schuwen?

Hij kan ze als uit zichzelf bestrijden door de macht des Heren, wanneer hij die afsmeekt.

Leer des Levens 58.

Op de andere tafel, die voor de mens is, wordt niet gezegd dat de mens dit en dat goede zal doen, maar gezegd wordt dat hij niet dit en dat boze zal doen, zoals gij zult niet doden, niet echtbreken, niet stelen, niet vals getuigen, niet begeren. De oorzaak is deze, dat de mens niet enig goede kan doen uit zichzelf, maar wanneer hij de boze dingen niet doet, dan doet hij het goede niet uit zichzelf, maar uit de Heer.

Leer des Levens 92.

Eenieder is het vanuit het Woord en vanuit de Leer vanuit het Woord bekend dat het eigene van de mens van geboorte boos is, en dat het vandaar is, dat hij vanwege de ingeboren begeerten de boze dingen liefheeft, en daarin wordt gesleurd, zodat hij wil wreken, bedriegen, lasteren, en echtbreken; en als hij niet denkt dat het zonden zijn en om die reden deze weerstaat, dan doet hij het zo vaak de gelegenheid zich voordoet, en de faam om de eer en het gewin niet gevaar loopt. Daarbij komt nog, dat de mens die dingen doet vanuit het verkwikkelijke, als hij geen godsdienst heeft.

 

 

Kan hij daardoor de lusten van het boze kwijtraken?

Als hij volhardt wel, want dan kan de Heer ze van zijn inwendige verwijderen, terwijl hij zelf de boosheden in zijn uitwendige verwijdert. LL 86, 97; V 119

Leer des Levens 97.

Die strijd is niet zwaar dan alleen voor hen, die alle teugels aan hun begeerten hebben gevierd, en vanuit opzet hieraan hebben toegegeven; en eveneens voor hen, die de heilige dingen van het Woord en van de Kerk hardnekkig hebben verstoten. Maar voor de overigen is de strijd niet zwaar; laten zij de boze dingen in de bedoeling slechts eenmaal in de week, of tweemaal in de maand weerstaan, en zij zullen de verandering gewaarworden.

 

 

Indien de mens alle soorten doodslag schuwt, welke goede wordt ingeplant?

De liefde jegens de naaste.

Leer des Levens 70.

Omdat nu het boze en het goede twee tegengestelden zijn, geheel en al zoals hel en hemel, of zoals de duivel en de Heer, zo volgt dat de mens als hij het boze als zonde schuwt, komt in een aan het boze tegenovergesteld goede; het goede tegenovergesteld aan het boze dat wordt verstaan onder moord, is het goede van de liefde jegens de naaste.

 

 

Indien hij alle soorten echtbreuk schuwt, welke goede wordt ingeplant?

De kuisheid en de echtelijke liefde.

Leer des Levens 75.

Dat iemand voor zoveel hij echtbreuk schuwt, voor evenzoveel het huwelijk liefheeft, of, wat hetzelfde is, voor zoveel iemand de wulpsheid van echtbreuk schuwt, hij de kuisheid van het huwelijk liefheeft, is omdat de wulpsheid van echtbreuk en de kuisheid van het huwelijk twee tegengestelden zijn; en daarom, voor zoveel iemand niet in het ene is, voor evenzoveel is hij in het andere.

Echtelijke Liefde 137 (een gedenkwaardigheid):

