Vragen en Antwoorden met Bevestigingen uit de Geschriften van Swedenborg

Hoofdstuk 11 - HET SACRAMENT VAN HET HEILIG AVONDMAAL.

-

 

Welke instellingen heeft het Heilig Avondmaal vervangen?

Offers en brandoffers, en de feesten uit de geheiligde dingen.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 214.

Bovendien sluit het Heilig Avondmaal in en vat het samen de gehele Goddelijke eredienst ingesteld in de Israëlitische Kerk; de brandoffers immers en de slachtoffers, waarin de eredienst van die Kerk voornamelijk bestond, werden met één woord geheten Brood; vandaar ook is het Heilig Avondmaal de aanvulling ervan.

Hemelse Verborgenhede 2811 (gedeeltelijk):

Dat de woorden: "en Abraham bouwde aldaar een altaar", (Genesis 22:9) de voorbereiding van het Goddelijk Menselijke van de Heer betekenen, blijkt uit de betekenis van het altaar, en van een altaar bouwen. De altaren betekenen alle eredienst in het algemeen, omdat zij de eerste dingen van de eredienst van de uitbeeldende Kerk waren en omdat zij alle eredienst in het algemeen betekenden, betekenden zij het Goddelijk Menselijke van de Heer, want het Goddelijk Menselijke van de Heer is alle eredienst en alle leer, dermate, dat het de eredienst zelf en de leer zelf is, zoals blijken kan uit het Heilig Avondmaal, dat in de plaats van de altaren of de brand- en slachtoffers getreden is. Dit is het voornaamste van de uiterlijke eredienst, want het is het Goddelijk Menselijke van de Heer, dat daar gegeven wordt. Dat een altaar bouwen wil zeggen het Goddelijk Menselijke voorbereiden, kan hieruit duidelijk zijn, dus zonder verklaring.

Hemelse Verborgenheden 2830 (gedeeltelijk):

Dat de woorden: "en ziet, een ram" ,(Genesis 22:13), de geestelijken uit het menselijk geslacht betekenen, blijkt uit de betekenis van de ram, waarover in hetgeen volgt. Het is binnen de Kerk bekend, dat de brand- en slachtoffers in de uitbeeldende Joodse en Israëlitische Kerk het Goddelijk Menselijke van de Heer betekenden, maar iets anders de brand- en slachtoffers met lammeren, iets anders die met schapen en geiten, iets anders ook die met bokjes, rammen, geitenbokken, en met ossen, varren, kalveren, en met tortelduiven en jongen van duiven, eveneens de spijs- en plengoffers. In het algemeen betekenden zij de Goddelijk hemelse, de Goddelijk geestelijke, en de Goddelijk natuurlijke dingen, welke tot de Heer behoren, en vandaar betekenden zij de hemelse, geestelijke en natuurlijke dingen, die van Hem in Zijn Rijk zijn, bijgevolg in eenieder, die een Rijk van de Heer is. Dit blijkt ook uit het Heilig Avondmaal, dat in de plaats van de brand- en slachtoffers trad; het brood en de wijn daarin betekenden het Goddelijk Menselijke van de Heer, het brood het Goddelijk hemelse, de wijn het Goddelijk geestelijke van Hem; bijgevolg betekenen zij Zijn liefde jegens het gehele menselijke geslacht, en omgekeerd de liefde van het menselijk geslacht tot de Heer.

 Hemelse Verborgenheden 4211 (gedeeltelijk):

"En hij riep zijn broederen om het brood te eten", (Genesis 31:54); dat dit de toe-eigening van het goede uit het Goddelijk Natuurlijke van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van de broederen. Dit zijn diegenen die nu door een verbond, dat wil zeggen, door vriendschap verbonden waren; en in de inwendige zin zij die in het goede en ware zijn. Dat het samen eten en de gastmalen bij de Ouden de toe-eigening en de verbinding door de liefde en de naastenliefde betekenden; en uit de betekenis van het brood, dat het goede van de liefde is en in de hoogste zin de Heer; omdat het brood in de hoogste zin de Heer betekent, betekent het bijgevolg al het heilige hetwelk uit Hem is, dat wil zeggen, al het goede en het ware, en omdat er niet een ander goede is, dat goed is, dan wat van de liefde en van de naastenliefde is, zo betekent het brood derhalve de liefde en de naastenliefde. De slachtoffers oudtijds betekenden ook niet iets anders, en daarom werden zij met één woord 'brood' genoemd; en men at ook van het vlees van de slachtoffers, om het hemelse gastmaal uit te beelden, dat wil zeggen, de verbinding door het goede dat van de liefde en van de naastenliefde is. Dit nu is het wat wordt aangeduid door het Heilig Avondmaal, want dit trad in de plaats van de slachtoffers en van de gastmalen uit de geheiligde dingen; en dit, namelijk het Heilig Avondmaal, is het uitwendige van de Kerk dat het inwendige in zich heeft, en door het innerlijke verbindt het de mens die in de liefde en de naastenliefde is, met de Hemel, en door de Hemel met de Heer. Want ook in het Heilig Avondmaal betekent het eten de toe-eigening, het brood de hemelse liefde, en de wijn de geestelijke liefde, en dit wel dermate dat wanneer de mens in het heilige is wanneer hij het eet, in de Hemel niet iets anders wordt doorvat.

Hemelse Verborgenheden 4904 (gedeeltelijk):

Het is bekend dat de Heer de innerlijke dingen van Zijn Rijk en van de Kerk heeft geopend, maar nochtans waren die innerlijke dingen aan de Ouden bekend, zoals dat de mens moest worden wedergeboren om in het leven te kunnen in gaan; dat hij dan de oude mens moest uittrekken, dat wil zeggen, de liefden van zich en van de wereld met haar begeerten, en de nieuwe aantrekken, dat wil zeggen, de liefde jegens de naaste en tot God; voorts dat in de wederverwekte de Hemel was, en meer dingen, die innerlijke dingen zijn. Deze dingen kenden degenen die van de Oude Kerk waren, maar zij werden daartoe geleid door de uitwendige dingen, die uitbeeldend waren. Maar omdat zulke dingen geheel en al verloren waren gegaan bij de Joodse natie, leerde de Heer ze derhalve, maar de uitbeeldende dingen zelf schafte Hij af, omdat het merendeel ervan Hem beoogde. Het beeld immers moet verdwijnen wanneer de beeltenis zelf verschijnt; Hij heeft dus een nieuwe Kerk geïnstaureerd, die niet, zoals de vorige, door de uitbeeldende dingen tot de innerlijke dingen zou worden geleid, maar ze zonder die uitbeeldende dingen zou weten; en in de plaats ervan heeft Hij alleen enige uitwendige dingen geboden, namelijk de Doop en het Heilig Avondmaal. De Doop, opdat men daardoor de wederverwekking zou gedenken, en het Heilig Avondmaal, opdat men daardoor de Heer zou gedenken en Zijn Liefde jegens het gehele menselijke geslacht, en de wederkerige liefde van de mens tot Hem.

 

 

Waaruit bestond het spijsoffer?

Tarwebloem met olijfolie.

Exodus 29:2,40

"En ongezuurd brood, en ongezuurde koeken, met olie gemengd, en ongezuurde vladen, met olie bestreken : van tarwemeelbloem zult gij dezelve maken", (vers 2); "met een tiende deel meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin gestoten olie",(vers 40).

 

Wat beeldt dit uit?

Het hemelse goede; de olie betekent liefde tot de Heer en de tarwebloem naastenliefde.

Hemelse Verborgenheden 4581 (gedeeltelijk):

"En hij plengde daarover een drankoffer", (Genesis 35:14); dat dit het Goddelijk Goede van het ware betekent, staat vast uit de betekenis van het drankoffer, zijnde het Goddelijk Goede van het ware. Eerst immers moet worden gezegd wat het goede van het ware is; het goede van het ware is dat wat elders het goede van het geloof werd genoemd, en het is de liefde jegens de naaste, of de naastenliefde. Er zijn twee universele geslachten van het goede, het ene dat het goede van het geloof wordt geheten, het andere dat het goede van de liefde wordt genoemd. Het is het goede van het geloof dat wordt aangeduid met het drankoffer, en het goede van de liefde dat met de olie wordt aangeduid. Zij die door de Heer tot het goede worden voortgeleid langs de innerlijke weg, zijn in het goede van de liefde; maar zij die langs de uitwendige weg worden voortgeleid, zijn in het goede van het geloof; de mensen van de hemelse Kerk zijn, eender als de engelen van de binnenste of de derde Hemel, in het goede van de liefde, maar de mensen van de geestelijke Kerk zijn, eender als de engelen van de middelste of de tweede Hemel, in het goede van het geloof. Vandaar komt het dat het eerstgenoemde goede het hemels goede wordt geheten, het laatstgenoemde echter het geestelijke goede. Het verschil is dat hetgeen er is tussen goed willen vanuit goed willen, en tussen goed willen vanuit goed verstaan. Het is dus het laatstgenoemde, namelijk het geestelijk goede of het goede van het geloof, of het goede van het ware, hetgeen met het drankoffer wordt aangeduid; het eerstgenoemde echter, namelijk het hemels goede of het goede van de liefde, is datgene wat in de innerlijke zin onder de olie wordt verstaan. Dat zulke dingen met de olie en het drankoffer zijn aangeduid, kan men weliswaar niet dan vanuit de innerlijke zin zien, maar nochtans kan eenieder zien dat daarmee heilige dingen werden uitgebeeld, want wat zou, indien daarmee niet heilige dingen werden uitgebeeld, een drankoffer plengen en olie gieten over een opgericht teken van steen anders zijn dan een soort belachelijke afgoderij. Eender zou het gesteld zijn bij de verheffing van iemand tot koning, indien het niet heilige dingen betekende en insloot, namelijk een kroon op het hoofd zetten, hem met olie uit een hoorn op het voorhoofd en op de handgewrichten zalven, een scepter in zijn hand geven, en bovendien een zwaard en sleutels, hem een purpermantel omhangen, en dan neerzitten op een zilveren zetel, en daarna te paard rijden in koninklijk ornaat, en eveneens aan tafel daarna bediend worden door de rijksgroten, behalve verscheidene dingen meer. Indien deze dingen niet heilige dingen uitbeeldden, en door de overeenstemming met de dingen die van de hemel en vandaar van de Kerk zijn, heilig waren, zo zouden het niet anders dan spelen zijn zodanig als van kleine kinderen, maar in een grotere vorm, of zoals toneelspelen; maar nochtans ontleenden al die rituele dingen hun oorsprong aan de oudste tijden, toen de rituele dingen heilig waren met als oorzaak dat zij heilige dingen uitbeeldden, en overeenstemden met de heilige dingen die in de hemel en vandaar in de Kerk zijn. Heden ten dage worden zij eveneens voor heilig gehouden, niet met als oorzaak hiervan dat men weet wat zij uitbeelden of waarmee zij overeenstemmen, maar door een uitlegging ervan zoals van zinnebeelden die in gebruik zijn. Indien men echter wist wat de kroon, de olie, de hoorn, de scepter, het zwaard, de sleutels, het rijden op een wit paard, het eten terwijl rijksgroten bedienen, betekenen, of met welk heilige zij overeenstemmen, zo zou men veel heiliger daarover denken. Maar men weet dit niet, en, wat wonderbaarlijk is, men wil dit niet weten; zozeer zijn de uitbeeldende en de aanduidende dingen die in zulke dingen en die overal in het Woord gelegen zijn, heden ten dage in de gemoederen verdelgd.

 

 

Wat was het drankoffer en de uitbeelding ervan?

Het was wijn, welke het geestelijk goede betekent, dat het goede van het geloof is.

Exodus 29:40.

