Vragen en Antwoorden met Bevestigingen uit de Geschriften van Swedenborg

Hoofdstuk 12 - KERK EN EREDIENST

-

 

Waarom moet er altijd een specifieke Kerk zijn op aarde?

Er moet ergens op aarde een Kerk zijn waar het Woord is en de Heer daardoor bekend is, zelfs al bestaat zij uit betrekkelijk weinigen, opdat er door haar verbinding kan zijn van de Heer met het menselijk geslacht en van de hemel met de wereld.

Leer over de Gewijde Schrift 104.

Er kan geen verbinding met de hemel gegeven worden, tenzij er ergens op aarde een Kerk is, waar het Woord is en hierdoor de Heer bekend is, omdat de Heer is de God van hemel en aarde, en zonder de Heer geen heil. Het is genoeg als er een Kerk is, waar het Woord is, ook al bestaat die uit betrekkelijk weinigen; hierdoor is niettemin de Heer aanwezig overal in het gehele wereldrond, want hierdoor is de hemel verbonden met het menselijk geslacht.

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 5.

Nu zal iets worden gezegd over de Nieuwe Aarde; onder de Nieuwe Aarde wordt verstaan de Nieuwe Kerk op aarde, want toen de vorige Kerk ophield te zijn, werd door de Heer een Nieuwe geïnstaureerd. Er wordt immers door de Heer in voorzien dat er steeds een Kerk is op aarde, want door de Kerk is er verbinding van de Heer met het menselijk geslacht en van de hemel met de wereld; daar immers is de Heer bekend, en daar zijn de Geestelijke Ware dingen waardoor de mens wordt verbonden. Dat de Nieuwe Kerk met de Nieuwe Aarde wordt aangeduid, is vanwege de geestelijke zin van het Woord. In die zin immers wordt niet enig land onder land verstaan, maar de natie zelf daar en haar Goddelijke eredienst; dat immers is het geestelijke in de plaats van het land (of de aarde). Bovendien wordt onder de aarde zonder toegevoegde naam van een streek, in het Woord het land Kanaän verstaan, en in het land Kanaän was de Kerk geweest van de oudste tijden af, daardoor is het geschied dat al de plaatsen die daar waren, en die van alle kanten daaromheen lagen, met de bergen en rivieren, die in het Woord worden genoemd, uitbeeldend en aanduidend zijn geworden voor zulke dingen die de innerlijke van de Kerk zijn, en die haar geestelijke dingen worden genoemd. Vandaar is het, dat, als gezegd werd, onder de aarde (of het land) in het Woord, omdat het land Kanaän wordt verstaan, de Kerk wordt aangeduid; eender hier met de Nieuwe Aarde; hiervandaan komt het, dat het in de Kerk aanvaard is te zeggen het ‘hemels Kanaän’, en daaronder de hemel wordt verstaan. Dat onder het land Kanaän in de geestelijke zin van het Woord de Kerk wordt verstaan, is getoond met verschillende dingen in het werk ‘Hemelse Verborgenheden’, waaruit de volgende dingen mogen worden aangevoerd. Dat de Oudste Kerk, die geweest is vóór de vloed, en de oude Kerk, die geweest is ná de vloed, in het land Kanaän zijn geweest. Dat toen alle plaatsen uitbeeldend zijn geworden voor zulke dingen die zijn in het Rijk van de Heer en in de Kerk. Dat daarom Abraham daarheen te gaan bevolen werd, aangezien bij zijn nakomelingen uit Jakob de uitbeeldende Kerk zou worden gesticht, en het Woord zou worden samengeschreven, waarvan de laatste zin zou bestaan uit uitbeeldende en aanduidende dingen, die daar zijn. Vandaar is het, dat met de aarde en het land Kanaän in het Woord de Kerk wordt aangeduid.

Hemelse Verborgenheden 9276 (gedeeltelijk):

Zoals nu het hart eerst invloeit in de long, en door deze in de ingewanden en de leden van het Lichaam, zo vloeit eveneens de Heer door het goede van de liefde in de innerlijk ware dingen in, en door deze in de uitwendige ware en goede dingen. Hieruit kan men zien, dat er op aarde ten ene male een Kerk moet zijn, en dat zonder haar het menselijk geslacht zou vergaan, want het zou zijn zoals een mens wanneer hij sterft, daar de long en het hart ophouden bewogen te worden.

Laatste Oordeel 74 (gedeeltelijk):

Ik -Swedenborg- heb met engelen verscheidene dingen besproken over de toekomstige staat van de Kerk. Zij zeiden van de toekomst niets te weten, omdat de toekomst alleen aan de Heer bekend is. Maar wel wisten zij dat de slavernij en gevangenschap waarin de mens zich vroeger bevond, is opgeheven; en dat hij nu door de vrijheid die hem is teruggegeven, de innerlijke waarheden beter kan opmerken, en zo meer innerlijk kan worden indien hij dat wil.

 

 

 

Hoe is er verbinding van de Heer en de hemel met degenen buiten de Kerk, waar het Woord niet is?

De Kerk van de Heer is ook universeel en is dus bij allen, die één God erkennen en goed leven.

 

Hemel en Hel 308.

Er is eveneens een verbinding van de hemel door het Woord met hen die buiten de Kerk zijn, waar het Woord niet is, want de Kerk van de Heer is universeel, en is bij allen die het Goddelijke erkennen en in naastenliefde leven. Zij worden ook na het overlijden door de engelen onderricht, en nemen de Goddelijke Ware dingen op. De universele Kerk op aarde is in de aanblik van de Heer zoals één mens, geheel en al zoals de hemel. Maar de Kerk waar het Woord is en waardoor de Heer bekend is, is zoals het hart en zoals de long in de mens. Dat alle inwendige delen en de leden van het gehele lichaam vanuit het hart en de long door verschillende afleidingen het leven trekken, is bekend; en zo doet dat eveneens dat deel van het menselijk geslacht dat leeft buiten de Kerk waar het Woord is, en de leden van die mens samenstelt. De verbinding van de hemel door het Woord met hen die op een afstand zijn, kan ook worden vergeleken met het licht dat zich vanuit het midden overal in het rond voortplant. Het Goddelijk Licht is in het Woord, en daar is de Heer met de hemel tegenwoordig, tengevolge van welke tegenwoordigheid ook zij die verder afstaan, in het licht zijn, anders zou het zijn indien het Woord er niet was. Deze zaken kunnen nog uitvoeriger worden toegelicht door de dingen die boven zijn aangetoond ten aanzien van de vorm van de hemel, volgens welke de vergezelschappingen en de vergemeenschappingen daar zijn. Maar deze verborgenheid is begrijpelijk voor hen die in het geestelijk licht zijn; want zij die in het geestelijk licht zijn, zien ontelbare dingen helder die degenen die alleen in het natuurlijk licht zijn, niet zien, of duister zien.

Leer over de Gewijde Schrift 105.

Hoe echter de tegenwoordigheid en de verbinding van de Heer en de hemel wordt gegeven op aarde door het Woord, zal nu gezegd worden. De algehele hemel is voor de Heer zoals één Mens. Dit is ook zo voor de Kerk, en dat zij ook daadwerkelijk verschijnen als één Mens, zie het werk ‘Hemel en Hel’, hoofdstukken 59 tot 86. In die Mens is de Kerk, waar het Woord wordt gelezen, en waardoor de Heer bekend is, zoals het hart en de long; het hemelse Rijk als het Hart en het geestelijk Rijk als de Long. Evenals vanuit deze beide bronnen van het leven in het menselijk lichaam alle overige ledematen en inwendige delen blijven bestaan en leven, evenzo blijven bestaan en leven al degenen in het gehele wereldrond, bij wie het godsdienstige is, en één God wordt vereerd, en goed wordt geleefd, en daardoor in die Mens zijn. Zij beelden uit de ledematen en inwendige delen die buiten de borstkas zijn, waar hart en long is, en krachtens de verbinding van de Heer en de hemel door het Woord met de Kerk blijven zij bestaan en leven. Want het Woord in de Kerk, ook al is het bij betrekkelijk weinigen, is het leven van de overigen uit de Heer door de hemel, zoals de ledematen en de inwendige delen van het ganse lichaam het leven heeft krachtens het hart en de long; de vergemeenschapping is ook eender. Dit is ook de oorzaak, dat de Christenen, bij wie het Woord wordt gelezen, de borst van die mens uitmaken; zij zijn ook in het midden van allen, en rondom hen zijn de Pauselijken, rondom dezen de Mohammedanen, die de Heer erkennen als de grootste Profeet, en als de Zoon van God. Na dezen echter zijn de Afrikanen en de laatste omtrek maken de natiën en de volken uit in Azië en in Indië. Ook schouwen allen die in deze mens zijn, naar het middelpunt, waar de Christenen zijn.

 

 

Hoe wordt de Kerk op aarde door de Heer gezien?

De universele Kerk is zoals één mens voor de Heer; de Kerk waar het Woord wordt gelezen is zoals het hart en de longen; het hemels Rijk zoals het Hart, en het Geestelijk Rijk zoals de Longen.

Leer over de Gewijde Schrift 105.

Hoe echter de tegenwoordigheid en de verbinding van de Heer en de hemel wordt gegeven in alle landen door het Woord, zal nu gezegd worden. De algehele hemel voor de Heer is zoals één Mens, eender de Kerk. Dat zij ook daadwerkelijk verschijnen als één mens, zie men in het Werk ‘Hemel en Hel’, nr.59 tot 86. In die Mens is de Kerk, waar het Woord wordt gelezen, en waardoor de Heer bekend is, zoals het hart en zoals de long: het hemels rijk als het hart, en het geestelijk rijk als de long. Evenals vanuit deze beide bronnen van het leven in het menselijk lichaam alle overige ledematen en inwendige delen, blijven bestaan en leven, evenzo ook blijven bestaan en leven al degenen in het gehele wereldrond, bij wie het godsdienstige is, en één God wordt vereerd, en goed wordt geleefd, en daardoor in die Mens zijn, en de ledematen en de inwendige delen ervan weergeven buiten de borstkas, waar hart en long is, en krachtens de verbinding van de Heer en de hemel door het Woord met de Kerk blijven bestaan en leven. Want het Woord in de Kerk, ook al is het bij betrekkelijk weinigen, is het leven voor de overigen uit de Heer door de hemel, zoals van de ledematen en de inwendige delen van het gehele lichaam het leven is krachtens het hart en de long; de vergemeenschapping is ook eender. Dit is ook de oorzaak, dat de Christenen, bij wie het Woord wordt gelezen, de borst van die Mens uitmaken. Zij zijn ook in het midden van allen, en rondom hen zijn de Pauselijken, rondom dezen de Mohammedanen, die de Heer erkennen als de Grootste Profeet, en als de Zoon van God. Na dezen echter zijn de Afrikanen, en de laatste omtrek maken de natiën en de volken uit in Azië en in Indië; over welke ordening van hen men zie het Werk ‘over het Laatste Oordeel’, nr.48. Ook schouwen allen die in deze Mens zijn, naar het middelpunt, waar de Christenen zijn.

 

 

Hoe kan de Kerk, waar het Woord gelezen wordt, als hart en longen dienen voor de universele Kerk?

Door de Kerk in de hemel, door middel waarvan allen op aarde die in het goede leven overeenkomstig hun godsdienst in verbinding zijn. NJ 224; HV 3263.

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 224.

Dit innerlijke is bij elk mens die wordt geboren; het is zijn uitwendige door middel waarvan hij de dingen uitwerkt die van het geloof en van de liefde zijn. Het is het innerlijk dat de geest wordt genoemd, en het uitwendige dat het lichaam wordt genoemd. Het uitwendige dat het lichaam wordt genoemd, is aangepast aan de nutten in de natuurlijke wereld. Dit wordt afgeworpen wanneer de mens sterft: maar het innerlijk, dat de Geest wordt genoemd, is aangepast aan de nutten in de geestelijke wereld; dit sterft niet. Dit innerlijk dan is een goede geest en een engel, indien de mens in de wereld goed was geweest; maar een boze geest, indien de mens in de wereld boos was geweest.

Hemelse Verborgenheden 3263 (gedeeltelijk):

Wat de geestelijke Kerk van de Heer betreft, moet men weten dat zij zich over het gehele aardrijk uitstrekt, want zij is niet beperkt tot hen, die het Woord hebben en vandaar de Heer kennen, en enige waarheden van het geloof, maar zij is ook bij hen, die het Woord niet hebben en daarom in volslagen onwetendheid verkeren ten aanzien van de Heer, en bijgevolg generlei waarheden van het geloof weten - want alle waarheden van het geloof betreffen de Heer - dat wil zeggen, bij de van de Kerk verwijderde heidenen; want er zijn er verscheidenen onder hen, die door een redelijk schijnsel weten, dat er één God is, dat Hij alle dingen heeft geschapen en dat Hij alle dingen in standhoudt, voorts dat van Hem al het goede, bijgevolg al het ware komt, en dat de gelijkenis met Hem de mens zalig maakt. Bovendien leven zij overeenkomstig hun godsdienstigheid, in de liefde tot die God, en in de liefde jegens de naaste; uit de aandoening van het goede doen zij de werken van de naastenliefde, en uit de aandoening van het ware vereren zij het Hoogste Wezen. Zij die onder de heidenen van deze aard zijn, zijn diegenen, die zich in de geestelijke Kerk van de Heer bevinden.

 

Hoe kunnen zij die in valsheden van de godsdienst zijn in de hemel worden opgenomen?

Indien zij een goed leven hebben geleid ontvangen zij van engelengezelschappen die in het licht van het Woord zijn, onderricht in de Leer van het Nieuwe Jeruzalem.

Leer over de Gewijde Schrift 106.

In het midden, waar de Christenen zijn, die het Woord hebben, is het meeste licht; het licht immers in de hemelen is het Goddelijke Ware voortgaande uit de Heer als Zon daar, en omdat het Woord dat Goddelijk Ware is, is het meeste licht daar, waar degenen zijn die het Woord hebben. Het licht verbreidt zich van daar als uit zijn centrum rondom naar alle omtrekken tot aan laatsten toe; daar vandaan is de verlichting van de natiën en de volken buiten de Kerk ook door het Woord. Dat het licht in de hemelen is het Goddelijk Ware voortgaande uit de Heer, en dat dit licht inzicht geeft niet slechts aan de engelen, maar ook aan de mensen zie men in het werk ‘Hemel en Hel’, nr. 126-140.

Hemel en Hel 516.

Alle onderricht daar geschiedt vanuit de leer die vanuit het Woord is, en niet vanuit het Woord zonder leer. De Christenen worden onderricht vanuit de Hemelse Leer, welke geheel en al samenstemt met de innerlijke zin van het Woord. De overigen, zoals de Mohammedanen, en de natiën, worden onderricht vanuit aan hun bevatting aangepaste leren, die van de hemelse leer slechts hierin verschillen dat het geestelijk leven wordt geleerd door middel van een zedelijk leven dat in harmonie is met de goede dogma's van hun godsdienst, vanuit welke zij hun leven in de wereld hebben afgeleid.