Toen ik -Swedenborg- in een overdenking ten aanzien van de echtelijke liefde was, zie, zo verschenen uit de verte twee naakte kindertjes, met mandjes in de handen, en rondom hen vlogen tortelduiven. En toen zij van naderbij werden gezien verschenen zij, naakt als zij waren, zedig met slingers getooid. Kransjes van bloemen versierden hun hoofden, en slingers van leliën en rozen met een hyacinthen kleur, afhangend schuin van de schouderbladen tot de lendenen, tooiden hun borst. Rondom hen beiden was als het ware een gemeenschappelijke band, uit kleine blaadjes samengeweven, met olijven er tussendoor aangebracht. Maar toen zij nog dichterbij kwamen, verschenen zij niet als kleine kinderen, ook niet naakt, maar zoals een tweetal mensen in de eerste leeftijdsbloei, bekleed met toga's en tunica's van sprankelende zijde, waarin bloemen waren geweven die allerschoonst van aanblik waren. Toen zij naast mij waren, woei mij uit de hemel door hen een lente- warmte met welriekende geur tegen, zoals van de eerste ontluikingen in tuinen en akkers. Het waren twee echtelieden uit de hemel; en zij spraken mij toen aan; en omdat de dingen die ik gezien had, nog vers in mijn denken waren, vroegen zij: "Wat hebt gij gezien?" En toen ik vertelde dat zij mij eerst waren verschenen als naakte kindertjes, daarna als met slingers versierde kindertjes, en ten slotte groter, bekleed met bebloemde klederen, en dat mij toen opeens een lentelijke warmte met haar verrukkingen had tegengewaaid, lachten zij liefelijk daarover, en zeiden dat zij zichzelf onderweg niet als kleine kinderen hadden toegeschenen, noch naakt, noch met slingers, maar bij voortduring in een eendere verschijning als nu; en dat zo dus uit de verte hun echtelijke liefde was uitgebeeld, haar staat van onschuld daarmede dat zij werden gezien als naakte kindertjes, haar verrukkingen door slingers, en de zelfde nu door de in hun toga's en tunica's geweven bloemen. En omdat u hebt gezegd dat u, naar gelang wij naderden, een lentewarmte tegenwoei met de liefelijke geuren ervan zoals uit een tuin, zo zullen wij zeggen waarom dit is. Zij zeiden verder: Wij zijn nu al eeuwen lang echtelieden geweest, en bij voortduring in de leeftijdsbloei waarin gij ons ziet; en onze eerste staat is geweest zoals de eerste staat is van een maagd en een jongeman wanneer zij zich vergezelschappen door het huwelijk. En wij hebben toen geloofd dat die staat de gezegendheid zelf van ons leven was. Maar wij hebben van anderen in onze Hemel gehoord en daarna hebben wij het zelf doorvat dat die staat er een was van de warmte niet getemperd met het licht, en dat zij geleidelijk zou worden getemperd naar gelang de echtgenoot in wijsheid wordt vervolmaakt, en de echtgenote die wijsheid in de echtgenoot liefheeft, en dat dit geschiedt door de nutten en volgens de nutten die de een en de ander met wederzijds bijstand in het gezelschap verricht; voorts dat de verrukkingen opeenvolgen volgens de tempering van de warmte en het licht, of van de wijsheid en de liefde ervan. Dat u toen wij naderden als het ware een lentewarmte tegenwoei, komt omdat de echtelijke liefde en die warmte in onze hemel als één optreden; de warmte immers bij ons is de liefde, en het licht waarmee de warmte wordt verenigd, is de wijsheid; en het nut is zoals de atmosfeer, die in haar schoot beide samenhoudt. Wat is de warmte en het licht zonder dat wat ze samenhoudt; dus wat is de liefde en de wijsheid zonder haar nut?