"En met een tiende deel meelbloem, gemengd met een vierde deel van een hin gestoten olie, en tot drankoffer een vierde deel van een hin wijn tot het ene lam"

Hemelse Verborgenheden 4581 (gedeeltelijk):

Dat het drankoffer het goede van het ware of het geestelijk goede betekent, kan vaststaan uit de slachtoffers waarbij drankoffers werden aangewend. De slachtoffers werden uit het grootvee of kleinvee genomen, en ze waren de uitbeeldende dingen van de innerlijke eredienst van de Heer. Daaraan werden het spijsoffer en het drankoffer toegevoegd; het spijsoffer, dat bestond uit meelbloem met olie gemengd, betekende het hemels goede, of, wat hetzelfde is, het goede van de liefde; de olie de liefde tot de Heer, en de meelbloem de naastenliefde jegens de naaste; het drankoffer, dat uit wijn bestond, betekende echter het geestelijk goede, of, wat hetzelfde is, het goede van het geloof; dus het ene en het andere, namelijk het spijsoffer en het drankoffer, is hetzelfde als het brood en de wijn in het Heilig Avondmaal.

 

Wat beeldden de brandoffers, en vooral het Paaslam uit?

De Heer ten aanzien van Zijn Goddelijk Menselijke.

Hemelse Verborgenheden 1.

Dat het Woord van het Oude Testament verborgenheden van de hemel bevat, en dat zowel het geheel als elke bijzonderheid daarvan op de Heer betrekking heeft, op Zijn hemel, op de Kerk, op het geloof en de dingen van het geloof, kan geen sterveling uit de letter opmaken. Uit de letter toch of uit de letterlijke zin ziet niemand iets anders, dan dat het in het algemeen gaat over de uiterlijke dingen van de Joodse Kerk, terwijl er echter overal een innerlijke in is, die nergens in het uiterlijke aan het licht komt, behalve dan het zeer weinige dat de Heer onthuld heeft en aan de Apostelen ontvouwd. Zo bijvoorbeeld dat de offeranden de Heer betekenen, het Land Kanaän en Jeruzalem en eveneens het paradijs de hemel, waarom dan ook van het hemelse Kanaän en Jeruzalem gesproken wordt.

Hemelse Verborgenheden 2830 (gedeeltelijk):

Het is binnen de Kerk bekend, dat de brand- en slachtoffers in de uitbeeldende Joodse en Israëlitische Kerk het Goddelijk Menselijke van de Heer betekenden, maar iets anders de brand- en slachtoffers met lammeren, iets anders die met schapen en geiten, iets anders ook die met bokjes, rammen, geitenbokken, en met ossen, varren, kalveren, en met tortelduiven en jongen van duiven, desgelijks de spijs- en plengoffers. In het algemeen betekenden zij de Goddelijk hemelse, de Goddelijk geestelijke, en de Goddelijk natuurlijke dingen, die van Hem in Zijn Rijk zijn, bijgevolg in eenieder, die een Rijk van de Heer is. Dit kan ook blijken uit het Heilig Avondmaal, dat in de plaats van brand- en slachtoffers trad; het brood en de wijn daarin betekenen het Goddelijk Menselijke van de Heer, het brood het Goddelijk hemelse, en de wijn het Goddelijk geestelijke van Hem. Bijgevolg betekenen zij Zijn Liefde jegens het ganse menselijke geslacht, en omgekeerd de liefde van het menselijk geslacht tot de Heer. Hieruit blijkt duidelijk, dat de brand- en slachtoffers de hemelse eredienst uit de liefde tot de Heer inhielden, en de geestelijke eredienst uit liefde jegens de naaste, en van daaruit geloof in de Heer.

Hemelse Verborgenheden 3994 (gedeelten)

"En al het zwarte vee onder de lammeren", (Genesis 30:32); dat dit het eigene van de onschuld betekent, staat vast uit de betekenis van het zwarte, dat het eigene is, en uit de betekenis van het lam, dat de onschuld is. Met het eigene van de onschuld, wat door het zwarte onder de lammeren wordt aangeduid, is het alsvolgt gesteld: in elk goede moet onschuld zijn opdat het het goede zal zijn. Naastenliefde zonder onschuld is de naastenliefde niet, nog minder de liefde tot de Heer; daarom is de onschuld het wezenlijke zelf van de liefde en van de naastenliefde, dus van het goede. Het eigene van de onschuld is dat men weet, erkent, en gelooft, niet met de mond maar met het hart, dat niets dan het boze is uit de mens zelf, en al het goede uit de Heer; bijgevolg dat het eigene van hem niets dan het zwarte is, zowel het eigene ten aanzien van de wil, wat het boze is, als het verstandelijk eigene, wat het valse is. Wanneer de mens van harte in deze belijdenis en in dit geloof is, zo vloeit de Heer met het goede en ware in, en boezemt Hij hem het hemels eigene in, dat het blanke en het blinkende is. Nooit kan iemand in de ware vernedering zijn, tenzij hij van harte in die erkenning en dat geloof is, want dan is hij in de tenietdoening van zich, ja zelfs in de verafschuwing van zich, en zo dus van zichzelf verwijderd; zo is hij dan in de staat om het Goddelijke van de Heer op te nemen. Vandaar komt het dat de Heer met het goede in een nederig en verslagen hart invloeit; zodanig is het eigene van de onschuld. Dat het Paaslam in de hoogste zin de Heer is, is bekend; want het Pascha betekende de verheerlijking van de Heer, dat wil zeggen, het aantrekken van het Goddelijke ten aanzien van het Menselijke; en in de uitbeeldende zin betekent het de wederverwekking van de mens. Het Paaslam betekent dat wat het wezenlijke van de wederverwekking is, namelijk de onschuld; want niemand kan wederverwekt worden dan alleen door de naastenliefde waarin onschuld is. Omdat de onschuld het voornaamste is in het Rijk van de Heer, en dit daar het hemelse zelf is, en de slachtoffers en de brandoffers de geestelijke en de hemelse dingen van het Rijk van de Heer uitbeeldden, werd daarom het wezenlijke zelf van Zijn Rijk, wat de onschuld is, door lammeren uitgebeeld.

Apocalyps Onthuld 812.

"Laten wij ons verheugen en opspringen en Hem de heerlijkheid geven, omdat de bruiloft des Lams is gekomen", (Openbaring 19: 7a). Dit betekent de vreugde van de ziel en van het hart, en vandaar de verheerlijking van de Heer en dat van nu af aan geschiedt het volle huwelijk van Hem met de Kerk. Met zich verheugen en opspringen, wordt de vreugde van de ziel en van het hart aangeduid; de vreugde van de ziel is de vreugde van het verstand of die vanuit de ware dingen van het geloof; en de vreugde van het hart is de vreugde van de wil of die vreugde vanuit de goede dingen van de liefde. Die twee dingen worden gezegd ter wille van het huwelijk van het ware en het goede in de afzonderlijke dingen van het Woord; met Hem de heerlijkheid geven, wordt aangeduid erkennen en belijden dat al het ware uit de Heer is; voorts erkennen, dat de Heer de God van hemel en aarde is. Hier dus wordt verheerlijken aangeduid, omdat dit het ene en het andere insluit; met omdat de bruiloft des Lams is gekomen, wordt aangeduid, omdat van nu af aan geschiedt het volle huwelijk van de Heer met de Kerk. Opdat dit wordt aangeduid, wordt daarom het Lam gezegd, en onder het Lam wordt de Heer verstaan ten aanzien van het Goddelijk Menselijke. Dat het volle huwelijk van de Heer en de Kerk geschiedt wanneer het Menselijke van de Heer als Goddelijk wordt erkend, kan bijna zonder ontvouwing vaststaan; want het is in de Hervormde Christelijke Wereld bekend, dat de kerk de Kerk is krachtens het Huwelijk van de Heer met haar; de Heer immers wordt de Heer van de Wijngaard genoemd, en de Kerk is de Wijngaard; en eveneens wordt de Heer de Bruidegom en de Echtgenoot genoemd, en de Kerk wordt de Bruid en de Echtgenote genoemd; dat dan het volle huwelijk van de Heer en de Kerk geschiedt, wanneer Zijn Menselijke als Goddelijk wordt erkend, is duidelijk; want dan wordt God Vader en Hij als één erkend zoals ziel en lichaam; en wanneer dit wordt erkend, zo gaat men niet tot de Vader ter wille van de Zoon, maar dan gaat men tot de Heer Zelf, en door Hem tot God de Vader, omdat de Vader in Hem is zoals de ziel in het lichaam, zoals gezegd is. Voordat het Menselijke van de Heer als Goddelijk wordt erkend, is er weliswaar een huwelijk van de Heer met de Kerk, maar alleen bij hen die tot de Heer gaan, en over het Goddelijke van Hem denken, en in het geheel niet of het Menselijke van Hem Goddelijk is dan wel niet; aldus doen de eenvoudigen van geloof en hart, en zelden de geleerden en de ontwikkelden.

 

Waarom werd het Pascha ingesteld?

Ter nagedachtenis van de bevrijding van Israël uit Egypte.

Exodus 12:14.

"En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, en gij zult Hem de Heer tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uw geslachten tot een eeuwige inzetting.

Exodus 27:14.

"En zo zult gij zeggen: 'Dit is de Heer een Paasoffer, die de huizen van de kinderen van Israël voorbij ging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg en onze huizen bevrijdde'. Toen boog zich het volk en neigde zich.

Hemelse Verborgenheden 3994.

Zie bij de vorige vraag.

 

Wat beeldde het uit?

De bevrijding van de gelovigen door de Heer in Zijn eerste Komst.

Hemelse Verborgenheden 7093 (gedeeltelijk):

"En dat zij Mij een feest houden in de woestijn", (Exodus 5:1); dat dit betekent opdat zij blijgemoed de Heer vereren in het duistere van het geloof waarin zij zijn, staat vast uit de betekenis van een feest houden, wat de eredienst is uit een blijde gezindheid. Dat het de Heer is, voor Wie zij een feest zouden houden, en Die hier wordt verstaan onder Mij, of onder Jehovah; en uit de betekenis van de woestijn, wat het duistere is van het geloof. Dat zij die van de geestelijke Kerk zijn, betrekkelijk in het duistere van het geloof zijn. Dat met een feest houden de eredienst uit een blijde gezindheid wordt aangeduid, komt omdat het feest zou worden gehouden tot een weg van drie dagen van Egypte af, (Exodus 5:3), dus van een staat van geen bestoking door de valse dingen, dat wil zeggen, in een staat van vrijhei. Wie immers wordt bevrijd van de valse dingen en van de benauwdheid waarin hij dan is, die zegt blijgemoed Gode dank, aldus houdt hij voor Hem een feest. Ook wordt van de feesten die waren ingesteld bij dat volk, en die er drie per jaar waren, gezegd dat zij waren ingesteld ter herdenking van de bevrijding van de knechtschap in Egypte, dat wil zeggen, in de geestelijke zin, ter herdenking van de bevrijding van de bestoking van de zijde van de valse dingen, door de Komst van de Heer in de wereld. Daarom was het ook bevolen, dat zij zich zouden verblijden.

 

 

Waarom heeft de Heer het Heilig Avondmaal ingesteld?

Opdat wij Hem en Zijn Liefde jegens het gehele menselijk geslacht, en het wederkerige van de mens jegens Hem in herinnering houden.