Ware Christelijke Religie 799.

Ik -Swedenborg- heb gesproken met verschillende anderen, zowel met de volgelingen van deze drie als met ketters, en het werd mij gegeven de gevolgtrekking te maken, dat diegenen onder hen, die een leven van naastenliefde hebben geleid, en meer nog degenen die het ware hebben liefgehad omdat dit het ware is, zich in de geestelijke wereld laten onderrichten, en de leerstellige dingen van de Nieuwe Kerk aannemen.

 

Wat is het, dat de echtheid van de Kerk verzekerd?

De zuiverheid van haar Leer uit het Woord, de integriteit van haar leiders en het goede van het leven bij allen die haar samenstellen.

Ware Christelijke Religie 245 (gedeeltelijk):

Dat de Kerk overeenkomstig haar Leer is, en dat de Leer uit het Woord is, is bekend. Toch is het niet de Leer, die de Kerk grondvest, maar de integriteit en de zuiverheid van de Leer, bijgevolg het verstand van het Woord. De speciale Kerk echter, die bij ieder mens afzonderlijk is, grondvest en maakt niet de leer, maar het geloof en het leven overeenkomstig de leer. Zo ook grondvest en maakt niet het Woord de Kerk in het bijzonder bij de mens, maar het geloof overeenkomstig de waarheden en het leven overeenkomstig de goedheden die hij daaruit put en op zich toepast. Het Woord is als een mijn, waarvan de diepten rijk zijn aan goud en zilver, en als een mijn, waarin al innerlijker en innerlijker steeds kostbaarder stenen verborgen liggen. Deze mijnen worden geopend al naar het verstand van het Woord, zoals het in zichzelf, in zijn schoot en in zijn diepte is, anders zou het Woord geen Kerk bij de mens maken.

Ware Christelijke Religie 510.

De gemeenschap, die de Kerk wordt genoemd, bestaat uit evenzovele mensen als in wie de Kerk is; en de Kerk gaat bij de mensen binnen wanneer hij wordt wederverwekt; en eenieder wordt wederverwekt daardoor, dat hij zich onthoudt van de boosheden van de zonden, en ze ontvlucht als iemand zou doen, wanneer hij de helse benden zag met fakkels in de hand, met het voornemen hem te overvallen en op de brandstapel te werpen. Er zijn tal van dingen, die de mens bij het voortgaan in de eerste tijden van het leven voorbereiden tot de Kerk, en hem daarin binnenleiden; maar de middelen waardoor de Kerk wordt gevestigd bij de mens, zijn de handelingen van het berouw. De handelingen van het berouw zijn al die handelingen die bewerken dat hij de boosheden, die zonden zijn tegen God, niet wil en vandaar niet doet; want vooraleer dit geschiedt, staat de mens buiten de wederverwekking. Indien dan enige gedachte over de eeuwige zaligheid in hem opkomt, keert hij zich naar haar toe, maar terstond daarop keert hij zich van haar af; want zij dringt niet verder in de mens dan de voorstellimg van zijn denken, en gaat vandaaruit in de woorden van de spraak, en wellicht ook in enige met de spraak overeenkomende gebaren. Maar wanneer zij daarentegen in de wil binnengaat, is zij in de mens, want de wil is de mens zelf, aangezien zijn liefde daar woont. Maar de gedachte is buiten de mens, tenzij die van zijn wil uitgaat. Gebeurt dit, dan werken wil en gedachte als één tezamen, en maken tezamen de mens. Hieruit volgt, dat het berouw, om berouw te zijn, en om zijn werking in de mens te doen, tot de wil en vandaar tot de gedachte moet behoren, en niet tot de gedachte alleen, maar ook daadwerkelijk moet zijn en niet uitsluitend mondeling. Dat het berouw de eerste fase van de Kerk is, blijkt duidelijk uit het Woord. Johannes de Doper, die vooruitgezonden werd, om de mensen tot de Kerk voor te bereiden, welke de Heer zou stichten, predikte, toen hij doopte, tevens het berouw, om welke reden zijn doop de ‘doop van het berouw’ wordt genoemd; en dit was daarom, dat door de doop de geestelijke wassing werd aangeduid, die een reiniging van zonden is. Dit deed hij in de Jordaan, omdat de Jordaan de inleiding in de Kerk betekende, want deze was de eerste grens van het land Kanaän, al waar de Kerk was. De Heer zelf predikte ook het berouw tot vergeving van de zonden, waardoor Hij leerde, dat het berouw het eerste fase van de Kerk is, en dat voor zoveel de mens boete doet, bij hem de zonden verwijderd worden, en voor zoveel deze verwijderd worden, zij vergeven worden. Bovendien gebood de Heer de twaalf apostelen, alsmede de zeventig mannen, die Hij uitzond, dat zij berouw zouden prediken. Hieruit blijkt duidelijk, dat het berouw het eerste fase van de Kerk is.

Ware Christelijke Godsdienst 784 (gedeeltelijk):

Dat de nieuwe hemel eerder gevormd wordt dan de Nieuwe Kerk op aarde, is overeenkomstig de Goddelijke Orde; want er is een innerlijke en een uitwendige Kerk, en de innerlijke Kerk maakt één met de Kerk in de hemel, dus met de hemel; en het innerlijke moet eerder gevormd worden dan het uitwendige, en daarna het uitwendige door het innerlijke; dat dit zo is, is bij de geestelijkheid in de wereld bekend. Naarmate deze nieuwe hemel, welke het innerlijke van de Kerk bij de mens maakt, groeit, naar die mate daalt uit die hemel het Nieuwe Jeruzalem, dat wil zeggen, de Nieuwe Kerk, neer. Daarom kan dit niet in één ogenblik geschieden, maar het geschiedt naarmate de valsheden van de vorige Kerk verwijderd worden. Want het nieuwe kan daar niet binnentreden, waar tevoren valsheden zijn ingeplant, tenzij deze uitgeroeid worden. Dit moet gebeuren bij de geestelijkheid en ook zo bij de leken.

Canons, De Verlossing 1:9-12.

Deze vloeien in de primaten van de Kerk, en uit hen in het volk, zoals uit het hoofd in het lichaam. Er zijn twee oorzaken waarom valsheden in de primaten invloeien: de ene is de liefde tot heersen vanuit eigenliefde, de andere is het inzicht vanuit het eigene en niet vanuit de Heilige Schrift. Dan vloeien vanuit één valse meer valsheden in een samenhangende reeks, en dit totdat niets van het ware over is. De Heilige Schrift wordt, wanneer zij toegepast wordt op bevestigingen, dan geheel en al vervalst, en zo gaat de Kerk te gronde.

Wie behoren tot de uitwendige Kerk?

Zij die het ware en het goede weten en daaruit handelen; aldus die de naaste het goede doen en de Heer aanbidden louter uit gehoorzaamheid van geloof.

Hemelse Verborgenheden 1098 (gedeeltelijk):

De mens van de innerlijke Kerk schrijft aan de Heer toe al het goede wat hij doet en al het ware wat hij denkt De mens van de uiterlijke Kerk echter weet dit niet, en doet niettemin het goede. De mens van de innerlijke Kerk maakt de godsdienst van de Heer uit de naastenliefde tot het eigenlijke wezen, en wel de innerlijke godsdienst, en de uiterlijke godsdienst beschouwt hij niet zo als wezenlijk. De mens van de uiterlijke Kerk maakt de uiterlijke godsdienst tot het eigenlijke wezen, en wat de innerlijke godsdienst is, weet hij niet, hoewel hij deze heeft. Daarom gelooft de mens van de innerlijke Kerk tegen het geweten te handelen, wanneer hij de Heer niet uit het innerlijk vereert; de mens van de uiterlijke Kerk echter gelooft tegen het geweten te handelen, wanneer hij de uiterlijke riten niet in acht neemt. In het geweten van de mens van de innerlijke Kerk zijn vele dingen, want hij weet vele dingen ten aanzien van de innerlijke zin van het Woord; maar in het geweten van de mens van de uiterlijke Kerk zijn minder dingen, daar hij weinig dingen weet over de innerlijke zin van het Woord.

Hemelse Verborgenheden 8726.

‘En hij maakte hen tot hoofden van het volk’; dat dit de invloed in die ware dingen betekent, staat vast uit de betekenis van mannen van kloekheid, die hier degenen zijn die hij tot hoofden over het volk maakte, en dit zijn de ware dingen waarmee het goede kan worden verbonden. Uit de uitbeelding van Mozes, zijnde het Ware onmiddellijk uit het Goddelijke en van de betekenis van hen tot hoofden maken, wat is het invloeien en zo kwalificeren, opdat het Ware onmiddellijk uit het Goddelijke door middel daarvan de mens van de Kerk kan leiden door het goede. Hoe het hiermee is gesteld, kan vaststaan uit de dingen, die eerder zijn gemeld, namelijk dat de mens die wordt wederverwekt eerst wordt geleid door het ware dat van het geloof is, maar dat hij, wanneer hij is wederverwekt, wordt geleid door het goede dat van de naastenliefde is. In de eerste staat, namelijk wanneer hij door het ware wordt geleid, vloeit de Heer in door het Goddelijk Ware dat onmiddellijk uit Hem voortgaat; maar in de tweede staat, namelijk wanneer hij door het goede wordt geleid, vloeit de Heer in door het Ware dat zowel onmiddellijk als middellijk uit Hem voortgaat; en dat de middellijke invloed evenzeer uit de Heer is als de onmiddellijke invloed

Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer 246 (gedeeltelijk):

Dat de Kerk in het bijzonder daar is waar het Woord is, en daardoor de Heer bekend is, en dus waar de Goddelijke Ware dingen zijn onthuld. Dat de Kerk is innerlijk en uitwendig. Dat de innerlijke Kerk is de liefde tot de Heer en de naastenliefde jegens de naaste. Vandaar dat zij die in de aandoening van het goede en het ware zijn krachtens de liefde tot de Heer en krachtens de naastenliefde jegens de naaste, de innerlijke Kerk samenstellen, en dat zij die in de uitwendige eredienst vanuit de gehoorzaamheid en het geloof zijn, de uitwendige Kerk samenstellen. Dat, het ware weten en het goede en daaruit handelen, het uitwendige van de Kerk is, maar het ware en het goede willen en liefhebben en daaruit handelen, het innerlijke van de Kerk is. Dat het innerlijke van de Kerk is in de eredienst van hen die van de uitwendige Kerk zijn, hoewel in het duister. Dat de innerlijke en de uitwendige Kerk één Kerk maken. Dat de mens heeft een innerlijk en een uitwendige; het innerlijke tot een beeld van de hemel, en het uitwendige tot een beeld van de wereld, en dat daarom , opdat de mens een Kerk zal zijn, zijn uitwendige één zal handelen met het innerlijke. Dat de Kerk is het innerlijke van de mens, en tevens in het uitwendige, niet echter in het uitwendige zonder het innerlijke. Dat het innerlijke van de Kerk zich gedraagt volgens de ware dingen en het hoedanige ervan, en volgens de inplanting ervan door het goede in het leven.

 

 

Wie behoren tot de innerlijke Kerk?

Zij die het ware en het goede willen en liefhebben, en daaruit handelen; aldus die de naaste goeddoen en de Heer aanbidden uit Liefde.

Zie hierboven HV 1098 en 8726; NJHL 246.
 

 

 

Wat beeldt uit of vertegenwoordigt het priesterschap?

De Heer ten aanzien van al het werk voor ons behoud uit het Goddelijk Goede van Zijn Goddelijke Liefde; en vandaar het hemelse Rijk.

Hemelse Verborgenheden 9809 (gedeeltelijk):

"Om Mij het priesterschap te bedienen", (Exodus 28:1): dat dit het uitbeeldende van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van het priesterschap, wat in de hoogste zin elk ambt is dat de Heer als Heiland vervult; en al wat Hij als Heiland vervult, is uit de Goddelijke Liefde, aldus uit het Goddelijk Goede, want al het goede is van de liefde. Vandaar eveneens wordt met het Priesterschap in de hoogste zin aangeduid het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde van de Heer. Er is het Goddelijk Goede, en er is het Goddelijk Ware. Het Goddelijk Goede is in de Heer, aldus is dit in het Zijn van Hemzelf, hetwelk in het Woord Jehovah wordt genoemd. Het Goddelijk Ware echter is úit de Heer, aldus is dit het Bestaan uit dat Zijn; dit wordt in het Woord verstaan onder God. En omdat dat wat Bestaat uit Hemzelf, ook Hijzelf is, is daarom de Heer eveneens het Goddelijk Ware, dat Zijn Goddelijke in de hemelen is. De hemelen immers bestaan vanuit Hem; de engelen daar zijn de opnemende ontvangers van Zijn Goddelijke, de hemelse engelen de opnemende ontvangers het Goddelijk Goede dat uit Hem is, de geestelijke engelen echter de opnemende ontvangers van het Goddelijk Ware dat daaruit is. Uit deze dingen kan vaststaan wat er van de Heer werd uitgebeeld door het Priesterschap, en wat er van de Heer werd uitgebeeld door het Koningschap, namelijk met het Priesterschap het Goddelijk Goede van Zijn Goddelijke Liefde, en met het Koningschap het Goddelijk Ware daaruit.

 Hemel en Hel 24.

Het hemels Rijk wordt ook het Priesterlijk Rijk van de Heer genoemd en in het Woord ‘Zijn habitakel’; en het geestelijk Rijk wordt Zijn Koninklijk Rijk genoemd, en in het Woord ‘Zijn troon’; krachtens het Goddelijk hemelse werd de Heer ook in de wereld Jezus geheten, en krachtens het Goddelijk Geestelijke Christus.

Hemel en Hel 226.

Alle predikers zijn door de Heer aangesteld, en zijn vandaar in de gave van prediken. Het is aan niemand behalve aan hen geoorloofd om in de tempels te leren. Zij worden predikers genoemd, niet echter priesters; dat zij niet priesters worden genoemd, komt omdat het priesterschap van de hemel het hemels Rijk is. Het priesterschap immers betekent het goede van de liefde tot de Heer, waarin diegenen zijn die in dat Rijk zijn en het Koningschap betekent het ware vanuit het goede, waarin diegenen zijn die in dat Rijk zijn.

 

 

Wat moeten priesters doen?

Zij zullen de mensen de weg naar de hemel leren en ze leiden door middel van waarheden naar het goede van het leven, en dus naar de Heer; maar zij zullen niemand dwingen.

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 315.

Wat de priesters betreft, zij moeten de mensen de weg naar de hemel leren, en eveneens hen leiden. Zij moeten hen leren volgens de leer van hun Kerk vanuit het Woord, en hen leiden om overeenkomstig te leven. De priesters die de ware dingen leren, en hierdoor leiden tot het goede van het leven, en zo tot de Heer, zijn de goede herders van de schapen; zij echter die leren, en niet leiden tot het goede van het leven, en zo tot de Heer, zijn boze Herders.

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 318.