Het echtelijke is niet daarin, omdat het subject waarin zij moeten zijn, er niet is. In de hemel is daar waar de lente- warmte is, de waarlijk echtelijke liefde; de oorzaak hiervan is dat nergens anders het lentelijke is dan daar waar de warmte in evenredige verhouding met het licht, of waar er zo veel van warmte is als er van licht is, en omgekeerd; en wij achten dat zoals de warmte zich verlustigt met het licht, en het licht omgekeerd met de warmte, zo de liefde zich verlustigt met de wijsheid, en omgekeerd de wijsheid met de liefde. Verder zei hij: Bij ons in de hemel is er voortdurend licht, en nooit avondschaduw, te minder duisternis, omdat onze Zon niet ondergaat en opkomt zoals uw zon, maar bij voortduring in het midden tussen zenith en horizon staat; wat volgens uw spreekwijze op een hoogte van 45 graden is. Vandaar komt het dat de warmte en het licht die uit onze Zon voortgaan, een voortdurende lente maken, en dat dit voortdurende lentelijke aan diegenen wordt ingeblazen bij wie de liefde in evenredige verhouding wordt verenigd met de wijsheid; en onze Heer ademt door het eeuwige één-zijn van de warmte en het licht niet iets anders dan nutten. Daarvandaan zijn ook de ontkiemingen van uw aardbol, en de paringen van uw vogels en dieren in de lente tijd. De lente- warmte immers opent hun innerlijke dingen tot aan het binnenste toe, welke hun zielen worden genoemd, en doet deze aan, en geeft aan hen hun echtelijke in, en maakt dat het teelkrachtige van hen in zijn verrukkingen komt vanwege het aanhoudende streven om vruchten van nut te maken, welk nut de voortplanting van hun soort is. Maar bij de mensen is de voortdurende invloed van de lentewarmte uit de Heer, en daarom kunnen zij zich te allen tijde, ook midden in de winter, in het huwelijk verlustigen. De mannen immers zijn geschapen als opnemingen van het licht, dat wil zeggen, van de wijsheid uit de Heer, en de vrouwen zijn geschapen als opnemingen van de warmte, dat wil zeggen, van de liefde van de wijsheid van de man uit de Heer. Vandaar nu komt het dat u naargelang wij naderden, een lentewarmte met welriekende geur tegenwoei zoals uit de eerste ontluikingen in tuinen en akkers. Na dit gezegd te hebben, gaf de man mij de rechterhand en leidde mij naar huizen waar echtelieden in een eendere leeftijdsbloei waren als zij; en hij zei dat die vrouwen- echtgenoten, die nu als maagden werden gezien, in de wereld stokoude vrouwtjes waren geweest, en dat de mannen -echtgenoten, die nu als jongelingen werden gezien, daar afgeleefde grijsaards waren geweest; en dat zij allen door de Heer in deze bloeiende leeftijd zijn teruggebracht omdat zij elkaar wederzijds hebben liefgehad en uit godsdienst, en echtbreuken als ontzaglijke zonden hebben geschuwd. En hij zei dat niemand de gezegende verkwikkende dingen van de echtelijke liefde weet dan alleen hij die de huiveringwekkende verkwikkende dingen van de echtbreuk verwerpt; en dat niemand deze kan verwerpen dan alleen hij die wijs is uit de Heer; en dat niemand wijs is uit de Heer dan alleen hij die uit de liefde van de nutten de nutten doet. Ik zag toen ook hun huisraad, en al deze gebruiksvoorwerpen waren in hemelse vormen, en dit flitste als goud wat als het ware vlamde van de robijnen waarmede zij bezaaid waren.

Echtelijke Liefde 425.