Hemelse Verborgenheden 4904 (gedeeltelijk):

Het is bekend dat de Heer de innerlijke dingen van Zijn Rijk en van de Kerk heeft geopend, niettemin waren die innerlijke dingen aan de Ouden bekend, zoals dat de mens moest worden wedergeboren om in het leven te kunnen ingaan; dat hij dan de oude mens moest uittrekken, dat wil zeggen, de liefde van zich en van de wereld met haar begeerten, en de nieuwe aantrekken, dat wil zeggen, de liefde jegens de naaste en tot God; voorts dat in de wederverwekte de hemel was, en meer dingen, die innerlijk zijn. Deze dingen kenden degenen die van de Oude Kerk waren, maar zij werden tot die dingen geleid door de uitwendige dingen, die uitbeeldend waren. Maar omdat deze zaken geheel en al verloren waren gegaan bij de Joodse natie, leerde de Heer ze derhalve, maar de uitbeeldende dingen zelf schafte Hij af, omdat het merendeel ervan Hem beoogde. Het beeld immers moet verdwijnen wanneer de beeltenis zelf verschijnt; Hij heeft dus een nieuwe Kerk geïnstaureerd, die niet, zoals de vorige, door de uitbeeldende dingen tot de innerlijke zou worden geleid, maar ze zonder die uitbeeldende dingen zou weten; en in de plaats ervan heeft Hij alleen enige uitwendige dingen geboden, namelijk de Doop en het Heilig Avondmaal. De Doop, opdat men daardoor de wederverwekking zou gedenken, en het Heilig Avondmaal, opdat men daardoor de Heer zou gedenken en Zijn Liefde, jegens het algehele menselijke geslacht, en de wederkerige liefde van de mens tot Hem.

 

 

Wat herdenkt het in de natuurlijke zin?

Het lijden aan het kruis.

Ware Christelijke Religie 704.

Dat onder het vlees hier niet vlees, noch onder het bloed bloed verstaan wordt, maar onder beide in de natuurlijke zin het lijden aan het kruis, dat zij indachtig zouden zijn, kan eenieder, die uit de hemel verlicht is, in zichzelf gewaarworden. Daarom zei de Heer, toen Hij dit Avondmaal van het laatste Joodse Pascha en van het eerste Christelijke Pascha instelde: "Doet dat tot Mijn gedachtenis" ,(Lukas 22:19; 1 Corinthiërshen 11:24,25). Desgelijks, dat onder het brood niet brood, noch onder de wijn wijn verstaan wordt, maar in de natuurlijke zin hetzelfde als onder het Vlees en het Bloed, namelijk Zijn lijden aan het kruis, want men leest: "Jezus brak het brood, en gaf het de discipelen, en zei: Dit is Mijn Lichaam; en Hij nam de drinkbeker, en gaf hun die, zeggende: Dit is Mijn Bloed", (Mattheüs 26; Markus 14; Lukas 22); daarom ook noemde de Heer het lijden aan het kruis de drinkbeker (Mattheüs 26:39,42,44; Markus 14:36; Johannes 18:11).

Wat symboliseert het?

De opneming van het eeuwige leven uit de Heer door het Goddelijk Goede en het Goddelijk Ware van Zijn Verheerlijkt Menselijke.

Ware Christelijke Religie 728.

Dat het Heilig Avondmaal voor hen, die waardig naderen, als een bezegeling en een zegel is, dat zij zonen Gods zijn, komt, omdat de Heer dan tegenwoordig is, en diegenen in de hemel binnenleidt, die uit Hem geboren, dat wil zeggen, wederverwekt zijn. Het Heilig Avondmaal bewerkt dit, omdat de Heer dan ook naar Zijn Menselijk Wezen aanwezig is. Want eerder werd aangetoond, dat de Heer in het Heilig Avondmaal geheel en al tegenwoordig is, en Zijn Verlossing geheel en al; want ten aanzien van het Brood zegt Hij: "Dit is Mijn Lichaam", en ten aanzien van de Wijn: "Dit is Mijn Bloed". Bijgevolg neemt Hij hen dan in Zijn Lichaam op, en de Kerk en de Hemel maken Zijn Lichaam uit. Wanneer de mens wordt wederverwekt, is de Heer weliswaar tegenwoordig, en bereidt Hij door Zijn Goddelijke werking de mens tot de hemel voor; opdat deze echter daadwerkelijk binnentreedt, moet de mens zich daadwerkelijk aan de Heer vertonen; en daar de Heer Zich daadwerkelijk aan de mens vertoont, moet de mens Hem daadwerkelijk ontvangen; echter niet zoals Hij aan het kruis hing, maar zoals Hij in Zijn verheerlijkt Menselijke is, waarin Hij tegenwoordig is, en waarvan het Lichaam het Goddelijk Goede, en het Bloed het Goddelijk Ware is. Deze worden aan de mens gegeven, en door deze wordt de mens wederverwekt, en is hij in de Heer en de Heer in hem; want, zoals eerder werd aangetoond, het eten, dat in het Heilig Avondmaal plaats vindt, is een geestelijk eten. Uit deze dingen, wanneer men ze juist beseft, blijkt, dat het Heilig Avondmaal als een bezegeling en een zegel is, dat zij, die waardig naderen, zonen Gods zijn.

Ware Christelijke Religie 730.

Het is met het Heilig Avondmaal evenzo gesteld als met een verbond, dat na een getroffen overeenkomst gesloten en tenslotte met een zegel bezegeld wordt. Dat het Bloed van de Heer een verbond is, leert Hijzelf; want toen Hij de beker nam en die aanreikte, zei Hij:"Drinkt allen daaruit, dat is mijn Bloed, dat van het Nieuwe Testament’ ,(Mattheüs 26:28; Markus 14:24; Lukas 22: 20). Het Nieuwe Testament is het Nieuwe Verbond; daarom wordt het vóór de Komst van de Heer door de Profeten geschreven Woord het Oude Testament of het Oude Verbond genoemd, en het na Zijn Komst door de Evangelisten en Apostelen geschreven Woord het Nieuwe Testament of het Nieuwe Verbond. En het Woord is het Verbond zelf, dat de Heer met de mens sloot, en de mens met de Heer.

Waarom is zulk een symbool nodig?

Aangezien het grootste deel van het menselijk geslacht in een uitwendige eredienst is, werd het bevolen, opdat er bij hen iets Heiligs zal zijn.

 

Hemelse Verborgenheden 2165 (gedeeltelijk):

"En ik zal een bete broods halen", (Genesis 18:5) betekenen: iets hemels toegevoegd, blijkt uit de betekenis van het brood, wat het hemelse is. Dat het brood het hemelse betekent, komt omdat het brood in het algemeen alle spijs betekent, dus in de innerlijke zin alle hemelse spijs. Daar nu het brood de Heer is, behoort het tot de hemelse dingen die van de liefde zijn, en die van de Heer zijn, want de Heer is het hemelse zelf. Daar Hij de Liefde zelf is, dat wil zeggen, de Barmhartigheid zelf; en daar dit zo is, is het brood ook al het hemelse, dat wil zeggen, alle liefde en alle naastenliefde bij de mens, want deze mensen zijn van de Heer. Daarom hebben zij, die niet in de liefde en de naastenliefde zijn, de Heer niet bij zich, en worden dus niet met de goedheden en gelukzaligheden begiftigd, die door het brood in de innerlijke zin worden aangeduid. Dit uiterlijke symbool werd bevolen, omdat het merendeel van het menselijk geslacht in de uiterlijke eredienst is, en er daarom zonder iets uiterlijks nauwelijks iets heiligs bij hen zou zijn. Wanneer zij derhalve in de liefde tot de Heer leven, en in de naastenliefde jegens de naaste, hebben zij toch het innerlijke bij zich, hoewel zij niet weten, dat dit het eigenlijke innerlijke zelf van de eredienst is. Zo dus worden zij in hun uiterlijke eredienst in goedheden bevestigd, die door het brood worden aangeduid.

 

 

 

Waarmee stemmen het Vlees en het Brood van de Heer overeen?

Het Goddelijk Goede van Zijn Liefde, en het heilige van de liefde en de naastenliefde bij de mens; dit is het hemels Brood.

 

Ware Christelijke Religie 702.

Aangezien heden ten dage de geestelijke zin van het Woord onthuld is, en daarmee tevens de overeenstemmingen, omdat deze bemiddelen, zullen alleen plaatsen uit het Woord aangevoerd worden, waaruit men duidelijk kan zien, wat onder het Vlees en het Bloed, en onder het Brood en de Wijn in het Heilig Avondmaal wordt verstaan. Daarna echter dient de inzetting zelf van dit Sacrament uit de Heer de eerste plaats in te nemen, alsmede Zijn Leer over Zijn Vlees en Zijn Bloed, en over het Brood en de Wijn.

Hemelse Verborgenheden 4700.

"En zijn vader berispte hem, en zei tot hem: Wat is dit voor een droom welke gij gedroomd hebt?", (Genesis 37:10); dat dit de verontwaardiging betekent, staat vast uit de betekenis van berispen, wat verontwaardigd zijn is, en wel vanwege de prediking van het ware ten aanzien van het Goddelijk Menselijke van de Heer, welke wordt aangeduid met een droom dromen. De vader en de broeders van Jozef zijn hier de Joodse godsdienst vanuit de Ouden; het innerlijke was echter in de uitwendige dingen die van het Joodse godsdienstige waren, omdat de Joden niet enig innerlijke erkenden, noch heden ten dage erkennen; toch was het innerlijke daarin. Het is dit uitwendige met zijn innerlijke, hetwelk hier de vader wordt genoemd, en het uitwendige zonder het innerlijke, hetwelk de broeders wordt genoemd. Daaruit volgt dat zijn broeders hem benijdden, en dat zijn vader het woord bewaarde; en door die woorden wordt de afkeer aangeduid en hierdoor dat nochtans de waarheid in hun godsdienstige bleef. Het is hiermee zo gesteld als in de Christelijke Kerk; zij die daar in het uitwendige zonder het innerlijke zijn, eten in het Heilig Avondmaal het brood en drinken de wijn, en denken niets anders dan dat het moet worden gedaan omdat het geboden en door de Kerk aanvaard is. Sommigen van hen geloven dat het brood heilig is en de wijn heilig is, niet echter dat in het brood en in de wijn het heilige is uit hoofde hiervan dat het brood het heilige van de liefde en van de naastenliefde in de hemel is, en dat de wijn het heilige van de naastenliefde en van het geloof daar is. Maar zij die in de uitwendige eredienst zijn en tevens in de innerlijke, aanbidden niet het brood en de wijn, maar de Heer Die zij uitbeelden, vanuit Wie het heilige van de liefde, van de naastenliefde en van het geloof is, en dit niet vanuit de leer, maar vanuit de liefde, de naastenliefde, en het geloof, toegeëigend aan het leven.

Apocalyps Onthuld 224 (gedeeltelijk):

‘Er worden verschillende dingen over het Gewijde Avondmaal gesproken; zegt ons wat de waarheid is.’ De engelen zeiden, dat de waarheid is dat de mens die tot God schouwt en boete doet, door dat Heiligste met de Heer verbonden en in de Hemel binnengeleid wordt. Maar zij vanuit de schare zeiden: "Dit is een mysterie". En de engelen antwoordden: "Een mysterie is het, niettemin zodanig, dat het verstaan kan worden; het Brood en de Wijn maken dit niet; niet enig heilige is daarin, maar het stoffelijke Brood en het hemelse Brood, en de stoffelijke Wijn en de hemelse Wijn, stemmen wederzijds met elkaar overeen; en het hemelse Brood is het Heilige van de liefde, en de hemelse Wijn is het Heilige van het geloof, beide uit de Heer, en beide de Heer. Vandaar de verbinding van de Heer met de mens, en van de mens met de Heer, niet met het brood en de wijn, maar met de liefde en het geloof van de mens die boete heeft gedaan; en de verbinding met de Heer is eveneens de binnenleiding in de hemel."

Apocalyps Onthuld 316.