De Priesters zullen het volk leren, en leiden door de ware dingen tot het goede des levens, maar nochtans zullen zij niemand dwingen, aangezien niemand gedwongen kan worden om te geloven tegen dat waarvan hij heeft gedacht vanuit het hart dat het waar is; wie anders gelooft dan de Priester en geen verstoring maakt, zal in vrede worden gelaten, maar hij die verstoring maakt, zal afgescheiden worden; want dit ook is van de orde, ter wille waarvan het Priesterschap is.

 

Waarom worden zij priester genoemd?

Omdat zij het Heilige zullen bedienen, dat is alles wat tot de Goddelijke Wet en tot de Eredienst behoort. HV 3670, 10799.

Hemelse Verborgenheden 3670 (gedeeltelijk):

Het kan blijken uit de uitbeeldende dingen, die ook heden ten dage bestaan, want alle koningen, wie en wat ze ook mogen zijn, beelden door het koningschap zelf dat bij hen is, de Heer uit; eveneens alle priesters, wie en wat ze ook zijn mogen, door het priesterambt zelf. Het koningschap zelf en het priesterschap zelf is heilig, onverschillig van welke aard diegene is, die het vervult. Dit is de reden, waarom het Woord, dat een boze onderwijst eveneens heilig is, ook het Sacrament van de Doop en het Heilig Avondmaal, en dergelijke. Vandaar kan het ook duidelijk zijn, dat nooit enig koning voor zich iets van het heilige, dat tot zijn koningschap hoort, kan opeisen, noch enig priester iets van het heilige, dat tot zijn priesterschap behoort.

Hemelse Verborgenheden 10799.

Zoals de priesters aan het hoofd zijn gesteld om de dingen te beheren die van de Goddelijke Wet en van de Eredienst zijn, zo ook zijn de Koningen en de Magistraten aan het hoofd gesteld om de dingen te beheren die van de burgerlijke wet en van rechtszaken zijn.

 

 

Waarom worden zij geestelijken genoemd?

Omdat zij speciaal door de Heer uitgekozen worden en verlicht, om te onderwijzen in de leer uit het Woord.

Ware Christelijke Religie 146.

Deze Goddelijke Kracht en Werking, welke wordt verstaan onder de zending van de Heilige Geest, is bij de geestelijken in het bijzonder de verlichting en de onderwijzing. De werkingen van de Heer, die zijn: de hervorming, de wederverwekking, de vernieuwing, de levendmaking, de heiliging, de reiniging, de vergeving van de zonden, en tenslotte de zaligmaking, vloeien zowel bij de geestelijken als bij de leken uit de Heer in, en worden opgenomen door hen, die in de Heer zijn en in wie de Heer is. Dat de verlichting en de onderwijzing echter in het bijzonder bij de geestelijken is, komt, omdat deze tot hun ambt behoren, en de inwijding in de geestelijke bediening deze met zich mee brengt.

Ware Christelijke Religie 155.

Boven werd aangetoond, dat deze Goddelijke Kracht, welke wordt verstaan onder de Werking van de Heilige Geest, bij de geestelijken in het bijzonder de verlichting en de onderwijzing is, maar aan deze twee voegen zich nog twee tussenliggende toe, namelijk de innerlijke gewaarwording en de stemming; daarom zijn er vier dingen, die bij de geestelijken in orde op elkaar volgen: de verlichting, de innerlijke gewaarwording, de stemming en de onderwijzing. De verlichting is uit de Heer, de innerlijke gewaarwording is bij de mens, overeenkomstig de staat van zijn door de leerstellige dingen gevormd gemoed; wanneer de leerstellige dingen waarheden zijn, wordt de innerlijke gewaarwording helder uit het licht, dat verlicht; zijn het daarentegen valsheden, dan wordt zij duister, hoewel zij als een heldere verschijnen kan vanuit de bevestigingen, maar dat komt uit een dwaallicht voort, dat voor de louter natuurlijke blik van gelijke helderheid is. De stemming komt echter voort uit een aandoening van de liefde van de wil; de verlustiging van deze liefde stemt. Als het de verlustiging van het boze en van het daaruit voortvloeiende valse is, zo verwekt zij een ijver, die van buiten bars, ruw, gloeiend en vuurspuwend is, en van binnen toorn, razernij en onbarmhartigheid. Is zij echter de verlustiging van het goede en van het daaruit voortvloeiende ware, zo is de ijver van buiten licht, glad, klinkend en brandend, en van binnen naastenliefde en barmhartigheid. De onderwijzing volgt echter als werking vanuit deze als oorzaken. Aldus verandert de verlichting, die uit de Heer is, zich in verschillende soorten van licht en in verschillende soorten van warmte bij eenieder overeenkomstig de staat van zijn gemoed.

Canons, de Heilige Geest, 1V:7.

De geestelijke moet, omdat hij vanuit het Woord de Leer heeft te onderwijzen over de Heer, en over de verlossing en zaligmaking uit Hem, ingewijd worden door de belofte van de Heilige Geest, en door de uitbeelding van zijn overdracht; maar dit wordt door de geestelijke opgenomen overeenkomstig het geloof van zijn leven.

 

 

Wat is zalving?

De inwijding om de Heer ten aanzien van het Goede van de Liefde, of om het goede van de liefde dat uit de Heer is, te vertegenwoordigen of uit te beelden. HV 9954, 10010, 10011.

Hemelse Verborgenheden 9954.

"En zalven zult gij hen", (Exodus 28:41); dat dit betekent het uitbeeldende van de Heer ten aanzien van het Goede van de Liefde, staat vast uit de betekenis van zalven, wat de inwijding is om uit te beelden. Dat het is om de Heer uit te beelden ten aanzien van het Goede van de Liefde, of, wat eender is, om uit te beelden het goede van de liefde dat uit de Heer is, is omdat met de olie waarmee de zalving plaatsvond, het goede van de liefde wordt aangeduid. Het is van belang om te weten hoe het hiermee is gesteld; aangezien de zalving van de oude tijden af tot de huidige toe in gebruik is gebleven; de koningen werden immers gezalfd, en de zalving wordt heden ten dage evenzo heilig gehouden als oudtijds. Bij de Ouden, toen alle uitwendige eredienst door uitbeeldende dingen geschiedde, namelijk door zulke dingen die de innerlijke dingen uitbeeldden, die van het geloof en van de liefde uit de Heer en tot Hem zijn, dus die Goddelijke dingen zijn, was de zalving ingesteld. De oorzaak hiervan was, dat de olie, waarmee de zalving werd verricht, het goede van de liefde betekende. Zij wisten immers, dat het goede van de liefde het wezenlijke zelf was, waaruit alle dingen die van de Kerk en die van de eredienst zijn, leven; het is immers het ‘Zijn des levens’. Want het Goddelijke vloeit in door het goede van de liefde bij de mens, en het maakt diens leven en het hemelse leven waar de ware dingen worden opgenomen in het goede. Daaruit blijkt wat de zalving uitbeeldde; weswege de dingen die gezalfd waren, heilig werden genoemd, en eveneens voor heilig werden gehouden, en de Kerk van dienst waren om het Goddelijke en de hemelse dingen uit te beelden, en in de hoogste zin de Heer Zelf, die het Goede Zelf is, en zo dus om uit te beelden het goede van de liefde dat uit Hem is, en eveneens het ware van het geloof voor zoveel als dit uit het goede van de liefde leeft.

Hemelse Verborgenheden 10010.

"En gij zult nemen de olie van de zalving", (Exodus 29:7): dat dit betekent het uitbeeldende van het Goddelijk Goede in de Heer, staat vast uit de betekenis van de olie, wat het goede van de liefde is, en in de hoogste zin het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde tot de Heer; en uit de betekenis van de zalving, wat de inwijding is om dit goede uit te beelden.

Hemelse Verborgenheden 10011 (gedeeltelijk):

"En gieten op zijn hoofd, en hem zalven", (Exodus 29:7); dat dit betekent het uitbeeldende van het Goddelijk Goede in de Heer ten aanzien van Zijn gehele Menselijke, staat vast uit de betekenis van olie gieten op het hoofd van Aharon, wat het Goddelijk Goede is over het gehele Menselijke van de Heer, want met de olie wordt het Goddelijk Goede aangeduid, met Aharon de Heer ten aanzien van het Goddelijk Goede, en met het hoofd het gehele Menselijke; en uit de betekenis van zalven, dat het uitbeelden is van deze zaak. Dat het hoofd het gehele menselijke of de gehele mens is, komt omdat uit het hoofd het al van de mens neerdaalt; het lichaam immers is de afleiding daarvandaan. Daarom ook vertoont, dat wat de mens denkt en wil, hetgeen in het hoofd geschiedt, zich in de uitwerking in het lichaam. Het is met het hoofd gesteld zoals met het hoogste of het binnenste in de hemelen; dit daalt neer en vloeit in de hemelen in degenen die beneden zijn, en brengt ze voort en leidt ze af van zich. Daarom stemt ook de binnenste hemel overeen met het hoofd bij de mens, met de middelste hemel het lichaam tot aan de lendenen, en met de laatste hemel de voeten. Kortom, dat wat het binnenste is, is in de afgeleide dingen het enige, dat wezenlijk leeft. Daaruit blijkt, dat het Goddelijke, omdat dit het binnenste van alle dingen is, of, wat hetzelfde is, het hoogste van alle dingen, het enige is waaruit het leven van alle dingen is; daarom leeft de mens voor zoveel als hij uit het Goddelijke opneemt.

 

 

Wat is het opleggen van de handen?

De inwijding om de overdracht van de Heilige Geest uit te beelden.

Canons, De Heilige Geest, 4:7.

De geestelijke moet, omdat hij vanuit het Woord de Leer heeft te onderwijzen over de Heer, en over de Verlossing en Zaligmaking uit Hem, ingewijd worden door de belofte van de Heilige Geest, en door de uitbeelding van zijn overdracht; maar hij wordt door de geestelijke opgenomen overeenkomstig het geloof van zijn leven.

Hemelse Verborgenheden 6292.

"Leg uw rechter op zijn hoofd", (Genesis 49:18); dat dit betekent dat het zo op de eerste plaats is, staat vast uit de betekenis van de rechter leggen op het hoofd, wat is op de eerste plaats achten. Dat hij de hand op het hoofd legde toen hij zegende, was vanuit een ritueel opgenomen van de Ouden. In het hoofd is immers het verstandelijke en de wil zelf van de mens, in het lichaam echter zijn de daden volgens deze en het volgzame. Zo was dus de hand op het hoofd leggen het uitbeeldende dat de zegen werd vergemeenschapt aan het verstandelijke en de wil, en dus aan de mens zelf. Vanuit die oude tijd is hetzelfde ritueel ook heden ten dage aangebleven, en het is in gebruik bij inwijdingen, en ook bij zegeningen.

Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid 220.

Daar de machten van het geheel, dat wil zeggen, van het lichaam, voornamelijk zijn bepaald in de armen en handen, die de laatsten zijn, wordt daarom door de armen en de handen in het Woord de macht aangeduid, en door de rechter de hogere macht. Aangezien zodanig de ontwikkeling en aanduiding van de graden in de macht is, wordt daarom vanuit de handeling alleen die door de handen geschiedt door de engelen die bij de mens zijn en in de overeenstemming van al de dingen van hem, gekend hoedanig de mens is naar het verstand en de wil, voorts naar de naastenliefde en het geloof, en zo dus naar het innerlijke leven dat van het gemoed van hem is, en naar het uitwendige leven, dat vanuit dat in het lichaam is. Dat de engelen een zodanige erkentenis hebben alleen al vanuit de handeling van het lichaam door de handen, daarover heb ik -Swedenborg- mij meermalen verwonderd, niettemin is het door levende ondervinding enige malen getoond, en gezegd dat het daaruit is dat de inwijdingen in de bediening geschieden door oplegging van de handen en dat door met de hand aanraken wordt aangeduid vergemeenschappen, behalve andere eendere dingen. Vanuit deze dingen is de gevolgtrekking gemaakt dat het al van de naastenliefde en het geloof zonder de werken zijn zoals regenbogen rondom de zon, die verdwijnen en in een wolk worden verstrooid. En daarom wordt zo vaak in het Woord gezegd ‘de werken’, en wordt gezegd ‘doen’, en dat het heil van de mens hiervan afhangt; ook wordt hij die doet, een wijze geheten. Maar men moet weten dat onder werken hier nutten worden verstaan die daadwerkelijk geschieden; want in die en volgens die is het al van de naastenliefde en van het geloof. Er is met de nutten die overeenstemming, omdat die overeenstemming geestelijk is, maar zij geschiedt door de substanties en de materies, die de subjecten zijn.

 

 

 

Draagt de inwijding daadwerkelijk de gave van de Heilige Geest over?

Zij is een belofte van de Heilige Geest, die bij ieder vervuld wordt overeenkomstig de liefde en het geloof van zijn leven.

Canons, de Heilige Geest, 4:2.

Niemand kan de Heilige Geest, dat wil zeggen, het Goddelijk Ware en Goede, ontvangen, dan alleen hij die onmiddellijk tot de Heer gaat, en tevens in naastenliefde is.

 Canons, de Heilige Geest, 4:7.

De geestelijke moet, omdat hij vanuit het Woord de Leer heeft te onderwijzen over de Heer, en over de Verlossing en Zaligmaking uit Hem, ingewijd worden door de belofte van de Heilige Geest, en door de uitbeelding van zijn overdracht; maar hij wordt door de geestelijke opgenomen overeenkomstig het geloof van zijn leven.

 

 

 

Waarom is het priesterschap in drie graden geordend?

Om de opeenvolgende orde en rangschikking van het werk van de Heer van de zaliging aan te duiden, namelijk van hen die in het goede van de liefde tot de Heer zijn, van hen die in het goede van de naastenliefde zijn, en van hen die in het goede van het geloof zijn.

Hemelse Verborgenheden 10017.

"En voor hen zal het priesterschap zijn", (Exodus 29:9); dat dit betekent de Heer ten aanzien van het werk van het behoud in de opeenvolgende orde, staat vast uit de betekenis van het priesterschap, dat het uitbeeldende van de Heer is ten aanzien van het gehele werk van de zaliging. Dat het is in de opeenvolgende orde, is omdat hier over het priesterschap van de zonen van Aharon wordt gehandeld, en door zijn zonen worden de dingen uitgebeeld die voortgaan, en dus die in de orde op elkaar volgen. Hiermee is het aldus gesteld: het priesterschap dat door Aharon wordt uitgebeeld, is het werk van de zaliging van hen, die in het hemels Rijk van de Heer zijn, welk Rijk eigenlijk in het Woord wordt verstaan onder het Rijk van de priesters. Het priesterschap echter dat door de zonen van Aharon wordt uitgebeeld, is het werk van de zaliging van hen die zijn in het geestelijk Rijk van de Heer, het naast voortgaande uit Zijn hemels Rijk. Vandaar is het, dat hier onder het priesterschap het werk van de zaliging van de Heer in de opeenvolgende orde wordt verstaan. Het priesterschap echter dat door de Levieten wordt uitgebeeld, is het werk van de Zaliging van de Heer, wederom uit dit voortgaande. Er zijn drie dingen die in orde op elkaar volgen: er is het hemelse - het goede van de liefde tot de Heer en er is het geestelijke - het goede van de liefde jegens de naaste en er is het natuurlijke daaruit wat is het goede van het geloof. Omdat er die drie dingen zijn die in orde op elkaar volgen, zijn er ook drie hemelen; en in die zijn de goede dingen in die orde. Het werk van de zaliging van hen die in het goede van de hemel zijn, wordt uitgebeeld door het priesterschap van Aharon; het werk echter van zaliging van hen die in het geestelijk goede zijn, wordt uitgebeeld door het priesterschap van de zonen van Aharon; en het werk van de zaliging van hen die daaruit in het natuurlijke goede zijn, wordt uitgebeeld door het priesterschap van de Levieten. En omdat de dingen die in de orde op elkaar volgen, voortgaan uit het goede van de liefde tot de Heer, en dit goede wordt uitgebeeld door Aharon en zijn priesterschap, wordt er daarom van de Levieten gezegd, dat zij aan Aharon waren gegeven, want de dingen die voortgaan, zijn van hem uit wie zij voortgaan; de voortgaande dingen immers of de opeenvolgende dingen ontlenen daaraan hun Zijn. De Levieten waren aan Aharon en aan diens zonen gegeven, om de bediening van het priesterschap onder hen te vervullen.