De hoerse liefde is tegengesteld aan de echtelijke liefde. Er bestaat in het heelal niets dat niet zijn tegengestelde heeft; en tegengestelden staan tot elkaar niet in een verhouding, maar zijn tegenstrijdigheden. Verhoudingen zijn tussen het grootste en het kleinste van hetzelfde ding, maar de tegenstrijdige dingen zijn uit hoofde van het tegengestelde daartegen gekant; en deze staan in verhouding tot elkaar zoals de eerdergenoemde tot elkaar; en daarom zijn ook de verhoudingen tegengesteld. Dat alle en de afzonderlijke dingen hun tegengestelden hebben, blijkt uit het licht, de warmte, de tijden van de wereld, aandoeningen, doorvattingen, gewaarwordingen, en meer andere dingen. Het tegengestelde van het licht is de donkerte; het tegengestelde van de warmte is de koude; de tegengestelden van de wereld zijn dag en nacht, zomer en winter, de tegengestelden van aandoeningen zijn vreugden en smarten, en blijdschappen en droefenissen; de tegengestelden van de doorvattingen zijn goede en boze dingen, en ware en valse dingen; en de tegengestelden van de gewaarwordingen zijn verkwikkelijke en onverkwikkelijke dingen. Daaruit kan men in alle duidelijkheid besluiten dat de echtelijke liefde haar tegengestelde heeft. Dat dit de echtbreuk is, kan eenieder, indien hij wil, uit alle inspraken van de gezonde rede zien. Zeg, indien u kunt, wat anders het tegengestelde ervan is. Daarbij komt dat aangezien de gezonde rede dit uit haar licht klaarblijkend heeft kunnen zien, zij daarom wetten heeft uitgevaardigd, die de burgerlijke van de gerechtigheid worden genoemd, voor de huwelijken en tegen de echtbreuken. Opdat het nog opvallender zal uitkomen dat zij tegengestelden zijn, is het geoorloofd iets mee te delen wat ik meermalen in de geestelijke wereld heb gezien. Wanneer zij die in de natuurlijke wereld uit bevestiging echtbrekers zijn geweest, de uit de hemel neervloeiende sfeer van de echtelijke liefde doorvatten, vluchten zij dadelijk in holen weg en verbergen zij zich, of indien zij zich hardnekkig tegen haar verzetten, geraken zij in grimmige woede en worden zoals furiën. Dat dit zo geschiedt, komt omdat alle verkwikkelijke en onverkwikkelijke dingen van de aandoeningen daar worden doorvat, en soms zo duidelijk als de geur wordt doorvat met de reuk; zij hebben immers niet een stoffelijk lichaam dat zulke dingen opzuigt. Dat echter aan velen in de natuurlijke wereld de tegenstelling van de hoerse liefde en de echtelijke liefde onbekend is, komt vanwege de verkwikkelijke dingen van het vlees, die in schijn de verkwikkelijke dingen van de echtelijke liefde nabijkomen in de uitersten, en zij die in de verkwikkelijke dingen alleen zijn, weten niet iets over die tegenstelling; en ik acht, dat indien u zou zeggen dat ieder ding zijn tegengestelde heeft en daarom besloot dat ook de echtelijke liefde haar tegengestelde heeft, de echtbrekers zouden antwoorden dat die liefde geen tegengestelde heeft, omdat de hoerse liefde zich in geen enkele zin van haar onderscheidt. Waaruit ook blijkt dat wie niet weet hoedanig de echtelijke liefde is, ook niet weet hoedanig de hoerse liefde is; en verder, dat men niet weet uit de hoerse liefde hoedanig de echtelijke liefde is, maar juist uit de echtelijke weet men dit. Niemand weet uit het boze het goede, maar men weet uit het goede het boze; het boze immers is in de donkerheid, het goede echter is in het licht.

 

 

 

Indien iemand alle soorten diefstal schuwt, welk goede wordt ingeplant?

De liefde tot oprechtheid, hetgeen ongereptheid, gerechtigheid, betrouwbaarheid en rechtvaardigheid inhoudt.

Leer des Levens 82.

Dat iemand voor zoveel als hij diefstal als zonde schuwt, voor evenzoveel de oprechtheid liefheeft, is omdat diefstal ook bedrog is, en bedrog en oprechtheid zijn twee tegengestelden; en daarom, voor zoveel iemand niet in bedrog is, voor evenzoveel is hij in de oprechtheid.

 

Indien iemand alle soorten valse getuigenis schuwt, welk goede wordt ingeplant?

De liefde tot de waarheid.

Leer des Levesn 88.

Aangezien de leugen en de waarheid twee tegengestelden zijn, volgt daaruit, dat voor zoveel iemand de leugen als zonde schuwt, hij voor evenzoveel de waarheid liefheeft.

 

Wanneer kunnen de boosheden door schuwen niet worden verwijderd?

Wanneer het om enige andere reden geschiedt dan omdat het zonden zijn; de mens doet dit dan alleen opdat ze voor de wereld niet zichtbaar worden.

Leer des Levens 108.

Er zijn zedelijke mensen, die zich aan de geboden van de tweede tafel van de Decaloog houden: niet bedriegen, niet lasteren, niet wraakgierig zijn, niet echtbreken, en onder hen zijn er die bij zich bevestigen, dat zulke dingen boos zijn, omdat zij de gemeenschap schaden, en zo tegen de wetten der menselijkheid zijn. Zij beoefenen ook de naastenliefde, de oprechtheid, de gerechtigheid, de kuisheid. Maar als zij deze goede dingen doen, en die boze dingen schuwen, alleen omdat zij boos zijn, en niet tevens omdat zij zonden zijn, zo zijn zij niettemin louter natuurlijk, en bij de louter natuurlijke mens blijft de wortel van het boze ingeënt, en is niet verwijderd; en daarom zijn de goede dingen die zij doen, niet goed, omdat zij uit henzelf zijn.