"En beschadig de olie en de wijn niet", (Openbaring 6:6), betekent dat er uit de Heer in wordt voorzien dat de heilige goede en ware dingen, welke innerlijk in het Woord schuilen, niet verkracht en ontwijd worden. Met de olie wordt het goede van de liefde aangeduid, en met de wijn het ware vanuit het goede; aldus wordt met de olie het heilige goede aangeduid, en met de wijn het heilige ware. Dat er uit de Heer wordt voorzien dat zij niet verkracht en ontwijd worden, wordt aangeduid met 'beschadig niet'; dit werd immers gehoord uit het midden van de vier ‘dieren’, en dus uit de Heer. Hetgeen uit de Heer wordt gezegd, daarin wordt eveneens uit Hem voorzien. Dat de olie het goede van de liefde betekent; dat echter de wijn het ware vanuit dat goede betekent, staat vast uit de volgende plaatsen: "Alle gij dorstigen, gaat tot de wateren, en die geen zilver heeft, gaat, koopt, en eet, en koopt zonder zilver wijn en melk", (Jesaja 55:1). "Het zal te dien dage geschieden, de bergen zullen van most druipen, en de heuvelen van melk vloeien", (Joël 3:18; Amos 9:13,14). "Weggenomen is de vreugde vanuit Carmel, en in de wijngaarden wordt niet gezongen, de wijn wordt in de wijnpers niet getreden, Ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden", (Jesaja 16:10; Jeremia 48: 32,33); met Carmel wordt de geestelijke Kerk aangeduid; omdat daar de wijngaarden waren. "Hij wast in de wijn zijn bekleedsel, en in het bloed der druiven zijn mantel; rood van ogen door de wijn", (Genesis 49:11); deze dingen aangaande de Heer; de wijn betekent het Goddelijk Ware. Vandaar is het, dat het Gewijde Avondmaal door de Heer is ingesteld, waarin het brood de Heer betekent ten aanzien van het Goddelijk Goede, en de wijn de Heer betekent ten aanzien van het Goddelijk Ware, en bij de opnemenden betekent het brood het Heilig Goede, en de wijn het Heilig Ware, uit de Heer.

 

Wat is de overeenstemming van deze te eten en te drinken?

Toe-eigening uit de Heer en daardoor de verbinding met Hem.

Ware Christelijke Religie 728.

Dat het Heilig Avondmaal voor hen, die waardig naderen, als een bezegeling en een zegel is dat zij zonen Gods zijn, komt, omdat, zoals boven gezegd werd, de Heer dan tegenwoordig is, en diegenen in de hemel binnenleidt, die uit Hem geboren, dat wil zeggen, wederverwekt zijn. Het Heilig Avondmaal bewerkt dit, omdat de Heer dan ook naar Zijn Menselijk Wezen aanwezig is. Want eerder werd aangetoond, dat de Heer in het Heilig Avondmaal geheel en al tegenwoordig is, en Zijn Verlossing geheel en al; want ten aanzien van het brood zegt Hij: "Dit is Mijn Lichaam", en te aanzien van de wijn: "Dit is Mijn Bloed". Bijgevolg neemt Hij hen dan in Zijn Lichaam op, en de Kerk en de hemel vormen Zijn Lichaam. Wanneer de mens wordt wederverwekt, is de Heer weliswaar tegenwoordig, en bereidt Hij door Zijn Goddelijke werking de mens tot de hemel voor; opdat deze echter daadwerkelijk kan binnentreden, moet de mens zich daadwerkelijk aan de Heer vertonen; en daar de Heer zich daadwerkelijk aan de mens vertoont, moet de mens Hem daadwerkelijk ontvangen; echter niet zoals Hij aan het kruis hing, maar zoals Hij in Zijn verheerlijkt Menselijke is, waarin Hij tegenwoordig is, en waarvan het Lichaam het Goddelijk Goede, en het Bloed het Goddelijk Ware is. Deze worden aan de mens gegeven, en door deze wordt de mens wederverwekt, en is hij in de Heer en de Heer in hem; want, zoals eerder werd aangetoond, het eten, dat in het Heilig Avondmaal plaats vindt, is een geestelijk eten. Uit deze dingen, wanneer men ze juist beseft, blijkt, dat het Heilig Avondmaal als een bezegeling en een zegel is dat zij, die waardig naderen, zonen Gods zijn.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 212.

In die zin is het lichaam of het vlees van de Heer het Goede van de liefde, eender het brood; en het bloed van de Heer is het Goede van het geloof, eender de wijn; en de nuttiging is de toe-eigening en de verbinding. De engelen die bij de mens zijn wanneer hij het Sacrament van het Avondmaal waarneemt, verstaan die dingen niet anders; zij doorvatten immers alle dingen geestelijk. Vandaar is het, dat het heilige van de liefde en het heilige van het geloof dan invloeit uit de engelen bij de mens, en zo dus door de Hemel uit de Heer; vandaar de verbinding.

 

 

Wat beeldt het brood met zuurdesem uit?

Het goede, waarin het valse van het boze is.

Mattheüs 16:12.

"Toen verstonden zij, dat Hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden van de zuurdesem van het brood, maar van de leer van de Farizeeërs en Sadduceeërs".

Hemelse Verborgenheden 9298.

"Niet zult gij slachtofferen op het gedesemde het bloed van Mijn slachtoffers", (Exodus 23:18); dat dit betekent dat de eredienst van de Heer uit de ware dingen van de Kerk niet moet vermengd worden met de valse dingen uit het boze, staat vast uit de betekenis van slachtofferen en van het slachtoffer, wat de eredienst van de Heer is en uit de betekenis van het gedesemde, wat het vervalste en het valse uit het boze is; en uit de betekenis van het bloed, zijnde het ware uit het goede, aldus het ware van de Kerk. Daaruit blijkt, dat met niet zult gij slachtofferen op het gedesemde het bloed van Mijn slachtoffers, wordt aangeduid dat de eredienst van de Heer uit de ware dingen van de Kerk niet moet vermengd worden met de valse dingen uit het boze. Dat de ware dingen uit het goede, die de ware dingen van de Kerk zijn, niet moeten vermengd worden met de valse dingen uit het boze, is omdat zij volstrekt niet samenstemmen, zij zijn immers tegenstrijdig, waar vandaan er botsing is, tengevolge waarvan óf het goede zal vergaan, óf het boze zal verstrooid worden. Het goede immers is uit de hemel, dat wil zeggen, door de hemel uit de Heer, en het boze is uit de hel. Er bestaan weliswaar ware dingen bij de bozen, en eveneens valse dingen bij de goeden, maar de ware dingen bij de bozen worden niet vermengd met de valse dingen uit het boze bij hen, zolang zij alleen in het geheugen zijn, en dienen als middelen tot het boze, zolang zijn zij immers zonder leven. Maar indien de ware dingen worden vervalst om de boze dingen te begunstigen, wat ook geschiedt door een averechtse uitlegging, dan worden zij vermengd, waar vandaan de ontwijding van het ware is. Uit deze dingen staat vast, dat de ontwijding van het ware met deze wet wordt aangeduid; daarom wordt eveneens gezegd het bloed van de slachtoffers, niet het slachtoffer, omdat het bloed het ware uit het goede is.

 

Wat beeldt met een mes gesneden brood uit?

Vuile bekoringen die het hemelse nabootsen.

Geestelijke Dagboek 2627. (Opmerkenswaardige Levende Ondervindingen)

Maar gesneden brood met een mes, is dat wat het hemelse voorliegt, en toch het hemelse niet is, zoals alles wat kunstmatig geschiedt; en daarom betekende het mij aangeboden brood, daar het gesneden was in blokjes, in kubusjes als het ware, schandelijke verkwikkelijkheden, waarvan degenen die in zulke schandelijke verkwikkelijkheden zijn, menen dat het hemelse dingen zijn, terwijl het helse dingen zijn.

 

 

Wat wordt uitgebeeld door het onthouden van de wijn aan de deelnemenden?

Het onthouden en ontheiligen van het Woord en vandaar, de scheiding van het goede van het ware, en van het ware van het goede.

Hemelse Verborgenheden 10040 (gedeeltelijk):

Dat het echter was toegestaan het vlees van het slachtoffer te eten, zoals kan vaststaan uit de plaatsen die volgen, had als oorzaak dat die natie, wanneer zij in de eredienst was, in het uitwendige zonder het innerlijke was; en het uitwendige zonder het innerlijke is in het geheel niet heilig, omdat dan slechts het gebaar handelt, en de mond spreekt, maar het hart en de ziel afwezig is. Niettemin werd het uitwendige zonder het innerlijke heilig genoemd, omdat het de heilige innerlijke dingen uitbeeldde. Heilige innerlijke dingen zijn alle dingen die van de liefde en van het geloof uit de Heer, in en tot de Heer zijn. Omdat die natie zodanig was, was het haar niet geoorloofd het bloed en het vet te eten, aangezien met het bloed het Goddelijk Ware werd aangeduid dat van het geloof is, en met het vet het Goddelijk Goede dat van de liefde is, het ene en het andere uit de Heer. Maar het was hun geoorloofd, het vlees van het slachtoffer te eten, omdat met dit het eigene van de mens werd uitgebeeld; en het eigene van die natie was de uitwendige dingen als heilig te vereren, en de innerlijke dingen geheel en al voor niets te achten, en deze eredienst was, afgezien van het uitbeeldende, dat heilig was, afgodisch. Ook was het vlees als uitbeelding niets anders, wanneer het bloed ervan het Goddelijk Ware uitbeeldde, en het vet het Goddelijk Goede; want dan beeldde het vlees een zeker iets zonder leven en ziel uit, dat de dood wordt genoemd, zodanig als het uitwendige zonder het innerlijke is, volgens deze dingen bij Mozes: "Niet zult gij eten het bloed, omdat het bloed de ziel is; niet zult gij eten de ziel met het vlees", (Deuteronomium 12:23).

Geestelijk Dagboek 6059 (Opmerkenswaardige Levende Ondervindingen).

Er was een gesprek over het Sacrament van het Avondmaal bij de Pauselijken, waarom zij het brood hebben gescheiden van de wij. Zij geven aan het volk het brood, en drinken zelf de wijn, terwijl het toch anders is ingesteld door de Heer; en daar dit niet is geschied uit noodzaak bij gebrek aan wijn, omdat in Italië, Frankrijk, Spanje, Portugal, het binnendeel van Duitsland, Hongarije, wijn genoeg is; echter waar geen wijn wordt geproduceerd, zoals in Engeland, Holland, Zweden, Denemarken, en in Duitsland, waar de Hervormden zijn, en waar de wijnstok niet groeit, wordt wel in het Sacrament van het Avondmaal wijn genuttigd. De Pauselijken konden geen andere oorzaak zeggen, dan een private, namelijk opdat de monniken als zij missen lezen voor de zielen van de doden, en andere functies vervullen, niet vermoeid raken onder hun ononderbroken arbeid, omdat zij dan door de wijn worden verkwikt. Een andere oorzaak kon niet gevonden worden; maar het werd gezegd dat dit vanuit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer is geschied. Toen zij de Kerk hadden verwoest ten aanzien van elk goede en ware, hebben zij het brood en de wijn gescheiden, omdat het goede het goede niet is als het gescheiden is van het ware; het goede is in het ware; noch is het ware ooit het ware tenzij uit het goede.

Goddelijke Voorzienigheid 257 (gedeeltelijk):

Toen de liefde van zich de heerschappij omhoogvoerde tot aan de troon van de Heer, verwijderde zij Hem en zette zich daarop. Die liefde, welke Lucifer is, kon niet anders dan alle dingen van het Woord en van de Kerk ontwijden. Opdat dit niet zou geschieden, heeft de Heer door Zijn Goddelijke Voorzienigheid zorg gedragen dat zij uit de eredienst van Hem zouden terugtreden en dode mensen aanroepen, en bidden tot de gesneden beelden van hen, hun beenderen kussen, en neervallen bij hun graven, verbieden het Woord te lezen, en de heilige eredienst stellen in door het gewone volk niet te begrijpen missen, en voor zilver het heil verkopen. Aangezien zij, indien zij deze dingen niet hadden gedaan, de heilige dingen van het Woord en van de Kerk zouden ontwijd hebben; want, geen anderen ontwijden de heilige dingen dan zij die ze weten, opdat zij dus niet het allerheiligst Avondmaal zouden ontwijden, is het vanuit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer, dat zij het verdeelden, en het brood gaven aan het volk, en zelf de wijn dronken. De wijn immers in het heilig Avondmaal betekent het heilig ware, en het brood het heilig goede, maar wanneer zij verdeeld zijn, betekent de wijn het ontwijde ware, en het brood het geschonden goede; en bovendien dat zij dat lichamelijk en stoffelijk maakten, en dit als het primaire van de godsdienst aannamen. Wie op die afzonderlijke dingen let, en die in een zekere verlichting van het gemoed overweegt, kan de wonderlijke dingen van de Goddelijke Voorzienigheid zien om de heilige dingen van de Kerk te beschermen, en om allen, zovelen als gezaligd kunnen worden, te zaligen, en als het ware aan de brand te ontrukken wie ontrukt willen worden.