Nieuwe Jeruzalem en haar hemelse Leer 313.

Er dienen dus overheidspersonen zijn die de gezelschappen van mensen in orde zullen houden, dit zijn dan wetgeleerden, wijzen, en mensen die God vrezen. Onder de overheden zal ook orde zijn, opdat niet de een of ander uit willekeur of onwetendheid boze dingen tegen de orde toelaat, en zo haar vernietigt, hetgeen wordt verhoed wanneer er hogere en lagere overheden zijn, waartussen onderordening heerst.

 

 

Wat zijn de riten van de Kerk?

De inwijding, de verloving, de bruiloft, de bevestiging van het geloof, de begrafenis, alsmede verschillende andere wijdingen en inzegeningen.

Canons, De Heilige Geest, 4:7.

De geestelijke moet, omdat hij vanuit het Woord de Leer heeft te onderwijzen over de Heer, en over de Verlossing en Zaligmaking uit Hem, ingewijd worden door de belofte van de Heilige Geest, en door de uitbeelding van zijn overdracht; maar hij wordt door de geestelijke opgenomen overeenkomstig het geloof van zijn leven.

Echtelijke Liefde 21.

Daarna sprak de engelgeleider met de genodigden over zijn tien begeleiders, namelijk dat hij hen op bevel had binnengeleid en hun de prachtige dingen van het paleis van de vorst en de bewonderenswaardige dingen daar had getoond, en dat zij aan de tafel met hem het gastmaal hadden gebruikt, en dat zij daarna met onze wijzen hadden gesproken. En hij verzocht of ook zij een woord met hen mochten wisselen. En zij traden naderbij en spraken samen. Een wijze onder de mannen van de bruiloft zei: ‘Verstaat u wat de dingen betekenen die u gezien hebt?’ Zij zeiden dat het maar weinig was, en toen vroegen zij hem: ‘Waarom was de bruidegom, nu de echtgenoot, in een zodanig gewaad?’ Hij antwoordde dat de bruidegom, nu de echtgenoot, de Heer heeft uitgebeeld; en dat de bruid, nu de echtgenote, de Kerk heeft uitgebeeld; omdat de bruiloft in de hemel het huwelijk van de Heer met de Kerk uitbeeldt. Vandaar komt het dat op zijn hoofd een tulband was, en dat hij bekleed was met een mantel, tunica en efod, evenals Aharon; en dat op het hoofd van de bruid, nu de echtgenote, een kroon was, en dat zij bekleed was met een overkleed zoals een koningin; maar morgen zullen zij anders gekleed zijn, omdat deze uitbeelding slechts voor heden geldt. Zij vroegen wederom: ‘Daar hij de Heer heeft uitgebeeld, en zij de Kerk, waarom zat zij aan de rechterhand van hem?’ De wijze antwoordde: ‘Omdat het twee dingen zijn die het huwelijk van de Heer en de Kerk maken, de Liefde en de Wijsheid; en de Heer is de Liefde, en de Kerk is de Wijsheid; en de Wijsheid is aan de rechterhand van de Liefde. De mens van de Kerk immers is wijs als uit zich, en naar gelang hij wijs is, neemt hij liefde uit de Heer op; de rechterhand betekent ook macht, en de liefde heeft macht door de wijsheid. Maar, zoals is gezegd, na de bruiloft wordt de uitbeelding veranderd, want dan beeldt de echtgenoot de wijsheid uit, en de echtgenote de liefde van zijn wijsheid. Deze liefde is echter niet de eerdere liefde waarnaar werd verwezen, maar zij is de secundaire liefde, die de echtgenote heeft uit de Heer door de wijsheid van de echtgenoot. De liefde van de Heer, wat de eerdere liefde is, is de liefde van wijs zijn bij de echtgenoot; en daarom beelden na de bruiloft beiden tezamen, de echtgenoot en zijn echtgenote, de Kerk uit’. Zij vroegen opnieuw: ‘Waarom stonden u mannen niet terzijde van de bruidegom, nu de echtgenoot, zoals de zes maagden stonden terzijde van de bruid, nu de echtgenote?’ De wijze antwoordde: ‘De oorzaak hiervan is deze dat wij heden geteld worden onder de maagden; en het getal zes betekent allen en het volledige. Maar zij zeiden: ‘Wat is dit?’ Hij antwoordde: ‘Maagden betekenen de Kerk, en de Kerk is van beiderlei geslacht; en daarom zijn ook wij ten aanzien van de Kerk maagden. Dat het zo is, staat vast uit deze dingen in de Apocalyps: "Dezen zijn het die met vrouwen niet bezoedeld zijn, zij zijn immers maagden, en zij volgen het Lam waarheen het ook gaat", (Apocalyps 14:4). En omdat maagden de Kerk betekenen, heeft daarom de Heer haar vergeleken bij de tien maagden die tot de bruiloft waren genodigd. (Mattheus 25:1 en vervolg). En omdat met Israël, Zion en Hierosolyma de Kerk wordt aangeduid, wordt daarom zo vaak in het Woord gezegd: maagd en dochter van Israël, van Zion, en van Hierosolyma. De Heer beschrijft ook Zijn huwelijk met de Kerk met deze woorden bij David: "De Koningen ter Uwer Rechterhand in het beste goud van Ofir; het goudbrokaat is haar kleding, in borduursels zal zij tot de Koning worden geleid; maagden achter haar, haar vriendinnen, zullen komen in het Paleis van de Koning", (Psalm 45:10-16).’

Daarna zeiden zij: ;Is het niet gepast dat een priester aanwezig is en bedient in deze dingen?; De wijze antwoordde: ‘Dit is op aarde gepast, niet echter in de hemelen, vanwege de uitbeelding van de Heer Zelf en de Kerk; dit weet men op aarde niet; niettemin bedient bij ons een priester de verlovingen, en verneemt, ontvangt en bevestigt, en wijdt hij de instemming. De instemming is het wezenlijke van het huwelijk; en de overige dingen die volgen, zijn de formaliteiten ervan.

Hemelse Verborgenheden 5135 (gedeeltelijk):

De mens doordrenkt zich van de kindertijd tot de jeugdjaren en soms tot de eerste jaren van de jongvolwassenheid, van goede en van ware dingen door het onderricht uit de ouders en de leermeesters;. Hij grijpt ze immers dan aan en gelooft ze eenvoudig; de staat van de onschuld bevordert dit, en voegt ze bij het geheugen in, maar plaatst ze op de eerste drempel, want de onschuld van het kleine kind en van de knaap is niet de innerlijke onschuld die het redelijke aandoet, maar het is de uitwendige onschuld die alleen het uiterlijk natuurlijke aandoet. Wanneer echter de mens in leeftijd vordert, en niet zoals eerder uit de ouders en leermeesters, maar uit zichzelf begint te denken, dan herneemt en herkauwt hij als het ware de dingen die hij eender geleerd en geloofd had, en óf hij bevestigt ze, óf hij twijfelt daaraan, óf hij ontkent ze. Indien hij ze bevestigt, is het een aanwijzing dat hij in het goede is; indien hij ze echter ontkent, is het een aanwijzing dat hij in het boze is; indien hij echter daaraan twijfelt, is het een aanwijzing dat hij in de volgende leeftijd óf tot het bevestigende óf tot het ontkennende nadert. De dingen die de mens als klein kind in de eerste leeftijd aangrijpt of gelooft, en die hij daarna of bevestigt, of in twijfel trekt, of ontkent, zijn vooral deze: dat God is, en dat Deze één is; dat Hij alle dingen heeft geschapen; dat Hij diegene beloont, die goed handelt, en diegenen straft die de boze dingen doen; dat er een leven is na de dood, en dat al de bozen in de hel komen, en de goeden in de hemel, aldus dat de hel en de hemel zijn; dat het leven na de dood eeuwig is. Voorts dat men dagelijks moet bidden, en dit nederig, dat men de dagen van de sabbat moet heilig houden, de ouders moet eren, niet moet echtbreken, niet doden, niet stelen, en eendere dingen meer. Deze dingen zuigt de mens op en doordrenkt zich daarmee van de kindsheid aan, maar indien hij, wanneer hij aanvangt vanuit zichzelf te denken en zichzelf te leiden, zulke dingen bij zich bevestigt, en daar tal van dingen aan toevoegt die nog innerlijker zijn, en volgens die leeft, zo is het wel met hem. Indien hij echter aanvangt aan die dingen afbreuk te doen en ze tenslotte te loochenen, hoezeer hij ook volgens die dingen ter wille van de burgerlijke wetten en ter wille van de gezelschappen in de uitwendige dingen leeft, dan is hij in het boze. Het is dit boze dat wordt aangeduid met diefstal, in zoverre dit als een dief de zetel in beslag neemt waar eerder het goede was, en bij verscheidenen in zoverre dat dit de goede en de ware dingen die daar eerder waren, wegneemt en aanwendt om de boze en de valse dingen te bevestigen.

Hemelse Verborgenheden 2916 (gedeeltelijk):

Dat de woorden: "Geef mij het bezit van een graf bij u", (Genesis 23:4); betekenen, dat zij wederverwekt kunnen worden, blijkt uit de betekenis van het graf. Het graf betekent in de innerlijke zin van het Woord het leven of de hemel, en in tegenovergestelde zin de dood of de hel. Dat het betekent het leven of de hemel, komt omdat de engelen, die in de innerlijke zin van het Woord zijn, geen voorstelling van het graf hebben, aangezien zij er geen van de dood hebben. Daarom worden zij in plaats van het graf niets anders gewaar dan de voortzetting van het leven, dus de wederopstanding; want de mens verrijst wederom ten aanzien van de geest, en wordt begraven ten aanzien van het lichaam. En daar de begrafenis de wederopstanding betekent, betekent zij ook de wederverwekking, want de wederverwekking is de eerste wederopstanding van de mens, want dan sterft hij ten aanzien van de vorige mens, en verrijst wederom ten aanzien van de nieuwe. Door de wederverwekking wordt de mens van dood levend; vandaar de betekenis van het graf in de innerlijke zin.

Ware Christelijke Religie 126 (gedeeltelijk):

Het lijden aan het kruis was de laatste verzoeking die de Heer, als de grootste Profeet, doorstond, en zij was het middel ter Verheerlijking van Zijn Menselijke, dat wil zeggen, ter vereniging met het Goddelijke Zijn Vader, en niet de Verlossing.

 

 

Wat is de bevestiging van het geloof?

Het zelf op zich nemen van de beloften die gedaan zijn door zijn voogden bij de Doop, om meer innerlijk dat nut van dat Sacrament te vervullen. HV 2689, 5135; W 681, 684.

Hemelse Verborgenheden 2689 (gedeeltelijk):

Maar zij, die hervormd kunnen worden, geloven geheel anders; zij worden door de Heer in de aandoening van het goede en in de gedachte van het ware gehouden. Vandaar komen zij in angst, wanneer zij daarvan beroofd worden. Het is bekend dat alle angst en alle smart daaruit voortkomt, dat men berooft wordt van die dingen, waardoor men wordt aangedaan, of die men liefheeft. Zij die alleen worden aangedaan door lichamelijke en wereldse dingen, treuren wanneer zij daarvan verstoken zijn. Zij, die echter door de geestelijke goedheden en waarheden worden aangedaan, en deze liefhebben, treuren, wanneer zij daarvan beroofd worden; het leven van eenieder is niets anders dan aandoening of liefde. Hieruit kan blijken, van welke aard de staat is van degenen, die verlaten worden ten aanzien van de goedheden en waarheden, waardoor zij worden aangedaan of die zij liefhebben, namelijk dat hun staat van smart zwaarder is, want die is innerlijker; en wanneer zij verstoken zijn van het goede en ware, hebben zij niet de dood van het lichaam, waarom zij zich ook niet bekommeren, maar de eeuwige dood voor ogen. Het is hun staat die hier beschreven wordt. Opdat men ook zal weten, wie diegenen zijn, die door de Heer in de aandoening van het goede en ware gehouden, en zo dus hervormd en geestelijk kunnen worden, zal in het kort worden gezegd. Eenieder wordt in de knapenjaren, wanneer hij voor het eerst met goedheden en waarheden wordt vervuld, door de Heer in het ‘bevestigende’ gehouden, door hetgeen er door zijn ouders en meesters wordt gezegd en geleerd, waar is. Deze bevestigende houding wordt bij hen, die geestelijke mensen kunnen worden, door wetenschappelijke dingen en erkentenissen bevestigd, want al wat zij er naderhand bijleren, en wat daaraan verwant is, sluit zich bij dit bevestigende aan, en versterkt het, en dit meer en meer, tot het aandoening wordt. Dit zijn degenen, die geestelijke mensen worden overeenkomstig het wezen van het ware, waarin zij geloof hebben, en die in verzoekingen overwinnen.

Ware Christelijke Religie 677 (gedeeltelijk):

Het eerste nut van de Doop is de inleiding in de Christelijke Kerk, en tegelijk dan de inlijving onder de Christenen in de geestelijke wereld). Het tweede nut van de Doop is, dat de Christen de Heer Jezus Christus, de Verlosser en Zaligmaker, moge kennen en erkennen en Hem volgen.

Ware Christelijke Religie 684 (gedeeltelijk):

Het derde nut, wat het einddoel is, is dat de mens wederverwekt wordt. Dit nut is het eigenlijke nut, ter wille waarvan de Doop bestaat, aldus dat van het einddoel. De reden hiervan is, dat de ware Christen de Heer Jezus Christus, de Verlosser, kent en erkent, die, omdat Hij de Verlosser is, ook de Wederverwekker is. Dat de verlossing en de wederverwekking één maken, zie men in het hoofdstuk over de hervorming en de wederverwekking. Voorts, omdat de Christen het Woord bezit, waarin de middelen van de wederverwekking beschreven zijn, en de middelen zijn daar het geloof in de Heer en de naastenliefde jegens de naaste.