Goddelijke Voorzienigheid 117.

Velen zijn er die niet weten dat zij in de boze dingen zijn omdat zij die niet uitwendig doen; want zij vrezen de burgerlijke wetten, en eveneens het verlies van goede naam, en zo zijn zij vanuit gewoonte en aanleg gewend de boze dingen te schuwen als schadelijk voor hun eer en hun gewin. Maar indien zij de boze dingen niet schuwen vanuit het beginsel van de godsdienst omdat zij zonden zijn, en tegen God, dan blijven bij hen de begeerten van het boze aan met de verkwikkelijke dingen ervan, zoals gestremde of stilstaande onzuivere wateren. Laten zij hun denken en bedoelingen uitvorsen en zij zullen ze vinden, als zij slechts weten wat zonde is. Zodanig zijn velen die zich in het van de naastenliefde gescheiden geloof hebben bevestigd, die, omdat zij geloven dat de wet niet verdoemt, zelfs niet aandacht schenken aan de zonden, en sommigen twijfelen of zij er zijn, en indien zij er zijn, dat zij er niet voor God zijn omdat zij vergeven zijn. Zodanig zijn ook de natuurlijke moralisten, die geloven dat het burgerlijk en zedelijk leven met de voorzichtigheid ervan alle dingen voortbrengt, en de Goddelijke Voorzienigheid niets. Zodanig zijn ook zij die met veel inspanning streven naar de faam en de naam van eerzaamheid en oprechtheid om de eer of om het gewin. Maar zij die zodanig zijn, en tevens de godsdienst hebben versmaad, worden na de dood geesten vol begeerten, die aan zichzelf verschijnen alsof zij de mensen waren, maar aan de anderen uit de verte zoals priapen; en zij zien in de duisternis, en niets in het licht, zoals de nachtuilen.

 

 

 

Hoe kan men de Christelijke godsdienst samenvatten?

Boosheden schuwen als zonden tegen de Heer.

Goddelijke Voorzienigheid 265.

Dat tegen de Goddelijke Voorzienigheid twijfel kan worden geopperd uit het feit dat men tot nu toe niet geweten heeft dat de boze dingen als zonden schuwen de Christelijke Godsdienst zelf is. Dat dit de Christelijke Godsdienst zelf is, werd in de ‘Leer des Levens voor Nova Hierosolyma’, van het begin tot het einde, getoond; en omdat het van de naastenliefde gescheiden geloof alleen verhindert dat het wordt opgenomen, wordt ook daarover gehandeld. Gezegd wordt dat men niet geweten heeft dat de boze dingen als zonden schuwen de Christelijke Godsdienst zelf is; dit komt omdat bijna allen het niet weten, en toch eenieder het weet; dat nochtans bijna allen het niet weten, komt omdat het gescheiden geloof dat in vergetelheid heeft gebracht; dit immers dicteert dat het geloof-alleen zaligt, en niet enig goed werk of goede van de naastenliefde; voorts dat zij niet langer onder het juk van de wet zijn, maar in vrijheid. Zij die zodanige dingen enkele malen hebben gehoord, denken niet langer over enig boze van het leven, noch over enig goede van het leven; ieder mens neigt ook vanuit zijn natuur daartoe om het te omhelzen, en wanneer hij het eenmaal omhelst heeft, denkt hij niet meer aan de staat van zijn leven. Dit is de oorzaak dat het niet geweten wordt. Dat het niet wordt geweten, is mij -Swedenborg- in de geestelijke wereld onthuld. Ik heb meer dan duizend vanuit de wereld aangekomenen gevraagd of zij weten dat de boze dingen als zonden schuwen de godsdienst zelf is; zij zeiden dat zij het niet weten, en dat dit iets nieuws is, waarvan men tot nu toe niet gehoord had; maar dat men gehoord had dat zij het goede niet kunnen doen uit zichzelf, en dat zij niet zijn onder het juk van de wet. Toen ik zei of zij niet weten dat de mens zich moet onderzoeken, zijn zonden zien, boete doen, en daarna een nieuw leven inzetten, en dat anders de zonden niet vergeven worden, en dat zij, indien de zonden niet vergeven worden, niet gezaligd worden, en dat dit met luide stem werd voorgelezen aan hen zo vaak zij aan het Heilig Avondmaal deelnamen, antwoordden zij dat zij op die dingen niet hadden gelet, maar alleen daarop dat er voor hen vergeving van de zonden is door het sacrament van het Avondmaal, en dat het geloof, zonder dat zij het weten, de overige dingen werkt. Wederom zei ik: Waarom heeft u uw kleine kinderen de Decaloog geleerd; toch opdat zij weten zouden welke boze dingen de zonden zijn die geschuwd moeten worden; of alleen opdat zij die dingen weten en geloven, en niet doen zouden; waarom wordt er dan gezegd dat het iets nieuws is; hierop konden zij niets anders antwoorden dan dat zij het weten en toch niet weten; en dat zij nooit denken over het zesde gebod wanneer zij echtbreuk plegen, of over het zevende gebod wanneer zij heimelijk stelen of bedriegen, enzovoort, te minder dat zodanige dingen zijn tegen de Goddelijke Wet, en dus tegen God. Toen ik meer dingen in herinnering bracht vanuit de leren van de Kerken en vanuit het Woord, die bevestigen dat de boze dingen als zonden schuwen en verafschuwen, de Christelijke Godsdienst zelf is, en dat een ieder geloof heeft naarmate hij schuwt en verafschuwt, bewaarden zij het stilzwijgen; maar zij werden bevestigd dat het waar is, toen zij zagen dat allen werden onderzocht naar het leven, en gericht volgens de daden, en niemand volgens het ‘van het leven gescheiden geloof’, omdat eenieder geloof heeft volgens het leven. Dat de Christelijke wereld voor het merendeel dat niet geweten heeft, is vanuit de wet van de Goddelijke Voorzienigheid dat het aan eenieder wordt overgelaten vanuit het vrije volgens de rede te handelen; voorts vanuit de wet dat niemand onmiddellijk vanuit de hemel wordt geleerd, maar door middel van het Woord, de leer, en de predikingen daaruit. En eveneens vanuit de gezamenlijke wetten van de toelating, wat ook de wetten van de Goddelijke Voorzienigheid zijn.