 

 

Wat beeldt ongegiste wijn uit?

Het natuurlijk ware, of het nog niet gezuiverde ware.

Hemelse Verborgenheden 3580.

Dat de woorden: "en menigte van koren", (Genesis 27:28) het daaruit voortvloeiende natuurlijk goede betekenen, en "most" het daaruit voortvloeiende natuurlijk ware, blijkt uit de betekenis van het koren, wat het goede is, en uit de betekenis van de most, wat het ware is. Wanneer deze twee betrekking hebben op het natuurlijke, betekenen zij het natuurlijk goede en ware, dan worden deze gebruikt met betrekking tot het redelijke. Het brood is het hemels goede en de wijn is het geestelijke, dus het ware uit het goede. Dat het koren en de most deze dingen betekenen, kan ook blijken uit de volgende plaatsen uit het Woord; bij Haggaï: "De hemelen zijn gesloten van dauw, en de aarde is gesloten van zijn inkomen, en Ik heb ene droogte geroepen over de aarde, en over de bergen, en over het koren en over de most, en over hetgeen de aarde voortbrengt" ,(Haggaï 1:10,11); daar staat de droogte voor het ontbreken van dauw en regen, dus voor het ontbreken van het ware uit enig goede. De droogte over het koren is het ontbreken van het goede, en de droogte over de most is het ontbreken van het ware. Bij Mozes: "Israël zal zeker wonen, alleen, tegen de fontein van Jakob, in een land van koren en most, en zijn hemelen zullen van dauw druipen”, (Deuteronomium 33:28); "alleen" staat voor hen, die niet bestookt worden door boosheden en valsheden; het land van koren en most staat voor het goede en ware van de Kerk. Bij Hosea: "Ik zal Israël zijn als dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijne wortelen uitslaan als de Libanon; zijn takken zullen uitgaan, en zijn eer zal zijn als de olijfboom, en hij zal ene reuk hebben als des Libanons; de onder zijne schaduw wonenden zullen wederkeren; zij zullen het koren levend maken, en zij zullen bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon", (14:6,7,8), alwaar het koren voor het geestelijk goede staat, en de wijn voor het geestelijk ware. Bij Jesaja: "De vloek zal het land verteren; de most zal treuren, de wijnstok zal kwelen, allen, die blijhartig waren, zullen zuchten", (Jesaja 24:6,7), alwaar gehandeld wordt over de verwoesting van de geestelijke Kerk; "de most zal treuren" wil zeggen, dat het ware zal ophouden te bestaan. Bij Jeremia: "Jehovah heeft Jakob vrijgekocht: zij zullen komen en zingen op de hoogte van Zion, en toevloeien tot het goede van Jehovah, tot het koren en tot de most, en tot de zonen van de kudde van kleinvee en van de kudde van grootvee",(Jeremia 31:11,12); het koren en de most staan voor het goede en het daaruit voortvloeiende ware; de olie voor het goede, waaruit deze voortkomen, en waaruit het voortkomt; de zonen van de kudde van kleinvee en van grootvee voor het ware, dat er dus zo uit voortvloeit; en aangezien deze dingen dit betekenen, worden zij het goede van Jehovah genoemd. Bij Hosea: "Zij wist niet, dat Ik haar het koren, en de most, en de olie gegeven heb, en het zilver en goud vermenigvuldigd heb, dat zij voor de Baäl gemaakt hebben; daarom zal Ik wederkomen, en Mijn koren en Mijn most wegnemen op zijn gezette tijd, en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas", (2:8,9). Hier wordt gehandeld over de ontaarde Kerk; en het komt duidelijk uit, dat door het koren niet het koren wordt aangeduid, noch door de most de most, evenmin door olie, zilver, goud, wol en vlas dergelijke dingen, maar zulke die geestelijk zijn, dat wil zeggen, die tot het goede en ware behoren. Eveneens daar, waar over de nieuwe Kerk wordt gehandeld bij dezelfde: "Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof en gij zult Jehovah kennen; en het zal te dien dage geschieden, dat Ik de hemelen zal horen, en deze zullen de aarde horen, en de olie; en de aarde zal het koren en de most horen, en de olie; en die zullen Jizreël horen", (Hosea 2:20,21,22); Jizreël staat voor de nieuwe Kerk. Bij Joël: "Waakt op, gij dronkenen, en weent, en huilt, alle gij wijndrinkers, om de most, omdat hij van uw mond is afgesneden; het veld is verwoest, het land treurt, want het koren is verwoest en de most is verdroogd, de olie kweelt", (Joël 1:5,10). Bij dezelfde: "Gij zonen van Zion, verheugt u, en zijt blij in Jehovah uw God, want Hij heeft u gegeven de morgenregen in gerechtigheid, en Hij zal u de morgen- en de avondregen doen nederdalen in het eerst; en de dorsvloeren zullen gevuld worden met zuiver koren, en de perskuipen zullen overlopen van most en olie", (Joël 2:23,34). Bij dezelfde: "Het zal te dien dage geschieden, dat de bergen zullen druipen van most, en de heuvelen van melk vlieten, en er zal een fontein uit het huis van Jehovah uitgaan", (Joël 3:18). Hier wordt over het Rijk van de Heer gehandeld. Het zijn geestelijke dingen, die door most, melk en wateren worden aangeduid, en waarvan de overvloed zo wordt beschreven. Bij Zacharia: "Jehovah hun God zal ze te dien dage behouden, als de kudde van kleinvee van Zijn volk; want het koren zal de jongelingen, en de most de maagden doen bloeien", (Zacharia 9:16,17). Bij David: "Gij bezoekt het land, en verlustigt U daarin; Gij verrijkt het grotelijks; de beek Gods is vol wateren; Gij maakt hun koren gereed; de weiden zijn bekleed met kudden van kleinvee; en de dalen zijn bedekt met koren; zij juichen toe, ook zingen zij", (Psalm 65:10,14). Hieruit blijkt nu duidelijk wat koren en most is.

Hemelse Verborgenheden 7906 (gedeeltelijk):

"Zal geen zuurdeeg gevonden worden in uw huizen", (Exodus 12:19); dat dit betekent dat in het geheel niets van het valse zal toetreden op het goede, staat vast uit de betekenis van het zuurdeeg, wat het goede is. Dat het zuurdeeg het valse is, kan vaststaan uit die plaatsen waar het zuurdeeg of het gedesemde, voorts waar het ongezuurde en het ongedesemde worden genoemd, zoals bij Mattheüs: "Jezus zei: Ziet toe, en wacht u van de zuurdesem der Farizeeën en der Sadduceeën; daarna verstonden de discipelen dat Hij niet gezegd had dat zij zich wachten zouden van de zuurdesem van het brood, maar van de leer van de Farizeeën en van de Sadduceeën", (Mattheüs 16:6,12); daar staat de zuurdesem klaarblijkelijk voor de valse leer. Omdat de zuurdesem het valse betekende, was het verboden "het bloed van de slachtoffers op het gedesemde te slachtofferen", (Exodus 23:18; 34:25); met het bloed van de slachtoffers immers werd het heilig ware aangeduid, dus het ware gezuiverd van elk valse. Voorts was het verordend "dat het spijsoffer, dat zou geofferd worden op het altaar, niet gedesemd zou gekookt worden", (Leviticus 7:11,12,13). Wat het gedesemde en het ongedesemde verder betreft, moet men weten dat de zuivering van het ware van het valse bij de mens, nooit kan plaats vinden zonder een zogenaamde gisting, dat wil zeggen, zonder een strijd van het valse met het ware, en van het ware met het valse. Maar nadat de strijd heeft plaats gevonden, en het ware heeft overwonnen, valt het valse zoals droesem neer, en komt het ware gezuiverd tevoorschijn; zoals de wijn zich na de gisting klaart, terwijl de droesems naar de bodem zinken. Die gisting of strijd vindt vooral plaats, wanneer de staat bij de mens wordt verkeerd, namelijk wanneer hij aanvangt te handelen uit het goede dat van de naastenliefde is, en niet, zoals eerder, uit het ware dat van het geloof is. De staat immers is nog niet gezuiverd wanneer de mens handelt uit het ware van het geloof, maar hij is dán gezuiverd, wanneer hij handelt uit het goede dat van de naastenliefde is; dan immers handelt hij uit de wil, tevoren slechts uit het verstand. De geestelijke gevechten of verzoekingen zijn gistingen in de geestelijke zin, want dan willen de valse dingen zich verbinden met de ware dingen, maar de ware dingen stoten die terug, en werpen ze tenslotte als het ware tot de bodem neer, en zo dus reinigen zij zich van de vuilnis.

Goddelijke Voorzienigheid 25.

Uit de Heer wordt voorzien in de verbinding van het goede en het ware bij de anderen door de zuivering, welke op tweevoudige wijze geschiedt, op de ene door de verzoekingen, en op de andere door gistingen. Geestelijke verzoekingen zijn niets anders dan de worstelingen tegen de boze en valse dingen die worden uitgeademd uit de hel, en aantasten. Daardoor wordt de mens gezuiverd van de boze en valse dingen, en wordt bij hem het goede met het ware en het ware met het goede verbonden. Geestelijke gistingen geschieden op vele wijzen, zowel in de hemelen als op aarde; maar in de wereld weet men niet wat ze zijn, en hoe zij plaats vinden. Immers, het zijn boze en tegelijk valse dingen die, als ze in de gezelschappen zijn gebracht, evenzo werken als de in het meel en de most gebrachte gisten, waardoor de gelijkslachtige dingen verbonden worden, en het zuivere en het klare ontstaat. Zij zijn het die worden verstaan onder deze woorden van de Heer: "Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een gist, welke een vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het gans gegist was", (Mattheüs 13:33; Lukas 13:21).

Goddelijke Voorzienigheid 284.

Het verstand van de mens is een ontvanger, zowel van het goede als van het boze, en zowel van het ware als van het valse. Niet echter de wil zelf van de mens; deze moet óf in het boze, óf in het goede zijn; hij kan niet in het ene èn het andere zijn, want de wil is de mens zelf, en daar is de liefde van zijn leven. Het goede en het boze echter in het verstand zijn gescheiden zoals het innerlijke en het uitwendige; vandaar kan de mens innerlijk in het boze zijn en uiterlijk in het goede. Niettemin worden, wanneer de mens wordt hervormd, het goede en het boze samengebracht, en dan ontstaat botsing en strijd, die indien hij zwaar is, verzoeking wordt genoemd; maar indien hij niet zwaar is gebeurt iets dergelijks als wanneer wijn of sterke drank gist. Indien dan het goede overwint, wordt het boze met zijn valse verwijderd naar de zijden, vergelijkenderwijs zoals de droesem naar de bodem van het vat valt, en het goede wordt zoals de wijn na de gisting edel en de sterke drank helder. Maar indien het boze overwint, dan wordt het goede met zijn ware verwijderd naar de zijden, en wordt troebel en vuil, zoals ongegiste wijn en ongegiste sterke drank. De vergelijking met gist wordt gemaakt, omdat gist in het Woord betekent het valse van het boze, zoals bij, (Hosea 7:4; Lukas 12:1, en elders).