 

 

Wat zijn de uitwendige dingen van de eredienst?

Die behoren tot het lichaam, zijn: tempels bezoeken; predikingen beluisteren: devoot psalmzingen en op de knieën bidden; tot het Sacrament van het Avondmaal gaan; en ook thuis, met anderen spreken over naastenliefde en geloof en over God, de hemel, het eeuwige leven, het heil; bij priesters, ook prediken en eveneens afzonderlijk leren; en bij iedereen, kinderen en bedienden over zulke dingen onderrichten; het Woord en boeken van onderrichting en vroomheid lezen.

Die behorende tot het gemoed zijn: denken en mediteren over God, over de hemel, over het eeuwige leven, over het heil; nadenken over zijn gedachten en bedoelingen, of zij boos zijn of goed en dat de boze uit de duivel zijn, de goede uit God; afkerig zijn in zijn gemoed van gepraat over onvrome, obscene en vuile dingen. Behalve gedachten, zijn er ook gevoelens die voor de mens zichtbaar en voelbaar zijn.

 

Over de Naastenliefde V111.

De uitwendige dingen van het lichaam welke van de eredienst zijn, zijn:

  1. de tempels bezoeken;
  2. de predikingen beluisteren;
  3. devoot psalmzingen, en op de knieën bidden;
  4. tot het Sacrament van het Avondmaal gaan;

voorts thuis:

  1. 's morgens en 's avonds bidden, ook aan de middag en avondmalen;
  2. met anderen spreken over de naastenliefde en het geloof, en over God, de hemel, het eeuwige leven, het heil;
  3. Bij de priesters ook prediken, en eveneens afzonderlijk leren;
  4. 4. en bij eenieder de kinderen en de knechten over zodanige dingen onderrichten;
  5. 5. Het Woord en boeken van onderrichting en van vroomheid lezen.

De uitwendige dingen van het gemoed welke bij de eredienst zijn, zijn:

  1. Denken en mediteren over God, over de hemel, over het eeuwige leven, over het heil;
  2. bespiegelen over zijn denkingen en bedoelingen, of zij boos zijn of goed, en dat de boze uit de duivel zijn, de goede uit God;
  3. afkerig zijn van gesprekken over onvrome, ontuchtige en vuile dingen in zijn gemoed;
  4. behalve denkingen zijn het ook de aandoeningen welke van de mens gezicht en zin bereiken. Deze dingen worden de uitwendige geheten, omdat zij samenhangen met de uitwendige dingen van het lichaam, en één maken.

Dat zodanige dingen de uitwendige dingen van de eredienst zijn, en dat de uitwendige dingen van de eredienst de tekenen van naastenliefde zijn, zal in deze orde worden gezien:

  1. Dat de naastenliefde zelf is in de innerlijke mens en het teken van haar in het uitwendige.
  2. Dat wanneer de naastenliefde in de innerlijke mens is, en die maakt, dan alle dingen van de eredienst welke in de uitwendige dingen geschieden, de tekenen van haar zijn.
  3. Dat de Eredienst in de innerlijke mens, voortgaande vanuit de naastenliefde welke in het innerlijk is, voor de engelen verschijnt zoals een vaandeldrager met een vaandel in de hand, maar de eredienst in de uitwendige mens, die niet voortgaat vanuit de naastenliefde in het innerlijk, voor de engelen verschijnt zoals een toneelspeler met een stuk brandend hout in de hand.

 

 

Tot welk nut dienen de uitwendige dingen van de eredienst?

Tot het opwekken, en het bevatten van de innerlijke dingen van de eredienst. HV 1618.

Hemelse Verborgenheden 1618.

Dat de woorden: "en hij bouwde Jehovah aldaar een altaar", (Genesis 13:18) de godsdienst uit die staat betekenen, blijkt uit de betekenis van altaar, dat de uitbeelding is van alle godsdienst in het algemeen. Onder de godsdienst wordt in de innerlijke zin alle verbinding door de liefde en de naastenliefde verstaan; de mens is voortdurend in de godsdienst, wanneer hij in de liefde en de naastenliefde is; de uiterlijke godsdienst is slechts een gevolg. De engelen zijn in zulk een godsdienst; daarom is bij hen een bestendige sabbat en vandaar betekent ook de sabbat in de innerlijke zin het Rijk van de Heer. Maar de mens moet, wanneer hij in de wereld is, noodwendig ook in de uiterlijke godsdienst zijn, want door de uiterlijke godsdienst worden de innerlijke dingen opgewekt, en door middel van de uiterlijke godsdienst worden de uiterlijke dingen in heiligheid gehouden, zodat de innerlijke dingen kunnen invloeien. Bovendien wordt de mens zo met erkentenissen toegerust en voorbereid om de hemelse dingen te ontvangen, alsmede begiftigd met de staten van de heiligheid, zonder dat hij het zelf weet. Deze staten van de heiligheid worden door de Heer voor hem bewaard ten behoeve van het eeuwige leven; want alle staten van zijn leven keren in het andere leven weer.

 

 

Wat zijn de innerlijke dingen van de erediensten?

Het Goddelijk Menselijke van de Heer, liefde tot Hem en jegens de naaste, en dat het Woord Goddelijk is in alles en in elk ding; vandaar, de aanbidding van de Heer uit het hart, de verootmoediging en de heilige vrees.

Hemelse Verborgenheden 3454.

Dat de woorden: "Gij zijt nu de gezegende van Jehovah", (Genesis 27:29) betekenen, dat hij van het Goddelijke uitgaat, blijkt uit de betekenis van de gezegende van Jehovah, wanneer het van de Heer gezegd wordt, of, wat hetzelfde is, van de innerlijke zin van het Woord, want de Heer is het Woord, zijnde het Goddelijk Ware, aldus uit het Goddelijke; en dus dat zij de innerlijke zin niet verkracht hadden, noch verkrachten zouden, omdat hij van het Goddelijke uitgaat. Maar ‘de innerlijke zin verkrachten’, wil zeggen, die dingen loochenen, die de voornaamste dingen van die zin zijn, en die de eigenlijke heilige dingen van het Woord zijn; en deze zijn het Goddelijk Menselijke van de Heer, de liefde tot Hem, en de liefde jegens de naaste. Deze drie zijn de voornaamste dingen van de innerlijke zin, en de heilige dingen van het Woord; en zij zijn de innerlijke en heilige dingen van alle leerstellingen, die aan het Woord ontleend zijn, en de innerlijke en heilige dingen van alle eredienst, want daarin is het Rijk zelf van de Heer. Er is nog een vierde punt, namelijk dat het Woord ten aanzien van alle dingen en van elk van zijn bijzonderheden, ja, zelfs ten aanzien van het kleinste teken, Goddelijk is, dus dat de Heer in het Woord is; dit wordt ook beleden en erkend door allen, die leerstellige dingen uit het Woord hebben. Maar toch ontkennen diegenen in hun hart, die niets anders in het Woord als heilig erkennen dan dat, wat in die letter verschijnt; dezen kunnen niets heiligs in de historische noch in de profetische gedeelten ontwaren, dan alleen een lichtelijk uiterlijk iets, om deze reden, dat het heilig wordt genoemd, terwijl het toch innerlijk heilig moet zijn, omdat het ten aanzien van het kleinste teken Goddelijk is.

Hemelse Verborgenheden 1150 (gedeeltelijk):

Er wordt gezegd, dat de uiterlijke godsdienst met de innerlijke overeenstemt, wanneer in de godsdienst het wezenlijke is; het wezenlijke is de aanbidding van de Heer uit het Hart, welke nooit bestaanbaar is zonder de naastenliefde of de liefde jegens de naaste. In de naastenliefde of de liefde jegens de naaste is de Heer tegenwoordig; dan kan Hij uit het hart worden aanbeden; zo komt dus de aanbidding uit de Heer voort, want de Heer geeft al het kunnen en al het zijn in de aanbidding. Hieruit volgt, dat zoals de naastenliefde bij de mens is, zo is ook de aanbidding, of de godsdienst; alle godsdienst is aanbidding, want de aanbidding van de Heer moet daarin zijn, opdat het godsdienst zal zijn.

 Hemelse Verborgenheden 2826 (gedeeltelijk):

Dat de woorden: "want nu weet Ik, dat gij God vreest", (Genesis 22:12) de verheerlijking uit de Goddelijke Liefde betekenen, blijkt uit de betekenis van weten, wanneer het betrekking heeft op het Goddelijke van de Heer, wat niets anders is dan verenigd worden, of, wat hetzelfde is, verheerlijkt worden, want het werd met het Goddelijk Menselijke verenigd door verzoekingen; en uit de betekenis van "God vrezen" of van de vreze Gods, zijnde hier de Goddelijke Liefde; en omdat deze betrekking heeft op het Goddelijk Redelijke ten aanzien van het ware, wordt hier gezegd God vrezen, en niet Jehovah. Want wanneer over het ware wordt gehandeld, wordt gezegd God, wanneer over het goede, Jehovah. Dat het de Goddelijke Liefde is, waardoor de Heer het Menselijk met het Goddelijk Wezen, en het Goddelijk met het Menselijk Wezen verenigde, of, wat hetzelfde is, Zich verheerlijkte. Wat ‘God vrezen’ in het Woord betekent, kan uit zeer vele plaatsen daar, naar de innerlijke zin opgevat, blijken. De vreze Gods betekent daar de eredienst, en wel de eredienst óf uit vrees, óf uit het goede van het geloof, óf uit het goede van de liefde. Eredienst uit vrees, wanneer gehandeld wordt over de niet wederverwekten; eredienst uit het goede van het geloof, wanneer over de geestelijk wederverwekten, en eredienst uit het goede van de liefde, wanneer over de hemelse wederverwekten gehandeld wordt.

Hemelse Verborgenheden 8271.

"En ik zal Hem verhogen", (Exodus 15:2); dat dit betekent dat ook nu voor Hem de Goddelijke Eredienst is, staat vast uit de betekenis van verhogen, wanneer van de mens wordt gezegd dat hij Jehovah zal verhogen, en dit is de eredienst, want de Goddelijke Eredienst bestaat in de verhoging van de Heer ten opzichte van zichzelf, wat geschiedt volgens de graad van vernedering van zichzelf voor de Heer. De vernedering is het wezenlijke van de Goddelijke Eredienst; wanneer de mens in dit wezenlijke is, dan is hij in de staat vanuit de Heer het ware op te nemen dat van het geloof is, en het goede dat van de naastenliefde is, bijgevolg in de staat van Hem te vereren. Indien echter de mens zich voor de Heer verhoogt, dan sluit hij de innerlijke dingen van zijn gemoed voor de opneming van het goede en het ware uit de Heer.

 

 

Wat is het wezenlijke nut van bidden?

Het is noodzakelijk voor de mens zijn geestelijke behoeften uit waarheid te erkennen en ze te willen, er naar te verlangen en er om te smeken. OA 376; VA 493.

Apocalyps Onthuld 376.

"En één uit de Ouderen antwoordde, zeggende tot mij: Dezen die bekleed zijn met witte lange klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen; en ik zei tot hem: Heer, gij kent het", (Openbaringen 7:13 en 14a) betekent het verlangen van te weten en de wil van te vragen, en het antwoord en de inlichting. De oorzaak dat Johannes over deze dingen een vraag werd gesteld, is deze, dat het in alle Goddelijke Eredienst gewoon is, dat de mens eerst zal willen, verlangen, en bidden, en de Heer dan antwoordt, inlicht, en doet; anders neemt de mens niet enig Goddelijke op. Omdat nu Johannes hen zag die met witte lange klederen bekleed waren, en verlangde te weten en te vragen wie zij wel waren, en dit in de hemel werd doorvat, werd hem daarom eerst de vraag gesteld, en werd hij daarna hieromtrent ingelicht. Evenzo is geschied met de Profeet Zacharia toen hij tal van dingen voor zich zag uitgebeeld, zoals kan vaststaan aldaar uit: (Zacharia 1:9,19,21; 4:2,5,11,12; 5:2,6,10; 6 :4). Bovendien leest men zeer vaak in het Woord, dat de Heer antwoordt wanneer men Hem aanroept en tot Hem roept, zoals in: (Psalm 4:2; Psalm 17:6; Psalm 20:10; Psalm 34:5; Psalm 91:15; Psalm 120:1); voorts dat Hij geeft wanneer men vraagt, (Mattheüs 7:7,8; 21:22; Johannes 14:13,14; 15:7; 16:23 tot 27); niettemin geeft de Heer hetgeen dat men vraagt en wat men zal vragen, en dus weet de Heer het te voren, maar toch wil de Heer dat de mens eerst zal vragen; de oorzaak hiervan is dat hij het zal doen zoals uit zich, en het hem zo wordt toegeëigend. Anders zou het, indien de gebeden vraag zelf niet uit de Heer was, in die plaatsen niet gezegd zijn, dat men alles zou ontvangen wat mens vragen zou.

Apocalyps Ontvouwd 493 (gedeeltelijk):

"Opdat hij ze zou geven voor de gebeden van alle heiligen op het altaar hetwelk vóór de troon is", (Openbaringen 8:3); dat dit betekent de verbinding van de hemelen met hen die van de bozen gescheiden en behouden worden, staat vast uit de betekenis van reukwerk geven voor de gebeden, zijnde het goede van de hogere hemelen verbinden door de ware dingen met hen die zijn in de eredienst vanuit het geestelijk goede; uit de betekenis van alle heiligen; dit zijn zij die in het goede zijn door de ware dingen, aldus zij die in het geestelijk goede zijn.

 

 

Wanneer wordt een gebed verhoord?

Wanneer het uit de Heer Zelf bij de mens is, want dan vraagt de mens alleen wat goed is, dat wil zeggen, wat geestelijk en hemels is . HV 2535, 10299; VA 325.

Hemelse Verborgenheden 2535 (gedeeltelijk):

Dat de woorden "hij zal voor u bidden", (Genesis 20:6) betekenen, dat het aldus geopenbaard zal worden, blijkt uit de betekenis van bidden. Op zichzelf beschouwd is bidden een gesprek met God, en dan daarbij enige innerlijke ziening op de dingen die tot het gebed behoren, waarmee iets als een invloed in de gewaarwording of de gedachte van het gemoed overeenstemt, zodat er een zekere opening van de innerlijke dingen van de mens tot God plaatsvindt; maar dit met een verschil al naar de staat van de mens, en al naar het wezen van het onderwerp van het gebed. Wanneer het gebed uit liefde en geloof geschiedt, en het alleen hemelse en geestelijke dingen zijn, waarover en waarvoor gebeden wordt, ontstaat in het gebed iets als een openbaring, dat zich in de aandoening van de biddende uit als hoop, vertroosting of een zekere innerlijke verheuging; dit is de reden dat bidden in de innerlijke zin betekent geopenbaard worden.