Leer des Levens 98.

De Christelijke Kerk wordt een strijdende Kerk genoemd, en niet kan zij strijdend worden genoemd tenzij tegen de duivel, dus tegen de boze dingen, die uit de hel zijn; de hel is de duivel. De verzoeking die de mens van de Kerk ondergaat, is die strijd.

 

 

Hoedanig is de mens, zolang de lusten van de boosheden het innerlijke van zijn natuurlijke gemoed versperren?

Hij is zolang onder een dikke wolk of sluier, in de hel, natuurlijk, dierlijk, zoals een tuin in de winter.

Leer des Levens 86.

De mens heeft een natuurlijk gemoed en een geestelijk gemoed; het natuurlijk gemoed is beneden, en het geestelijk gemoed is boven: het natuurlijk gemoed is het gemoed van zijn wereld, en het geestelijk gemoed is van zijn hemel. Het natuurlijk gemoed kan genoemd worden het dierlijk gemoed, maar het geestelijk gemoed het menselijk gemoed; de mens wordt ook van het dier onderscheiden daardoor, dat hij een geestelijk gemoed heeft, waardoor hij in de hemel kan zijn terwijl hij in de wereld is: daardoor is het ook dat de mens leeft na de dood. De mens kan met het verstand zijn in het geestelijk gemoed, en vandaar in de hemel, maar hij kan niet met de wil in het geestelijk gemoed, en vandaar in de hemel, tenzij hij de boze dingen als zonden schuwt, en als hij niet met de wil ook daar is, is hij nochtans niet in de hemel, want de wil trekt het verstand omlaag, en maakt dat dit verstand even natuurlijk en dierlijk is met hemzelf.

 

 

 

Wat gebeurt er, zodra hij de boosheden als zonden schuwt?

De Heer vloeit van de Hemel in en neemt de sluier weg, verdrijft de wolk, opent het geestelijk gemoed, en voert zo de mens de Hemel binnen.

Leer des Levens 86. Zie hier boven.

 

volgende hoofdstuk - inhoudsopgave

Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 2010.