 

 

Wat bewerkt het Heilig Avondmaal?

De verbinding van de mens met de Heer en de inleiding in de hemel.

 

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 213.

Uit deze dingen blijkt, dat de mens wanneer hij het Brood neemt, dat het Lichaam is, verbonden wordt met de Heer door het goede van de liefde tot Hem uit Hem; en dat hij, wanneer hij de Wijn neemt, die het Bloed is, verbonden wordt met de Heer door het goede van het geloof in Hem uit Hem. Maar men moet weten, dat de verbinding met de Heer door het Sacrament van het Avondmaal geschiedt alleen bij hen die in het goede van de liefde tot en van het geloof in de Heer uit de Heer zijn. Bij dezen is er door het Heilig Avondmaal verbinding; bij de overigen is er tegenwoordigheid en niet verbinding.

Apocalyps Onthuld 224 (gedeeltelijk):

De engelen zeiden, dat de waarheid is dat de mens die tot God schouwt en boete doet, door dat Heiligste met de Heer verbonden en in de hemel binnengeleid wordt. Maar degenen vanuit de schare zeiden: ‘Dit is een mysterie’. En de engelen antwoordden: ‘Een mysterie is het, maar nochtans zodanig, dat het verstaan kan worden: het Brood en de Wijn maken dit niet; niet enig Heilige is daarin, maar het stoffelijke Brood en het hemelse Brood, en de stoffelijke Wijn en de hemelse Wijn, stemmen wederzijds met elkaar overeen; en het Hemelse Brood is het Heilige van de liefde, en de Hemelse Wijn is het Heilige van het geloof, beide uit de Heer. Vandaar de verbinding van de Heer met de mens, en van de mens met de Heer, niet met het brood en de wijn, maar met de liefde en het geloof van de mens die boete heeft gedaan; en de verbinding met de Heer is eveneens de binnenleiding in de hemel.

Hemelse Verborgenheden 3735 (gedeeltelijk):

Wanneer de mens die in een heilige staat is, over het brood denkt, zoals bijvoorbeeld over het brood in het Heilig Avondmaal of over het dagelijks brood in het gebed des Heren, dan dient deze gedachte, die de mens over het brood heeft, de engelen, die bij de mens zijn, als een voorwerp om over het goede van de liefde te denken, dat van de Heer uitgaat, want de engelen vatten in het geheel niet de gedachten van de mensen over het brood, maar in plaats daarvan hebben zij een gedachte over het goede, want van dien aard is de overeenstemming. Evenzo, wanneer de mens, die in het heilige is, over kleding denkt, is de gedachte van de engelen op het ware gericht. Zo is het gesteld met alle overige dingen, die in het Woord zijn. Hieruit kan blijken, van welke aard de verbinding van de hemel en de aarde is door het Woord, namelijk zodanig, dat de mens, die het Woord heilig leest, door dergelijke overeenstemmingen nauw verbonden is met de hemel, en door de hemel met de Heer, hoewel de mens alleen in de gedachte is over die dingen in het Woord, welke in de zin van zijn letter zijn. Het heilige zelf, dat dan bij de mens is, komt voort uit de invloed van de hemelse en geestelijke gedachten en aandoeningen, zoals deze bij de engelen van zo’n aard zijn. Opdat er zo’n invloed zijn zou, en vandaar verbinding van de mens met de Heer, werd door de Heer het Heilig Avondmaal ingesteld, alwaar openlijk wordt gezegd, dat het brood en de wijn de Heer is; want het lichaam van de Heer betekent Zijn Goddelijke Liefde, en de wederkerige liefde bij de mens, zoals de liefde is bij de hemelse engelen; en het bloed betekent desgelijks Zijn Goddelijke Liefde, en de wederkerige liefde bij de mens, maar dan zoals de liefde is bij de geestelijke engelen. Hieruit blijkt duidelijk, hoeveel Goddelijks er in elk ding van het Woord gelegen is, ofschoon de mens niet weet, wat het is en van welke aard het is.

Ware Christelijke Religie 716.

Dat het Heilig Avondmaal de Heer geheel en al is, zowel ten aanzien van het verheerlijkt Menselijke als ten aanzien van het Goddelijke, waar vanuit het Menselijke is, komt ten duidelijkste uit in Zijn eigen woorden . Dat Zijn Menselijke in het Heilig Avondmaal tegenwoordig is, in het volgende: Jezus nam het Brood, en brak het, en gaf het de discipelen, en zei: ‘Dit is Mijn Lichaam’; en Hij nam de drinkbeker, en gaf hun die, zeggende: ‘Dit is Mijn Bloed’, (Mattheüs 26; Markus 14; Lukas 22). Voorts bij Johannes: Ik ben het Brood des Levens; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven; het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn Vlees; voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die Mijn Vlees eet, en Mijn Bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem, en hij zal in der eeuwigheid leven, (Johannes 6). Hieruit blijkt ten duidelijkste, dat de Heer ten aanzien van zijn verheerlijkt Menselijke in het Heilig Avondmaal is. Dat de Heer ook geheel en al ten aanzien van Zijn Goddelijke, waaruit het Menselijke is, in het Heilig Avondmaal tegenwoordig is, blijkt duidelijk hieruit, dat Hij het Brood is, dat uit de hemel neerdaalde, (Johannes 6). Hij daalde uit de hemel neer met het Goddelijke, want er wordt gezegd: Het Woord was bij God, en God was het Woord; alle dingen zijn door hetzelve gemaakt; en het Woord is Vlees geworden, (Johannes 1:1,3,14); en verder hieruit: dat de Vader en Hij één zijn, (Johannes 10:30); dat alle dingen van de Vader van Hem zijn, (Johannes 3:35; 16 : 15); dat Hij in de Vader en de Vader in Hem is, (Johannes 14:10,11 enz.); en verder hieruit, dat Zijn Goddelijke evenmin van Zijn Menselijke kan gescheiden worden, als de ziel van het lichaam. Wanneer dus gezegd wordt, dat de Heer geheel en al ten aanzien van Zijn Menselijke in het Heilig Avondmaal is, zo volgt hieruit, dat Zijn Goddelijke waar vanuit het is, tevens ook daarin is. Daar nu Zijn Vlees het Goddelijk Goede van Zijn Liefde betekent, en het Bloed het Goddelijk Ware van Zijn Wijsheid, is het duidelijk, dat de Heer geheel en al, zowel ten aanzien van het Goddelijke als ten aanzien van het verheerlijkt Menselijke, alomtegenwoordig is in het Heilig Avondmaal; bijgevolg, dat het geestelijk eten is.

 

 

Hoe wordt deze verbinding bewerkstelligd?

Wanneer de mens aan het Brood deelneemt, hetwelk het Lichaam is, wordt hij met de Heer verbonden door het goede van de liefde tot Hem van Hem; en wanner hij aan de Wijn deelneemt, welke het Bloed is, wordt hij met de Heer verbonden door het goede van het geloof in Hem van Hem.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 213.

Uit deze dingen blijkt, dat de mens wanneer hij het Brood neemt, dat het Lichaam is, verbonden wordt met de Heer door het goede van de liefde tot Hem uit Hem; en dat hij, wanneer hij de Wijn neemt, die het Bloed is, verbonden wordt met de Heer door het goede van het geloof in Hem uit Hem. Maar men moet weten, dat de verbinding met de Heer door het Sacrament van het Avondmaal alleen geschiedt bij hen die in het goede van de liefde tot en van het geloof in de Heer uit de Heer zijn. Bij dezen is er door het Heilig Avondmaal verbinding; bij de overigen is er tegenwoordigheid en niet verbinding.

 

Hoe kan het Heilig Avondmaal, een uitwendig iets van de eredienst, dit bewerken?

Omdat het tegelijkertijd innerlijk is, de volheid van de Heer en het volheid van Zijn verlossing daarin is.  

 

WCR 716. Zie twee vragen terug.

 

 

Bij wie is het Heilig Avondmaal uitwendig en tegelijkertijd innerlijk?

Bij degenen die niet het brood en de wijn vereren, maar de Heer, Die hierdoor wordt uitgebeeld en van Wie is het Heilige van de liefde, van de naastenliefde en van het geloof.

Hemelse Verborgenheden 4700 (gedeeltelijk):

Zij die daar in het uitwendige zonder het innerlijk zijn, eten in het Heilig Avondmaal het brood en drinken de wijn, en denken niets anders dan dat het moet worden gedaan omdat het geboden en door de Kerk aanvaard is; en sommigen van hen geloven dat het brood heilig is en de wijn heilig is. Niet echter dat in het brood en in de wijn het heilige is uit hoofde hiervan dat het brood het heilige van de liefde en van de naastenliefde in de hemel is, en dat de wijn het heilige van de naastenliefde en van het geloof daar is, maar zij die in de uitwendige eredienst zijn en tevens in de innerlijke, aanbidden niet het brood en de wijn, maar de Heer Die zij uitbeelden, vanuit Wie het heilige van de liefde, van de naastenliefde, en van het geloof is, en dit niet vanuit de leer, maar vanuit de liefde, de naastenliefde, en het geloof, toegeëigend aan het leven.

 

 

Bij wie is het Heilig Avondmaal alleen uitwendig?

Bij degenen die alleen denken dat het gedaan moet worden omdat het bevolen is en door de Kerk aangenomen, of die geloven dat het brood en de wijn heilig is.

Hemelse Verborgenheden 4700

Zie bij de vorige vraag.

 

Zijn het brood en de wijn niet heilig?

Het brood en de wijn worden heilig alleen door de tegenwoordigheid van de Heer; en daarom is, indien de Heer vanwege de zonden van het volk niet daarin tegenwoordig kan zijn, het Heilige afwezig.

Hemelse verborgenheden 10208 (gedeeltelijk):

....het Brood en de Wijn voor het Heilig Avondmaal; zij worden heilig enig en alleen door de tegenwoordigheid van de Heer; om welke reden het heilige, indien de Heer daar niet tegenwoordig kan zijn vanwege de zonden van het volk, afwezig is, omdat het Goddelijk is. Ook worden de heilige dingen van de Kerk ontwijd door de zonden, aangezien zij het Goddelijke daarvan verwijderen.

Apocalyps Onthuld 224 (gedeeltelijk):

De engelen zeiden, dat de waarheid is dat de mens die tot God schouwt en boete doet, door dat Heiligste met de Heer verbonden en in de hemel binnengeleid wordt. Maar degenen vanuit de schare zeiden: ‘Dit is een mysterie’. De engelen antwoordden: ‘Een mysterie is het, niettemin zodanig, dat het verstaan kan worden: het Brood en de Wijn maken dit niet; niet enig Heilige is daarin, maar het stoffelijke Brood en het hemelse Brood, en de stoffelijke Wijn en de hemelse Wijn, stemmen wederzijds met elkaar overeen; en het Hemelse Brood is het Heilige van de liefde, en de Hemelse Wijn is het Heilige van het geloof, beide uit de Heer, en beide de Heer; vandaar de verbinding van de Heer met de mens, en van de mens met de Heer, niet met het brood en de wijn, maar met de liefde en het geloof van de mens die boete heeft gedaan; en de verbinding met de Heer is eveneens de binnenleiding in de hemel’.

 

 

Bewerkt het Heilig Avondmaal niet de vergeving van hun zonden?

Nee, slechts het berouw bewerkt de vergeving ervan, en het Heilig Avondmaal bevestigt de vergeving van de zonden bij hen, die boete doen.

Goddelijke Voorzienigheid 122.