Hemelse Verborgenheden 10299 (gedeeltelijk):

Hoe het moet worden verstaan dat de invloed en de werking zal zijn in alle en de afzonderlijke dingen van de eredienst, zal ook in het kort worden gezegd. Door hen die de verborgenheden van de hemel niet weten, wordt geloofd dat de eredienst uit de mens is, omdat hij voortgaat uit het denken en uit de aandoening die bij hem zijn. Maar de eredienst die uit de mens is, is de eredienst niet; bijgevolg zijn de belijdenissen, de aanbiddingen en de gebeden die uit de mens zijn, niet de belijdenissen, de aanbiddingen en de gebeden, die door de Heer worden gehoord en opgenomen; maar zij zullen uit de Heer Zelf bij de mens zijn. Dat het aldus is, weet de Kerk; zij leert immers dat uit de mens niet enig goede voortgaat, maar dat al het goede vanuit de hemel is, dat wil zeggen, uit het Goddelijke; daarvandaan eveneens is al het goede in de eredienst; en een eredienst zonder het goede is de eredienst niet. Vandaar bidt de Kerk, wanneer zij in het heilige is, dat God tegenwoordig zal zijn, en de gedachten en de rede zal leiden. Met deze dingen is het aldus gesteld: wanneer de mens in de echte eredienst is, dan vloeit de Heer in de goede en de ware dingen in die bij de mens zijn, en Hij verheft die tot Zich, en met die mens, voor zoveel en zodanig als hij daarin is. Deze verheffing verschijnt de mens niet indien hij niet in de echte aandoening van het ware en het goede is, en in de erkentenis, en de erkenning, en in het geloof, dat al het goede van boven komt uit de Heer.

Apocalyps Ontvouwd 325 (gedeeltelijk):

"Welke zijn de gebeden van de heiligen", (Openbaringen 5:8a); dat dit betekent vanuit welke de eredienst is, staat vast uit de betekenis van de gebeden van de heiligen, wat is de eredienst vanuit het geestelijk goede. Onder de gebeden worden in de innerlijke zin alle dingen van de eredienst verstaan, en onder de heiligen de geestelijke dingen. Heiligen immers worden in het Woord degenen geheten die in het Geestelijk Rijk van de Heer zijn, gerechten echter zij die in Zijn hemels Rijk zijn; maar in de innerlijke zin van het Woord worden onder de heiligen niet heiligen verstaan, maar de heilige dingen, want heiligen sluiten personen in, en in de innerlijke zin wordt het al van de persoon afgelegd, de dingen immers alleen maken die zin. Hierin wordt de innerlijke zin van het Woord onderscheiden van de uitwendige zin, welke de zin van de letter is; en omdat zo onder de heiligen de heilige dingen worden verstaan, en onder het heilige in het Woord wordt verstaan het Goddelijke Ware dat voortgaat uit de Heer en Zijn Geestelijk Rijk maakt, worden daarom onder de heiligen de geestelijke dingen verstaan, en onder de gebeden van de heiligen de eredienst vanuit het geestelijk goede. Dat de eredienst vanuit dit goede wordt verstaan onder de gebeden van de heiligen, staat hieruit vast, dat gezegd wordt dat zij gouden fiolen hadden vol reukwerken, welke zijn de gebeden van de heiligen; en met de reukwerken worden alle dingen van de eredienst aangeduid die vanuit het geestelijke goede zijn.

 

Wanneer wordt een gebed niet verhoord?

Wanneer het uit hemzelf is en innerlijk hemzelf en de wereld beoogt, of wanneer het gedaan wordt vóór de zuivering van boosheden.

Hemelse Verborgenheden 4227 (gedeeltelijk):

Zij redeneerden tegen mij over de Heer, en zeiden dat het verwonderlijk was dat Hij hun gebeden niet hoorde wanneer zij baden, en dat Hij aldus de smekelingen niet te hulp komt. Maar het werd gegeven te antwoorden dat zij niet verhoord konden worden, omdat zij zulke dingen ten doel hebben die in strijd zijn met het heil van het menselijk geslacht, en omdat zij voor zichzelf tegen allen bidden, en dat, wanneer men op deze wijze bidt, de hemel gesloten wordt; want zij die in de hemel zijn, letten alleen op de einddoelen van hen die bidden.

Hemelse Verborgenheden 10143 (gedeeltelijk):

Met de slachtoffers en de brandoffers in het bijzonder was aangeduid de zuivering van de boze en de valse dingen, en dan de inplanting van het goede en het ware, en de verbinding van het ene en het andere, aldus de wederverwekking. De mens die in deze dingen is, is in de echte eredienst, want de zuivering van de boze en valse dingen, is van die aflaten, en ze schuwen en verafschuwen; en de inplanting van het goede en het ware is het goede en het ware denken en willen, en ze spreken en doen; en de verbinding van het ene en het andere is vanuit die leven. Want wanneer het goede en het ware zijn verbonden bij de mens, dan heeft hij een nieuwe wil en een nieuw verstand, bijgevolg een nieuw leven. Wanneer de mens zodanig is, dan is in elk werk dat hij verricht, de Goddelijke Eredienst; de mens immers richt zich dan op het Goddelijke in alles; dit eerbiedigt hij, en dit heeft hij lief, bijgevolg dit vereert hij. Dat dit de echte Goddelijke Eredienst is, weten degenen niet die alle eredienst stellen in de aanbidding en de gebeden, aldus in zulke dingen die van de mond en van het denken zijn, en niet in zulke dingen die zijn van het werk uit het goede van de liefde en het goede van het geloof, terwijl toch de Heer niets anders beschouwt bij de mens die in de aanbidding en in de gebeden is, dan diens hart, dat wil zeggen, diens innerlijke dingen, zodanig als zij zijn ten aanzien van de liefde en van het geloof daaruit. Daarom, indien deze niet van binnen in de aanbidding en in de gebeden zijn, niet de ziel en het leven daarin zijn, maar het uitwendige, zodanig als het is van de vleiers en de huichelaars, en dat dezen ook aan de wijze mens in de wereld niet behagen, is bekend.

 Ware Christelijke Religie 108 (gedeeltelijk):

Ook wordt eenieder mens in Christelijke landen, die niet in de Heer gelooft, voortaan niet verhoord, zijn gebeden zijn in de hemel gelijk kwalijk riekende luchten; en zo men al meent, dat zijn gebed is als een wolk van wierook, stijgt nochtans niet anders naar de engellijke hemel op dan als een brandwalm.

Ware Christelijke Religie 329.

In acht geboden van de Decaloog, in het 1ste, 2de, 5de, 6de, 7de, 8de, 9de en 10de, wordt niets gezegd dat betrekking heeft op de liefde tot God en op de liefde jegens de naaste, want er wordt niet gezegd, dat men God moet liefhebben, noch dat men de naam van God moet heiligen,noch dat men de naaste moet liefhebben, dus niet, dat men oprecht en recht met hem handelen moet, maar er wordt alleen gezegd: Er zal geen andere God voor Mijn aangezicht zijn; gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken; gij zult niet doden; gij zult niet echtbreken; gij zult niet stelen; gij zult niet vals getuigen; gij zult niet begeren wat van uw naaste is; aldus in het algemeen, dat men het boze niet mag willen, denken en doen tegen God, noch tegen de naaste. De reden echter, waarom niet dergelijke dingen geboden zijn, die onmiddellijk betrekking hebben op de liefde en op de naastenliefde, maar er alleen geboden wordt dat zulke dingen, die daaraan zijn tegenovergesteld, niet gedaan mogen worden, is deze, dat voor zoveel de mens de boosheden als zonden schuwt, hij de goedheden wil, die van de liefde en van de naastenliefde zijn. Dat het eerste ding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste daarin bestaat het boze niet te doen, en dat het tweede daarin bestaat, het goede te doen, zal in het hoofdstuk over naastenliefde gezien worden. Er zijn twee aan elkaar tegenovergestelde liefden, de liefde van het goede te willen en te doen, en de liefde van het boze te willen en te doen. Laatstgenoemde liefde is hels en eerstgenoemde liefde is hemels; want de gehele hel is in de liefde van het boze te doen; en de gehele hemel is in de liefde van het goede te doen. Daar nu de mens geboren is in boosheden van allerlei soort, bijgevolg van geboorte aan neigt tot de dingen, die van de hel zijn, en daar hij, tenzij hij opnieuw geboren, dat wil zeggen, wederverwekt wordt, niet in de hemel kan komen, zo is het noodzakelijk, dat eerst de boosheden, die van de hel zijn, verwijderd worden, voordat hij de goedheden kan willen, die van de hemel zijn.

 

Toe wie moet men bidden?

Alleen tot de Heer God Jezus Christus. Daarom zegt de Heer: "Al wat gij zult vragen in Mijn Naam, zal Hij u geven" (Johannes 16:23).

Ware Christelijke Religie 112 (gedeeltelijk):

En toen herinnerde een van hen zich, en zeide: "Het staat er te lezen, en verder nog, dat de Menselijke Natuur van Christus verheven werd tot Goddelijke Majesteit en tot alle attributen daarvan; alsmede, dat Christus in die Majesteit aan de rechterhand van Zijn Vaders zit". Nadat zij dit gehoord hadden, zwegen zij; na deze instemming nam ik wederom het woord, en zei: "Daar dit zo is, wat is dan de Vader anders dan de Zoon, en wat de Zoon anders dan de Vader". Maar aangezien dit wederom hun oren beledigde, ging ik voort te zeggen: "Hoort van de Heer woorden zelf, en indien gij daar vroeger geen aandacht aan gegeven hebt, geeft er dan nu aandacht aan; want Hij zei: De Vader en Ik zijn één; de Vader is in mij en Ik in de Vader; Vader, al het Mijne is het Uwe en al het Uwe is het Mijne; die Mij ziet, ziet de Vader.” Wat wil dit anders zeggen, dan dat de Vader in de Zoon, en de Zoon in de Vader is, en dat zij één zijn gelijk ziel en lichaam in de mens, en dat zij aldus één Persoon zijn.

Ware Christelijke Religie 113 (gedeeltelijk):

Maar toen zeiden wij tot hen: Wij zijn uit het gezelschap van de hemel, dat Michaël genoemd wordt, en wij zijn gezonden om te bezoeken en te onderzoeken, of u, die in die plaats vergaderd was, enige godsdienst hebt of niet. Want de voorstelling van God dringt in elk ding van de godsdienst, en daardoor geschiedt verbinding, en door de verbinding het heil. Wij in de hemel lezen dagelijks dit Gebed, evenals de mensen op aarde, en dan denken wij niet aan God de Vader, aangezien Hij onzichtbaar is, maar aan Hem in Zijn Goddelijk Menselijke, aangezien Hij daarin zichtbaar is; en door u wordt Hij in dat Goddelijk Menselijke, Christus genoemd, maar door ons de Heer; en aldus is de Heer voor ons de Vader in de hemelen. De Heer heeft ook geleerd, dat Hij en de Vader één zijn; dat de Vader in Hem, en Hij in de Vader is; en dat wie Hem ziet, de Vader ziet; voorts dat niemand tot de Vader komt dan door Hem; alsmede dat het de wil de Vader is, dat men in de Zoon gelooft, en dat wie de Zoon niet gelooft, het leven niet ziet; ja zelfs, dat de toorn Gods op hem blijft. Hieruit blijkt duidelijk, dat men zich tot de Vader richt door Hem en in Hem; en daar dit zo is, heeft Hij ook geleerd, dat Hem alle macht gegeven is in de hemel en op aarde. In dit Gebed wordt gezegd: ‘Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome’, en uit het Woord hebben wij aangetoond, dat Zijn Goddelijk Menselijke de Naam van de Vader is, en dat het Koninkrijk van de Vader dan daar is, wanneer men zich onmiddellijk tot God de Vader richt.

 

 

Wat beoogt en bevat het "Onze Vader"?

Het beoogt de aanbidding van God de Vader in Menselijke Vorm, aldus van de Heer alleen, en het bevat in een reeks, alle hemelse en geestelijke dingen, meer dan de algehele hemel kan bevatten.

Ware Christelijke Religie 112 (gedeeltelijk):

Want de Heer zei: Vader, verheerlijk Uw Naam, dat wil zeggen, Uw Menselijke; en wanneer dit is geschied, komt het Koninkrijk Gods; en dit Gebed werd voor deze tijd bevolen, namelijk, opdat men zich zou richten tot God de Vader door Zijn Menselijke. De Heer heeft ook gezegd: Niemand komt tot de Vader dan door Mij; en bij de Profeet: Een knaap is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, wiens naam is God, held, Vader van de eeuwigheid; en elders: Gij Jehovah, onze Vader, onze Verlosser van de eeuw aan is Uw Naam; en in duizend andere plaatsen, alwaar de Heer onze Heiland "Jehovah" wordt genoemd. Dit is de ware uitlegging van de woorden van dit Gebed.

Apocalyps Onthuld 839 (gedeeltelijk):

....; de idee van God immers treedt het al van de godsdienst binnen, en daardoor geschiedt de verbinding, en door de verbinding de zaliging. Wij in de hemel lezen dagelijks het gebed, zoals de mensen op aarde, en dan denken wij niet over God de Vader, omdat Hij onzichtbaar is, maar over Hemzelf in zijn Goddelijk Menselijke, omdat Hij in Dit zichtbaar is; en Hij wordt in Dit door u Christus genoemd, maar door ons de Heer; en zo is voor ons de Heer de Vader in de hemel. De Heer heeft ook geleerd dat Hij en de Vader één zijn; dat de Vader in Hem en Hij in de Vader is; en dat wie Hem ziet, de Vader ziet. Voorts dat niemand tot de Vader komt dan door Hem, en eveneens dat het de wil van de Vader is dat men in de Zoon gelooft, en dat wie niet in de Zoon gelooft, het leven niet ziet, ja zelfs dat de toorn Gods op hem blijft; waaruit blijkt dat men tot de Vader gaat door Hem en in Hem; en omdat het zo is, heeft Hij ook geleerd, dat Hem alle mogendheid is gegeven in de hemel en op de aarde.

In dit Gebed wordt gezegd: ‘Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome’, en wij hebben dit uit het Woord aangetoond dat Zijn Goddelijk Menselijke, de Naam van de Vader is, en dat het Koninkrijk van de Vader dan daar is, wanneer men onmiddellijk tot de Heer gaat, en in het geheel niet wanneer men onmiddellijk tot God de Vader gaat; en daarom heeft de Heer tot de discipelen gezegd, dat zij het Koninkrijk Gods zouden prediken, en Dit is het Koninkrijk Gods.

Hemelse Verborgenheden 6619.

Dat de ideeën van het denken ontelbare dingen in zich hebben, en dat zij de dingen die zij in volgorde in zich hebben, uit de innerlijke dingen in zich hebben, bleek mij ook wanneer ik ‘s morgens en ‘s avonds het Gebed van de Heer las. Telkens waren dan de ideeën van mijn denken geopend naar de hemel, en vloeiden talloze dingen in, zodat ik helder bemerkte dat de ideeën van het denken opgevat vanuit de inhoud van het gebed, gevuld werden vanuit de hemel, en er werden eveneens zulke dingen ingegoten die niet kunnen worden uitgesproken, en eveneens dingen die niet door mij konden worden begrepen. Ik voelde slechts de daaruit voortspruitende algemene aandoening; en, wat wonderlijk is, de dingen die invloeiden, werden dagelijks gevarieerd. Vandaar werd het te weten gegeven dat in de inhoud van dat gebed meer dingen zijn gelegen dan de algehele hemel bij machte is te begrijpen; en dat er des te meer dingen in gelegen zijn bij de mens naarmate zijn denken meer geopend is naar de hemel; en omgekeerd dat er des te minder dingen in gelegen zijn naarmate zijn denken meer gesloten is, dan verschijnt niets meer daarin dan de zin van de letter of de meest nabijgelegen zin van de woorden.