Maar men moet terdege weten dat de mens die boete wil doen tot de Heer alleen moet schouwen. Indien hij schouwt tot God de Vader alleen, kan hij niet gezuiverd worden; noch indien hij ziet tot de Vader om de Zoon; noch indien hij ziet tot de Zoon als alleen mens. immers, er is één God, en de Heer is Hij, want het Goddelijke en het Menselijke van Hemzelf is één Persoon. Opdat ieder die boete wil doen tot de Heer alleen zal schouwen, is het Heilig Avondmaal ingesteld, hetwelk de vergeving van de zonden bevestigt bij hen die boete doen. Het bevestigt omdat in dat Avondmaal of die Communie ieder gehouden is alleen tot de Heer te schouwen.

Apocalyps Ontvouwd 1006.

"Gezegend hij die waakt" (Openbaring 16:15); dat dit betekent de gelukzalige staat van hen die tot de Heer schouwen, staat vast uit de betekenis van gezegend, wat is in de gelukzalige staat zijn; en uit de betekenis van waken, wat is zich het geestelijk leven verwerven; en dit wordt verworven daardoor dat de mens tot de Heer schouwt, omdat de Heer het Leven zelf is, dan is hij in het ‘wakker-zijn’. Wanneer hij echter in het leven uit zichzelf is, dan is hij in slaap; of, wat hetzelfde is, als de mens in het geestelijk leven is, dan is hij in het wakker-zijn; wanneer hij echter in het natuurlijk leven is gescheiden van het geestelijk leven, dan is hij in slaap; en de dingen die de mens dan ziet, daarmede is het gesteld als met de dingen die de mens ziet in de droom. Dit leven wordt ook verstaan onder slapen en insluimeren in het Woord, zoals in, (Mattheüs 13:25; 25:5,6; Markus 4:26,27; 13:36; Jesaja 5:27; Jeremia 51:39,57; Psalm 13:4; Psalm 76:7, en elders); hieruit blijkt wat waken betekent.

Voortzetting over het zesde Gebod: "Doch men moet weten dat de echtbreuken meer en minder hels en gruwelijk zijn: de echtbreuken afkomstig uit de zwaardere boze dingen en de valse dingen daaruit, zijn ook zwaarder, en uit mildere boze dingen en de valse dingen daaruit zijn milder. De echtbreuken immers stemmen overeen met de echtbrekingen van het goede en met de vervalsingen daaruit van het ware. De echtbrekingen van het goede zijn in zich boze dingen, en de vervalsingen van het ware zijn in zich valse dingen; volgens de overeenstemmingen daarmee zijn de hellen gerangschikt in geslachten en in soorten: lijkachtige hellen hebben zij voor wie de verkrachtingen van vrouwen-echtgenoten verrukkingen zijn geweest; drekachtige hellen hebben zij voor wie de schofferingen van maagden verrukkingen zijn geweest; afgrijselijke slijmerige hellen hebben zij voor wie de verscheidenheden en de veranderingen van hoeren verrukkingen zijn geweest; en vunzige hellen hebben de overigen. Sodomitische hellen hebben zij die in de boze dingen zijn geweest vanuit de liefde van overheersen over allen, alleen vanuit het verkwikkelijke van de overheersing, en in geen verkwikkelijke van het nut. Van hen die het geloof hebben gescheiden van de goede werken, zowel in leer als in leven, ademen echtbreuken uit zoals een zoon met de moeder of met een tante; van hen die het Woord hebben bestudeerd alleen om de roem, en niet ter wille van geestelijke nutten, ademen echtbreuken uit zoals van een vader met de schoondochter. Van hen die geloven dat de zonden vergeven worden door het Heilig Avondmaal, en niet door de boetedoening in het leven, ademen echtbreuken uit zoals van een broeder met de zuster; van hen die het Goddelijke geheel en al ontkennen, ademen schandelijke dingen met beesten uit; en zo voort. Dat zij zulke hellen hebben is vanwege de overeenstemming met de echtbrekingen en bevuilingen van het goede en het ware."

 

Wie zijn het die waardig tot het Avondmaal gaan?

Degenen die in het geloof in de Heer en in de liefde jegens de naaste zijn, aldus die wederverwekt zijn.

Ware Christelijke Religie 722.

Dat God, de Naastenliefde en het Geloof de drie universele dingen van de Kerk zijn, aangezien zij de drie universele heilsmiddelen zijn, weet, erkent en beseft ieder Christen, die het Woord doorvorst. Dat God moet worden erkend, opdat men godsdienst en iets van de Kerk in zich kan hebben, zegt reeds de rede zelf, wanneer er iets geestelijks in is. Wie daarom het Heilig Avondmaal nadert, en God niet erkent, ontwijdt het; want hij ziet met het oog het brood en de wijn, en proeft ze met de tong, maar het gemoed denkt: "Wat zijn dit anders dan onverschillige dingen op mijn tafel; maar toch doe ik mee, om niet door de geestelijkheid en vandaar door het gemene volk in de slechte roep gebracht te worden, dat ik een godloochenaar ben." Dat na de erkenning van God de naastenliefde het tweede middel is dat maakt dat iemand waardig nadert, blijkt zowel uit het Woord, als uit de toespraken die in de gehele Christelijke wereld vóór het naderen tot het Heilig Avondmaal worden voorgelezen. Uit het Woord: dat het eerste gebod en voorschrift is, dat men God boven alles zal liefhebben, en de naaste als zichzelf, (Mattheüs 22:34 tot 39; Lukas 15:25 tot 28). Voorts bij Paulus: dat er drie dingen zijn, die tot het heil bijdragen, en dat de voornaamste van deze de naastenliefde is, (I Corinthiërshe 13:13); alsmede hieruit: Wij weten, dat God de zondaars niet hoort, maar zo iemand God vereert, en Zijn wil doet, die hoort Hij, (Johannes 9:31). Eenieder, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen (Mattheüs 7:9,20; Lukas 3:8,9).

Uit de toespraken, die in de gehele Christelijke wereld vóór het naderen tot het Heilig Avondmaal worden voorgelezen: hierin wordt men overal ernstig vermaand in de naastenliefde te zijn door verzoening en berouw, waaruit ik – Swedenborg - hier alleen het volgende wil citeren, en wel uit de toespraak tot de communicanten in Engeland:

"Dit is de weg, en dit is het middel om waardig deel te nemen aan het Heilig Avondmaal. Het eerste is dit, dat eenieder de handelingen en de wandel van zijn leven naar het richtsnoer van Gods geboden zal onderzoeken; en wanneer hij bemerkt, dat hij in welke dan ook met de wil en het woord, of met daden overtreden heeft, dat hij dan zijn zondige natuur zal beklagen, en voor de Almachtige God daarvan belijdenis aflegt, met het vaste voornemen, zijn leven te beteren. En wanneer hij bemerkt, dat zijn overtredingen van dien aard zijn, dat zij niet alleen tegen God, maar ook tegen de naaste zijn, zo zal hij zich met hem verzoenen, en terstond bereid zijn tot herstel en voldoening uit al zijn vermogen voor alle, de ander aangedaan onrecht en kwaad; en eveneens zal hij terstond bereid zijn de anderen hun beledigingen te vergeven, gelijk hij wil, dat zijn beledigingen door God vergeven worden; anders zal de aanneming van het Heilig Avondmaal niets anders doen dan de verdoemenis verzwaren. Zo er derhalve iemand onder u is, die God lastert, Zijn Woord kleineert en bespot, of in boosaardigheid of in kwaadwilligheid, of in een andere grote misdaad is, doe dan boete voor uw zonden; zo niet, nader dan niet tot het Heilig Avondmaal; anders zal na de aanneming van het Heilig Avondmaal de duivel in u varen, gelijk hij in Judas voer, en u met alle ongerechtigheid vervullen, en zowel uw lichaam als uw ziel verderven."

Dat het Geloof in de Heer het derde middel is tot een waardig genot van het Heilig Avondmaal, komt omdat de naastenliefde en het geloof één uitmaken, zoals de warmte en het licht in de lentetijd, uit welke beide, wanneer zij verbonden zijn, elke boom herboren wordt. Op dezelfde wijze leeft elk mens uit de geestelijke warmte, die de naastenliefde is, en uit het geestelijk licht, dat de waarheid van het geloof is. Dat het geloof in de Heer dit bewerkt, blijkt uit de volgende plaatsen: Die in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid, maar leven, (Johannes 11:26,26); Dit is de wil van de Vader, dat eenieder, die in de Zoon gelooft, het eeuwige leven hebbe (Johannes 6:40); Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enigverwekte Zoon gegeven heeft, opdat eenieder die in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe, (Johannes 3:15,16); Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon niet gelooft, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem ,(Johannes 3:36); Wij zijn in de waarheid, in de Zoon Gods, Jezus Christus; Deze is de ware God en het eeuwige leven, ( I Johannes 5:20,21).

 

 

Vergelijk de twee Sacramenten als poorten:

De Doop als eerste poort leidt de mens de Kerk binnen en stelt hem in verbinding met de hemel. Het Heilig Avondmaal als de tweede poort leidt hem de Hemel binnen en verbindt hem met de Heer.

Ware Christelijke Religie 677.

Dat de Doop de inleiding in de Christelijke Kerk is, blijkt uit vele dingen, bijvoorbeeld uit het volgende: 1. Dat de Doop in de plaats van de besnijdenis werd ingesteld, en dat evenals de besnijdenis een teken was, dat men tot de Israëlitische Kerk behoorde, de Doop een teken is, dat men tot de Christelijke Kerk behoort; en het teken bewerkt niets anders, dan dat men erkend wordt, zoals men aan de kleine kinderen van twee moeders lintjes van verschillende kleur bindt om ze van elkaar te onderscheiden en niet te verwisselen. 2. Dat de Doop slechts een teken van de inleiding in de Kerk is, blijkt duidelijk uit de Doop van kleine kinderen, die geheel en al van rede verstoken zijn, en niet geschikter om iets van het geloof op te nemen dan de nieuwe takken van de boom. 3. Dat niet alleen kleine kinderen gedoopt worden, maar ook alle vreemde bekeerlingen, die tot de Christelijke godsdienst bekeerd worden, zowel jonge als oudere, en dit eer zij onderwezen zijn, op de belijdenis alleen, dat zij het Christendom willen omhelzen, waarin zij door de Doop worden ingewijd. Dit deden ook de Apostelen, overeenkomstig de woorden van de Heer: dat zij alle natiën tot discipelen zouden maken en hen dopen (Mattheüs 28:19). 4. Dat Johannes allen, die tot hem kwamen uit Judea en Jeruzalem, doopte in de Jordaan (Mattheüs 3:6; Markus 1:5). Dat het in de Jordaan geschiedde vond hierin zijn oorzaak, dat deze rivier de toegang was tot het land Kanaän, en door het land Kanaän de Kerk werd aangeduid, die daar was, en vandaar door de Jordaan de inleiding in de Kerk wordt uitgebeeld, maar dit geschiedt op aarde. In de hemelen echter worden de kleine kinderen door de Doop in de Christelijke hemel binnengeleid, en hun worden daar door de Heer engelen toegewezen, die voor hen zorg dragen. Zodra daarom de kleine kinderen gedoopt zijn, worden engelen over hen aangesteld, door wie zij in een staat worden gehouden om het geloof in de Heer te ontvangen. Maar naarmate zij opgroeien, en over zichzelf beginnen te beschikken en zich in het bezit van eigen rede te verheugen, verlaten de beschermengelen hen, en trekken zijzelf zulke geesten naar zich toe, die met hun leven en geloof één maken; hieruit blijkt duidelijk, dat de Doop de inlijving onder de Christenen ook in de geestelijke wereld is.

Ware Christelijke Religie 719.

De Heer is tegenwoordig bij diegenen, die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen, en opent voor hen de Hemel, en Hij is ook tegenwoordig bij hen, die onwaardig naderen, maar voor dezen opent Hij de Hemel niet. Zoals dus de Doop de inleiding is in de Kerk, evenzo is het Heilig Avondmaal de inleiding in de hemel.