Hemelse Verborgenheden 8864 (gedeeltelijk):

Dat de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke in alle en de afzonderlijke dingen van het geloof zal regeren, is ook bekend in de Kerken, want er wordt geleerd dat er zonder de Heer geen heil is, en dat al het ware en goede van het geloof uit Hem is; dus dat Hij de bron is uit Wie het geloof is, en daarom is Hijzelf het geloof, aanwezig bij de mens. En indien Hij het geloof is, is Hij ook al het ware dat de Leer van het geloof die uit het Woord is, bevat; vandaar komt het eveneens dat de Heer het Woord wordt geheten. Dat de dingen die voorafgaan, zullen regeren in de volgende, en zo in de reeks, zoals boven is gezegd, staat vast uit de afzonderlijke dingen die de Heer sprak, vooral uit het Gebed van Hem, dat het Gebed van de Heer genoemd wordt. Daarin volgen alle dingen in zulk een reeks op elkaar, dat ze als het ware een zuil samenstellen, van het hoogste tot het laagste aangroeiend, waarin in de innerlijke dingen de dingen zijn die in de reeks voorafgaan. Wat daar het eerst is, is het binnenste, en wat in de orde daarop volgt, voegt zich achtereenvolgens aan het binnenste toe, en zo groeit het. Wat het binnenste is, regeert universeel in alle dingen die rondom zijn, dat wil zeggen, in alle en de afzonderlijke dingen, want daarvandaan is het wezenlijke van het bestaan van alle dingen.

Geestelijk Dagboek 1790.

Wanneer het Gebed van de Heer wordt gelezen, dat in zich alle hemelse en geestelijke dingen bevat, dan kunnen in de afzonderlijke details zoveel dingen worden ingegoten, dat de hemel niet bij machte is deze te bevatten, en wel volgens eenieders bevattingsvermogen, en nut; hoe innerlijker en hoe meer naar binnen men gaat, des te omvangrijker en overvloediger worden de dingen in de hemelen verstaan. In de lagere gebieden worden zij niet begrepen; het zijn als het ware verborgenheden voor hen, sommige alleen begrijpelijk met een verstandelijk geloof, sommigen onuitsprekelijk. Hoe meer de hemelse ideeën, die alle uit de Heer komen, naar beneden afdalen, of in een mens met een laag karakter, des te meer verschijnt een gesloten-zijn van het gemoed, zodat tenslotte als het ware een zeker hardheid verschijnt, waarin weinig ofwel niets is behalve de zin van de letter of de ideeën van de woorden. Vandaar werd vanuit het Gebed van de Heer te onderkennen gegeven, hoedanige zielen zij waren geweest in het leven van het lichaam, ten aanzien van de leer van hun geloof wanneer het hun werd toegestaan hun vorige zin te hebben wanneer zij baden. Zo groeit de idee uit de lichamelijke dingen omhoog of inwaarts, en wel tot in het onbepaald vele, in iedere graad, en zo dus door onbepaalde hoeveelheden in zich vermenigvuldigd in de innerlijke dingen, en zo voort tot in meer binnenst gelegen dingen, voorts eender in de binnenste dingen.

 

 

Wat beeldt en wat drukt knielen uit?

De knieën betekenen de grens, waar het geestelijke met het natuurlijke in verbinding staat; aldus wordt knielen veroorzaakt door heilige vrees, verootmoediging, aanbidding, en het daaruit voortkomende gevoel van tekortkoming van het natuurlijke bij de tegenwoordigheid van het geestelijke.

Hemelse Verborgenheden 4215 (gedeeltelijk):

...., want er is een overeenstemming van de hemel met alle organen en leden van het lichaam, waarover aan het einde van de hoofdstukken. Er is een overeenstemming van de innerlijke dingen met alle dingen van het aangezicht; vandaar blinkt het gemoed op vanuit de gelaatstrekken, en het innerlijk gemoed uit de ogen. Er is ook een overeenstemming van het denken en de aandoeningen met de handelingen en gebaren van het lichaam. Het is bekend dat zij er is met alle willekeurige, en eveneens met de onwillekeurige; want de vernedering van het hart brengt knielen voort, wat een uitwendig gebaar van het lichaam is; een nog grotere en innerlijkere vernedering is een zich ter aarde neerwerpen.

Hemelse Verborgenheden 5323 (gedeeltelijk):

"En zij riepen vóór hem uit, Abrech [eerbied]!”, (Genesis 41:43); dat dit de erkenning door het geloof en de aanbidding betekent, staat vast uit de betekenis van roepen, wat de erkenning is door het geloof; en uit de betekenis van abrech, wat de aanbidding is. Abrech immers in de oorspronkelijke taal is: buig de knieën, en de buiging van de knieën is de aanbidding; alle inwendige strevingen immers, die van de wil zijn, dus die van de liefde en die van de aandoeningen zijn, bijgevolg van het leven zijn, hebben uitwendige daden of gebaren die daarmee overeenstemmen. Deze daden of gebaren vloeien voort uit de overeenstemming zelf van de uiterlijke dingen met de innerlijke dingen. De heilige vrees en daaruit de vernedering en dus de aanbidding, heeft daden of gebaren, die met haar overeenstemmen; namelijk de buiging van de knieën, het neervallen op de knieën, en eveneens het neerwerpen van het lichaam tot op de aarde. In die staat is er, indien de aanbidding vanuit de echte vernedering is, of indien de vernedering vanuit de echte heilige vrees is, een tekortschieten van de geesten, vandaar een ineenvallen van de verbindingen in het grensgebied of in het tussenliggende gebied waar het geestelijke met het natuurlijke wordt verbonden, dus waar de knieën zijn. Want de dingen die beneden zijn, hebben een overeenstemming met de natuurlijke dingen, en de dingen die boven zijn, hebben een overeenstemming met de geestelijke dingen; vandaar komt het dat de buiging van de knieën het uitbeeldende teken van de aanbidding is; bij de hemelse mensen is deze daad spontaan, maar bij de geestelijke is zij willekeurig.

Apocalyps Ontvouwd 455 (gedeeltelijk):

"Ik heb gezworen dat Mij alle knie zich zal inkrommen, en alle tong zal zweren", (Jesaja 45:23); deze dingen worden gezegd met betrekking tot de Komst van de Heer; en daarmee dat zich alle knie zal inkrommen, wordt aangeduid dat al degenen Hem zullen aanbidden die in het natuurlijk goede vanuit het geestelijke zijn; met de knie wordt aangeduid de verbinding van het natuurlijk goede met het geestelijke; daaruit blijkt dat de kniebuigingen betekenen de erkenning, de dankzegging en de aanbidding vanuit het geestelijk goede en verkwikkelijke in het natuurlijke.

 

Wat beeldt en wat drukt zingen uit?

Een lofzang betekent de verheerlijking van de Heer uit de blijdschap van het hart. Zingen versterkt de genegenheid door haar van het hart te doen uitbreken als klank in de longen en de woorden van de belijdenis te vervullen met de harmonieën van de liefde.

Hemelse Verborgenheden 418 (gedeeltelijk):

Dat door snaarinstrumenten, als citers en dergelijke, de geestelijke dingen van het geloof zijn aangeduid, daarvoor bestaan tal van bewijsgronden. Dergelijke instrumenten beeldden in de eredienst van de uitbeeldende Kerk niets anders uit, desgelijks ook het gezang, vandaar zovele zangers en musici, en wel om deze reden, dat alle hemelse vreugde een blijdschap van het hart opwekt, die zich uitte door gezang, en daarna door snaarinstrumenten, die met het gezang wedijverden en het opvoerden. Het is ook alle gevoelens van het hart eigen, zang voort te brengen en bijgevolg dat wat met de zang in verband staat; de ontroering van het hart is hemels, de zang daarvan is geestelijk.

Hemelse Verborgenheden 8261 (gedeeltelijk):

"Toen zong Moscheh en de zonen Israëls Jehovah dit gezang", (Exodus 15:1); dat dit de verheerlijking van de Heer betekent door hen die van de geestelijke Kerk waren, vanwege de bevrijding, staat vast uit de betekenis van een gezang zingen, zijnde de verheerlijking. Dat een gezang zingen verheerlijken is, en dus het gezang de verheerlijking, komt omdat de gezangen in de Oude Kerk, en daarna in de Joodse, profetisch waren, en over de Heer handelden, vooral dat Hij in de wereld zou komen en de duivelse bende, toenmaals meer dan ooit rondsluipend, zou vernietigen, en de gelovigen zou bevrijden van hun aanvallen. Omdat de profetische dingen van de gezangen in de innerlijke zin zulke dingen bevatten, wordt vandaar daarmee de verheerlijking van de Heer aangeduid, dat wil zeggen, de viering van Hem uit de blijdschap van het hart. Met zingen wordt immers vooral de blijdschap van het hart uitgedrukt, want de blijdschap breekt in het zingen als het ware uit zichzelf in klank uit.

Apocalyps Onthuld 279 (gedeeltelijk):

"En zij zongen een nieuw Lied"(Openbaringen 5:9); betekent de erkenning en de verheerlijking van de Heer, dat Hij alleen is de Rechter, de Verlosser en de Heiland, aldus de God van de hemel en van de aarde. Deze dingen zijn bevat in het Lied dat zij zongen, en de dingen die de inhoud zijn, worden ook aangeduid: zoals de erkenning dat de Heer de Rechter is in deze nu volgende woorden:"Waardig zijt Gij om het Boek te nemen, en zijn zegelen te openen".

Apocalyps Ontvouwd 326 (gedeeltelijk):

"En zij zongen een nieuw Lied" (Openbaringen 5:9); dat dit betekent de erkenning en de belijdenis vanuit de vreugde van het harte, staat vast uit de betekenis van het lied, wat de erkenning en de belijdenis is vanuit de vreugde van het hart; hier de erkenning en de belijdenis dat de Heer ten aanzien van het Goddelijk Menselijke alle mogendheid heeft in de hemelen en op aarde. Dat aangaande dit de belijdenis is, is omdat daarover wordt gehandeld. Dat een lied zingen de belijdenis vanuit de vreugde van het hart betekent, is, omdat de vreugde van het hart zich uit door gezang, wanneer deze in haar volheid is. De oorzaak dat het door het gezang geschiedt, is deze, dat wanneer het hart vol is van gezang, en vandaar eveneens het denken, het zich dan uitstort door het gezang; de vreugde zelf van het hart door de klank van het gezang, en de vreugde van het denken daaruit door het lied. Het hoedanige van de vreugde van het denken vertoont zich door de woorden van het lied, die gelijkvormig zijn aan en overeenkomend met de zaak die in het denken vanuit het hart is, en het hoedanige van de vreugde van het hart door de harmonie, en de hoeveelheid van de vreugde ervan door de vervoering van de klank en van de woorden daarin. Al die dingen vloeien als het ware spontaan vanuit de vreugde zelf, en dit heeft als oorzaak dat de gehele hemel gevormd is volgens de aandoeningen van het goede en het ware.

Geestelijk Dagboek 491.

Wederom werden door mij hymne-zangers of lofzangers van onze Heiland gehoord, en wel enige koren tegelijk; over verschillende onderwerpen, door uitbeeldingen en ideeën; toch was het één koor, dat uit zeer velen bestond, en gelijktijdig optraden zoals één, zonder verwarring door de ander, zoals het ene koor in het andere, of binnen het andere, voorts ook buiten het andere. Op deze wijze wijdt de gehele hemel van de engelen zich gewoonlijk tot lof en heerlijkheid van de Heiland. Vandaar hebben de hemelsen zulk een verrukkelijke muzikale harmonie en zang, wanneer het denken van de mens met hun ideeën samenstemmen. Dit werd vaak ondervonden in tempels, namelijk dat de engelkoren samenstemden met een meer innerlijke doorvatting van blijdschap, ongelooflijk voor eenieder, zo onuitsprekelijk.

Geestelijk Dagboek 2090.

Het gebeurde twee- of driemaal, dat harmonisch gezang werd gehoord, zoals een snarenspel, en door het gezang werden de geesten dermate verlustigd, dat zij als het ware overweldigd waren, en de zoetheid ervan doordrong hun innerlijke dingen; eender bij de engelen. Ik kon hun verkwikkelijkheid met een zekere zin doorvatten.

 

 

Wat heeft een mens nodig voor een ordelijke toetreding tot de Kerk?

Een juiste verhouding tot de Heer, tot het Woord en tot het leven

Goddelijke Voorzienigheid 259 (gedeeltelijk):

Niettemin is daarin voorzien dat eenieder, in welke ketterij hij ook naar het verstand is, toch hervormd en gezaligd kan worden, als hij slechts de boze dingen als zonden schuwt, en niet ketterse valse dingen bij zich bevestigt. Want door de boze dingen als zonden te schuwen wordt de wil hervormd, en door de wil het verstand, dat dan voor het eerst vanuit de duisternis in het licht komt. Er zijn drie wezenlijke dingen van de Kerk, de erkenning van het Goddelijke van de Heer, de erkenning van de heiligheid van het Woord, en het leven dat de naastenliefde wordt genoemd. Volgens het leven dat de naastenliefde is, heeft ieder mens het geloof; vanuit het Woord is de erkentenis hoedanig het leven moet zijn, en uit de Heer is de hervorming en de zaliging. Indien de Kerk deze drie dingen als de wezenlijke dingen had gehad, zouden de verstandelijke onenigheden haar niet verdeeld, maar alleen gevarieerd hebben, zoals het licht de kleuren varieert in schone objecten, en zoals de verschillende diademen de schoonheid maken in de kroon van een koning.

Apocalyps Onthuld 796 (gedeeltelijk):

De verbinding met de Heer geschiedt enig en alleen door de erkenning en de erediensten van Hem, en tegelijk door het leven volgens Zijn geboden vanuit het Woord; de erkenning en de eredienst van de Heer en het lezen van het Woord maken de tegenwoordigheid van de Heer, maar die twee tegelijk met het leven volgens Zijn geboden, maken de verbinding met Hem.

Geestelijk Dagboek 6081 (gedeeltelijk):

De drie wezenlijkste dingen van de Kerk en van de hemel zijn: 1) het Goddelijk Menselijke van de Heer; 2) het Woord van de Profeten; 3) de werken van de naastenliefde.

 

 


Wat houdt de juiste verhouding tot de Heer in?

De erkenning van de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke als de éne en de énige God van hemel en aarde, gesteund door de gewoonte van de individuele en de gemeenschappelijke aanbidding van Hem.