In de twee volgende artikelen wordt daarover gehandeld wie degenen zijn, die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen; want uit het ene, dat bevestigd wordt, laat zich het andere kennen door de tegenoverstelling. Dat de Heer zowel bij de waardigen als bij de onwaardigen tegenwoordig is, komt omdat Hij alomtegenwoordig is, zowel in de hemel als in de hel, alsmede in de wereld, bijgevolg evenzeer bij de bozen als bij de goeden. Maar bij de goeden, dat wil zeggen, bij de wederverwekten, is Hij universeel en afzonderlijk tegenwoordig, want de Heer is in hen en zij in de Heer, en waar de Heer is, daar is de hemel. De hemel maakt ook het ‘Lichaam des Heren’, daarom wil "in Zijn Lichaam zijn" tevens zeggen: in de hemel zijn. Maar de tegenwoordigheid van de Heer bij hen, die onwaardig naderen, is Zijn universele tegenwoordigheid, maar niet de afzonderlijke, of, wat hetzelfde is, de uitwendige tegenwoordigheid, en niet tevens de innerlijke. En Zijn universele, of uitwendige tegenwoordigheid maakt, dat de mens als mens leeft, en zich verheugt in het bezit van het vermogen om te weten, te verstaan, en uit het verstand redelijk te spreken De mens is immers voor de hemel geboren, en daarom ook een geestelijk wezen en niet als het beest slechts een natuurlijk wezen. Hij verheugt zich ook in het bezit van het vermogen die dingen te willen en te doen, die het verstand kan weten, verstaan, en vandaar redelijk spreken. Wanneer de wil zich echter kant tegen de waarlijk redelijke dingen van het verstand, die innerlijk ook geestelijke dingen zijn, dan wordt de mens uitwendig. Daarom is de tegenwoordigheid van de Heer bij hen, die alleen verstáán wat waar en goed is, een universele of uitwendige tegenwoordigheid; terwijl bij hen, die het ware en het goede ook willen en doen, de tegenwoordigheid van de Heer zowel een universele als een afzonderlijke, of zowel een innerlijke als een uitwendige is. Zij die de waarheden en goedheden alleen maar verstaan en spreken, zijn vergelijkenderwijs de dwaze maagden, die lampen maar geen olie hadden; maar zij die de waarheden en goedheden niet slechts verstaan en spreken, maar ze ook willen en doen, zijn de voorzichtige maagden, die tot de bruiloft werden binnengelaten, terwijl de eerder genoemde buiten stonden en aanklopten, maar niet binnengelaten werden, (Mattheüs 25:1 tot 12). Hieruit blijkt dat de Heer tegenwoordig is bij diegenen, die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen, en voor hen de hemel opent, en dat Hij ook tegenwoordig is bij hen, die onwaardig naderen, maar dat Hij voor dezen de hemel niet opent.

Ware Christelijke Religie 720.

Maar men moet niet geloven, dat de Heer voor hen, die onwaardig naderen, de hemel toesluit; dit doet Hij voor geen mens tot aan het uiterste van zijn leven in de wereld, maar de mens sluit die voor zichzelf; en hij doet dit door verwerping van het geloof en door het boze van het leven. Niettemin wordt de mens voortdurend in een staat van mogelijke boetedoening en bekering gehouden, want de Heer is bestendig aanwezig, en dringt er op aan om ontvangen te worden; want Hij zegt: ‘Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en opendoen, Ik zal inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij’, (Openbaring 3:20). Daarom is de mens, die de deur niet opent, zelf schuld. Anders wordt het na de dood: dan is de hemel gesloten en kan niet geopend worden voor hen, die tot het einde van hun leven de Heilige Tafel onwaardig genaderd zijn, want dan zijn de innerlijke dingen van hun gemoed vastgelegd en bestendigd.

Ware Christelijke Religie 721.

Dat de Doop de inleiding in de Kerk is, werd in het hoofdstuk over de Doop aangetoond; dat echter het Heilig Avondmaal de inleiding in de hemel is, blijkt uit hetgeen eerder gezegd is, indien men het heeft begrepen. Deze twee Sacramenten, Doop en Heilig Avondmaal, zijn als twee poorten tot het eeuwige leven. Ieder Christelijk mens wordt door de Doop, die de eerste poort is, binnengelaten en ingeleid in die dingen, die de Kerk uit het woord over het andere leven leert, en al deze dingen zijn middelen, waardoor de mens tot de hemel voorbereid en geleid kan worden. De andere poort is het Heilig Avondmaal; daardoor wordt elk mens die zich uit de Heer heeft laten voorbereiden en leiden, in de hemel binnengelaten en ingeleid; meer universele poorten bestaan er niet. Deze twee kunnen vergeleken worden bij een tot regering geboren prins, namelijk dat hij in de eerste plaats in de voor die regering vereiste kennis wordt ingeleid; in de tweede plaats volgt zijn kroning en bewind. Ook kunnen zij vergeleken worden bij een tot een grote erfenis geboren zoon, die eerst die dingen leren en in zich opnemen moet, die tot de juiste beschikking over de bezittingen en rijkdommen behoren; daarna volgen het bezit en beheer. Ook kunnen zij vergeleken worden bij de bouw van een huis en bij de bewoning daarvan; alsmede bij de onderwijzing van een mens van kindsbeen af tot op de leeftijd, waarop hij zijn eigen meester wordt en zijn eigen oordeel heeft, en bij zijn redelijk en geestelijk leven daarna. De ene periode moet noodzakelijkerwijs voorafgaan, opdat de volgende bereikt worde, want zonder de eerste is de tweede niet bestaanbaar. Hiermede is toegelicht, dat de Doop en het Heilig Avondmaal als twee poorten zijn, waardoor de mens tot het eeuwige leven wordt binnengeleid, en dat er achter de eerste poort een veld ligt, dat hij moet doorlopen; en dat de tweede het doel is, alwaar de prijs ligt, waarop hij zijn loop gericht heeft. Want de zegepalm wordt niet uitgereikt dan na de worstelkamp, en ook geen prijs dan na de besliste strijd.

Nieuwe Jeruzalem en Haar Hemelse Leer 213.

Uit deze dingen blijkt, dat de mens wanneer hij het Brood neemt, dat het Lichaam is, verbonden wordt met de Heer door het goede van de liefde tot Hem uit Hem; en dat hij, wanneer hij de Wijn neemt, die het Bloed is, verbonden wordt met de Heer door het goede van het geloof in Hem uit Hem. Maar men moet weten, dat de verbinding met de Heer door het Sacrament van het Avondmaal geschiedt alleen bij hen die in het goede van de liefde tot en het geloof in de Heer uit de Heer zijn. Bij dezen is er door het Heilig Avondmaal verbinding; bij de overigen is er tegenwoordigheid en niet verbinding.

 

 

Vergelijk de twee Sacramenten als tekenen:

De Doop is een teken dat de mens opnieuw geboren, of wederverwekt moet worden; het Heilig Avondmaal is een teken en een zegel voor de wederverwekten, dat zij de kinderen van God zijn.

Ware Christelijke Religie 722.

Zie twee vragen terug.

Ware Christelijke Religie 723.

Dat door deze drie: de Heer, de Naastenliefde en het Geloof, als één, de mens wordt wederverwekt, en dat indien iemand niet wederverwekt wordt, hij niet in de hemel kan komen, werd in het hoofdstuk over ‘Hervorming en Wederverwekking’, (hoofdstuk 8) aangetoond. Daarom kan de Heer voor geen anderen dan voor de wederverwekten de hemel openen, en na de natuurlijke dood wordt aan geen anderen daarin toegang gegeven. Onder de wederverwekten, die waardig naderen, worden diegenen verstaan, die innerlijk in deze drie wezenlijke dingen van de Kerk en van de hemel zijn, echter niet diegenen, die het alleen maar uiterlijk zijn; want dezen belijden de Heer niet met de ziel, maar met de tong alleen, en betrachten de naastenliefde jegens de naaste niet met het hart, maar met het lichaam alleen. Van dien aard zijn allen, die de ongerechtigheid werken, overeenkomstig de volgende woorden van de Heer: ‘Alsdan zullen zij beginnen te zeggen: Heer, wij hebben in Uw tegenwoordigheid gegeten en gedronken; maar Ik zal tot ulieden zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers van de ongerechtigheid’, (Lukas 13:26,27).

Ware Christelijke Religie 728.

Dat het Heilig Avondmaal voor hen, die waardig naderen, als een bezegeling en een zegel is, dat zij zonen Gods zijn, komt, omdat, zoals boven gezegd werd, de Heer dan tegenwoordig is, en diegenen in de hemel binnenleidt, die uit Hem geboren, dat wil zeggen, wederverwekt zijn. Het Heilig Avondmaal bewerkt dit, omdat de Heer dan ook naar Zijn Menselijk Wezen aanwezig is; want boven werd aangetoond, dat de Heer in het Heilig Avondmaal geheel en al tegenwoordig is, en Zijn Verlossing geheel en al. Want ten aanzien het Brood zegt Hij: "Dit is Mijn Lichaam", en ten aanzien van de Wijn : "Dit is Mijn Bloed". Bijgevolg neemt Hij hen dan in Zijn Lichaam op, en de Kerk en de hemel maken Zijn Lichaam uit. Wanneer de mens wordt wederverwekt, is de Heer weliswaar tegenwoordig, en bereidt Hij door Zijn Goddelijke werking de mens tot de hemel voor; opdat deze echter daadwerkelijk kan binnentreden, moet de mens zich daadwerkelijk aan de Heer vertonen; en daar de Heer zich daadwerkelijk aan de mens vertoont, moet de mens Hem daadwerkelijk ontvangen; echter niet zoals Hij aan het kruis hing, maar zoals Hij in Zijn verheerlijkt Menselijke is, waarin Hij tegenwoordig is, en waarvan het Lichaam het Goddelijk Goede en het Bloed het Goddelijk Ware is. Deze worden aan de mens gegeven, en door deze wordt de mens wederverwekt, en is hij in de Heer en de Heer in hem; want, zoals boven werd aangetoond, het eten, dat in het Heilig Avondmaal plaats vindt, is een geestelijk eten. Uit deze dingen, wanneer men ze juist beseft, blijkt, dat het Heilig Avondmaal als een bezegeling en een zegel is, dat zij, die waardig naderen, zonen Gods zijn.

Hemel en Hel 329.

Sommige mensen geloven, dat slechts de kinderen, die in de Kerk geboren worden, in de hemel worden toegelaten, maar niet zij, die er buiten geboren worden. Als reden geven zij aan, dat de kinderen in de Kerk gedoopt worden en daardoor in het geloof van de Kerk worden ingewijd. Maar zij weten niet, dat niemand de hemel of het geloof door de Doop verkrijgt; want de Doop is alleen een teken en herinnering dat de mens moet worden wedergeboren, en dat hij, die in de Kerk geboren is, kan wedergeboren worden, omdat de Kerk het Woord bezit, dat de Goddelijke waarheden bevat, waardoor de wedergeboorte tot stand gebracht, en in de Kerk de Heer gekend wordt, door Wie de wedergeboorte komt. Zij mogen daarom weten, dat elk kind, waar ook geboren, hetzij in de Kerk of daarbuiten, hetzij van vrome of goddeloze ouders, door de Heer ontvangen wordt, als het sterft en in de hemel wordt opgevoed. Het wordt daar onderwezen volgens de Goddelijke orde, en doordrongen van de neigingen tot het goede, en daardoor van de kennis van het ware, en later als het toeneemt in doorzicht en wijsheid, wordt het in de hemel geleid en een engel. Eenieder, die redelijk denkt, kan weten, dat niemand voor de hel wordt geboren; maar allen voor de hemel, en dat het de schuld van de mens zelf is, wanneer hij naar de hel gaat; maar dat kinderen geen schuld kunnen hebben.

 

 

volgende hoofdstuk - inhoudsopgave

Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 2010.