Apocalyps Onthuld 485 (Voorrede):

"En mij werd een riet gegeven, een stok gelijk", (Openbaringen 11-1); betekent dat hem uit de Heer werd gegeven het vermogen en de macht om de staat van de Kerk in de hemel en in de wereld te leren kennen en te zien.

Ware Christelijke Relgie 538 (gedeeltelijk):

Dat men zich tot de Heer God Zaligmaker moet wenden, komt, omdat Hij de God van hemel en aarde, de Verlosser en Zaligmaker is, tot wie de almacht, de alwetendheid, de alomtegenwoordigheid, de barmhartigheid zelf en tevens de gerechtigheid behoort en omdat de mens Zijn schepsel, en de Kerk Zijn schapenstal is, en Hij meermalen in het Nieuwe Verbond geboden heeft, dat men tot Hem gaan, Hem vereren en Hem aanbidden moet.

Hemelse Verborgenheden 1618.

Onder de godsdienst wordt in de innerlijke zin alle verbinding door de liefde en de naastenliefde verstaan. De mens is voortdurend in de godsdienst, wanneer hij in de liefde en de naastenliefde is; de uiterlijke godsdienst is slechts een gevolg. De engelen zijn in zulk een godsdienst; daarom is bij hen een bestendige sabbat, en daarom betekent ook sabbat in de innerlijke zin het Rijk van de Heer. Maar de mens moet wanneer hij in de wereld is, noodwendig ook in de uiterlijke godsdienst zijn, want door de uiterlijke godsdienst worden de innerlijke dingen opgewekt, en door middel van de uiterlijke godsdienst worden de uiterlijke dingen in heiligheid gehouden, zodat de innerlijke dingen kunnen invloeien. Bovendien wordt de mens zo met erkentenissen toegerust en voorbereid om de hemelse dingen te ontvangen, alsmede begiftigd met de staten van de heiligheid, zonder dat hij het zelf weet. Deze staten van de heiligheid worden door de Heer voor hem bewaard ten behoeve van het eeuwige leven; want alle staten van zijn leven keren in het andere leven weer.

 

 

 

Wat houdt de juiste verhouding tot het Woord in?

De erkenning van de heiligheid van het Drievuldig Woord, gesteund door de gewoonte van geregeld lezen en nadenken, alsmede een algemene kennis van de waarheden van de Kerk.

Over de Gewijde Schrift 3.

Maar de natuurlijke mens kan vanuit deze dingen toch niet worden overreed, dat het Woord is het Goddelijk Ware zelf, waarin de Goddelijke Wijsheid is en het Goddelijk Leven. Hij beschouwt immers het Woord naar de stijl, waarin hij die dingen niet ziet. Maar de stijl van het Woord is de Goddelijke stijl zelf, waarmee elke andere stijl, hoe subliem en uitmuntend die ook verschijnt, niet kan worden vergeleken; die is immers als donkerheid vergeleken bij het licht. De stijl van het Woord is zodanig, dat het Heilige is in elke zin, en in elk woord, ja zelfs overal in de letters zelf; vandaar verbindt het Woord met de Heer, en opent de hemel. Het zijn twee dingen die voortgaan uit de Heer, de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid, of, wat hetzelfde is, het Goddelijk Goede en het Goddelijk Ware, want het Goddelijk Goede is van Zijn Goddelijke Liefde en het Goddelijk Ware is van Zijn Goddelijke Wijsheid. Het Woord in Zijn Wezen is Dit ene en Dit andere; en omdat het de mens met de Heer verbindt, en de hemel opent, zoals gezegd is, vervult daarom het Woord de mens, die het uit de Heer, en niet uit zichzelf alleen, leest, met het goede van de liefde en met de ware dingen van de wijsheid, diens wil met het goede van de liefde, en diens verstand met de ware dingen van de wijsheid; vandaar heeft de mens het leven door het Woord.

Over de Gewijde Schrift 41.

Aangezien het Woord in de letterlijke zin zodanig is, volgt daaruit dat zij die in de Goddelijke ware dingen zijn en in het geloof dat het Woord van binnen in zijn boezem Heilig, Goddelijk is, en meer nog dat zij die in het geloof zijn dat het Woord zodanig is krachtens de geestelijke en de hemelse zin ervan, als zij in verlichting uit de Heer het Woord lezen, de Goddelijk Ware dingen in het natuurlijk licht zien. Want het licht van de hemel, waarin de geestelijke zin van het Woord is vloeit in het natuurlijk licht in, waarin de zin van de letter van het Woord is, en beschijnt van de mens verstandelijke, dat het redelijke wordt genoemd, en maakt dat hij ziet en de Goddelijke Ware dingen erkent, waar die uitkomen en waar die schuilen. Deze ware dingen samen met het licht van de hemel vloeien in bij sommigen, soms ook wanneer zij het niet weten.

Ware Christelijke Religie 238 (gedeeltelijk):

De gedachten van het gemoed van een mens, die het Woord heilig houdt, en die het ter wille van de nutten van het leven leest, zijn vergelijkenderwijze als iemand, die zo’n schrijn in de hand houdt, en haar naar de hemel zendt; en zij opent zich bij het opstijgen, en de kostbaarheden daarin komen tot de engelen, die bij het zien en het nader beschouwen daarvan innig verrukt worden. Deze verrukking van de engelen wordt aan de mens meegedeeld, en bewerkt de verbinding, alsmede de mededeling van gewaarwordingen.

Hemelse Verborgenheden 1461 (gedeeltelijk):

De uiterlijke mens is lichamelijk en zinnelijk, en hij ontvangt niets hemels en niets geestelijks, wanneer in hem niet, evenals in een aardbodem, erkentenissen zijn geplant, waarin de hemelse dingen hun ontvangende vaten kunnen hebben; maar de erkentenissen moeten uit het Woord zijn. De erkentenissen uit het Woord zijn van dien aard, dat zij openstaan vanaf de Heer Zelf, want het Woord zelf is uit de Heer door de hemel, en in alle dingen van het Woord, in het algemeen en in het bijzonder, is het leven van de Heer, hoewel het in de uiterlijke vorm niet zo verschijnt.

 

 

Wat houdt een juiste verhouding tot het leven in?

De wil om van ganser harte in te gaan in het werk van berouw, hervorming en wederverwekking en daardoor in het leven van liefde, naastenliefde en geloof uit de Heer.

Ware Christelijke Religie 510 (gedeeltelijk):

De gemeenschap die de Kerk wordt genoemd, bestaat uit even zovele mensen als in wie de Kerk is; en de Kerk gaat bij de mens binnen wanneer hij wordt wederverwekt; en eenieder wordt daardoor wederverwekt, dat hij zich onthoudt van de boosheden van de zonde, en ze ontvlucht als iemand doen zou, wanneer hij de helse benden zag met fakkels in de hand, met het voornemen hem te overvallen en op de brandstapel te werpen. Er zijn tal van dingen, die de mens bij het voortgaan in de eerste tijden van het leven voorbereiden tot de Kerk, en hem daarin binnenleiden; maar de dingen, waardoor de Kerk werkelijk in de mens komt, zijn de handelingen van het berouw. De handelingen van het berouw zijn al die handelingen, die bewerken, dat hij de boosheden, die zonden tegen God zijn, niet wil en vandaar niet doet; want vooraleer dit geschiedt, staat de mens buiten de wederverwekking; en indien dan enige gedachte over de eeuwige zaligheid in hem opkomt, keert hij zich naar haar toe, maar terstond daarop keert hij zich van haar af; want zij dringt niet verder in de mens dan in zijn denkvoorstellingen, en gaat van daar uit in de woorden van de spraak, en wellicht ook in enige met de spraak overeenkomende gebaren. Maar wanneer zij daarentegen in de wil binnengaat, is zij in de mens, want de wil is de mens zelf, aangezien zijn liefde daar woont; maar de gedachte is buiten de mens, tenzij die van zijn wil uitgaat. Gebeurt dit, dan werken wil en gedachte als één tezamen, en maken tezamen de mens. Hieruit volgt, dat het berouw, om berouw te zijn, en om zijn werking in de mens te doen, tot de wil en daarvandaan tot de gedachte moet behoren, en niet tot de gedachte alleen, maar dus daadwerkelijk moet zijn en niet uitsluitend mondeling.

Ware Christelijke Religie 571 (gedeeltelijk):

Na de verhandeling over het berouw komen in volgorde de hervorming en de wederverwekking aan de beurt, daar deze op het berouw volgen, en zij door middel van het berouw verder voortgaan. Er zijn twee staten die de mens moet binnengaan en doorlopen moet, wanneer hij van natuurlijk geestelijk wordt. De eerste staat wordt de ‘hervorming’ genoemd, en de tweede staat de ‘wederverwekking’. In de eerste staat ziet de mens vanaf zijn natuurlijke staat naar de geestelijke, en begeert deze. In de tweede staat wordt hij natuurlijk geestelijk. De eerste staat wordt gevormd door de waarheden, die tot het geloof zullen behoren, door middel waarvan hij naar de naastenliefde ziet. De tweede staat wordt gevormd door de goedheden van de naastenliefde, en vanuit deze komt hij in de waarheden van het geloof; of, wat hetzelfde is: de eerste staat behoort tot de gedachte uit het verstand, de tweede echter behoort tot de liefde uit de wil.

 Hemel en Hel 222.

Maar de Goddelijke eredienst in de hemelen bestaat niet in het geregeld bezoeken van tempels, en in het luisteren naar predikingen, maar in het leven van de liefde, van de naastenliefde en van het geloof, volgens de leren. De predikingen in de tempels zijn alleen als middelen van dienst voor het onderricht in zaken van het leven. Ik sprak met de engelen over deze zaak, en ik zei, dat men in de wereld gelooft dat de Goddelijke Eredienst alleen is: de tempels geregeld bezoeken, luisteren naar de predikingen, drie of viermaal per jaar aan het Sacrament van het Avondmaal deelnemen, en de overige dingen van de Eredienst volgens de inzettingen van de Kerk vervullen, en eveneens zich aan gebeden wijden, en dan zich godsvruchtig gedragen. De engelen zeiden dat deze dingen uitwendige dingen zijn die moeten worden gedaan, maar dat zij niets uitwerken indien er niet het innerlijke is van waaruit zij voortgaan, en dat het innerlijke het leven is volgens de geboden die de Leer leert.

 

 

Hoe dient de Kerk de mens?

Zij is de geestelijke moeder van de mens en voedt hem met geestelijk spijs, dat wil zeggen, onderricht in de Leer uit het Woord, waardoor in hem de goedheden van de naastenliefde en de waarheden van het geloof kunnen worden geboren.

Ware Christelijke Religie 306 (gedeeltelijk):

In de geestelijke zin wordt onder het ‘eren van vader en moeder’ verstaan God en de Kerk vereren en liefhebben. In deze zin wordt onder "de Vader" God verstaan, die de Vader van allen is, en onder "de Moeder" de Kerk.

Ware Christelijke Religie 307 (gedeeltelijk):

In de hemelse zin wordt onder de Vader onze Heer Jezus Christus verstaan, en onder de Moeder de gemeenschap van de Heiligen, waarmee Zijn over het gehele aardrijk verspreide Kerk bedoeld wordt.

Ware Christelijke Religie 308 (gedeeltelijk):

Men moet vasthouden, dat uit de Heer voortdurend een Goddelijke sfeer van hemelse Liefde voortgaat jegens allen, die de Leer van Zijn Kerk omhelzen, en die evenals de kleine kinderen in de wereld vader en moeder, Hem gehoorzamen, zich aan Hem houden, en uit Hem gevoed, dat wil zeggen, onderricht willen worden.

 

 

Hoe dient de mens de Kerk?

Door te werken en te bidden voor haar oprichting en groei en zo, door liefde, toewijding en offerande.

Apocalyps Onthuld 957 (gedeeltelijk):

‘En die hoort, zegge: Kom; en die dorst heeft: Hij kome; en die wil, ontvange het water des levens om niet’, betekent dat hij die iets weet over de Komst van de Heer, en over de Nieuwe hemel en over de Nieuwe Kerk, en zo dus over het Rijk van de Heer, mag bidden dat het zal komen, en dat hij die de ware dingen verlangt, mag bidden dat de Heer met het licht zal komen, en dat hij die de ware dingen liefheeft, dan deze uit de Heer zal ontvangen zonder eigen inspanning.

Ware Christelijke Religie 308 (Zie boven).

Hemelse Verborgenheden 9223 (gedeeltelijk):

‘De eerstelingen van uw koren, en de eerstelingen van uw wijn, zult gij niet vertragen’; dat dit betekent dat omdat alle goede en ware dingen uit de Heer zijn, zij aan Hem moeten worden toegekend en niet aan zichzelf, dit staat vast uit de betekenis van de eerstelingen, wat de dingen zijn die op de eerste plaats zullen zijn, en dus die de primaire van alle zijn. Uit de betekenis van het koren, wat het goede van het ware van het geloof is; en uit de betekenis van wijn, wat het ware van het goede is, en dus het ware van het goede van het geloof en uit de betekenis van niet vertragen, wanneer over het goede en het ware van het geloof wordt gehandeld, en het toekennen is uit de aandoening, want datgene wat niet traag, maar haastig geschiedt, dit geschiedt uit de aandoening van de liefde; dat het is toekennen aan de Heer.

Hemelse Verborgenheden 9938 (gedeeltelijk):

Er wordt van de gaven en de geschenken gezegd dat zij aan Jehovah werden opgedragen, hoewel Jehovah, dat wil zeggen, de Heer, geen gaven of geschenken aanneemt, maar aan eenieder om niet geeft; niettemin wil Hij dat zij uit de mens komen zoals uit hemzelf, als hij slechts erkent dat zij niet zijn uit hemzelf, maar uit de Heer. De Heer geeft immers de aandoening in van het goede te doen uit de liefde, en de aandoening van het ware te spreken uit het geloof, maar de aandoening zelf vloeit uit de Heer in, en verschijnt zoals in de mens en dus zoals uit de mens. Want al wat de mens doet uit de aandoening die van de liefde is, doet hij uit het leven, want de liefde is het leven van eenieder. Daaruit blijkt, dat de dingen die gaven en geschenken worden genoemd, aangeboden aan de Heer door de mens, in hun wezen gaven en geschenken zijn, aangeboden aan de mens door de Heer.

Apocalyps Ontvouwd 675 (gedeeltelijk):

(Mattheüs 25:1,2 en verder); met de tien maagden, waarmede het Koninkrijk van de hemelen wordt vergeleken, worden allen die van de Kerk zijn aangeduid. Tien immers betekent allen, en de maagden betekenen de Kerk; met vijf echter worden enigen of enig deel aangeduid, vanuit wie enigen voorzichtig waren, en enigen dwaas. Iets eenders wordt met het getal vijf in het Woord aangeduid; met de lampen worden de erkentenissen van het ware en het goede aangeduid, hier vanuit het Woord, voorts de ware dingen van de Leer en van het geloof; met de olie het goede van de liefde en van de naastenliefde; onder de Bruidegom wordt de Heer verstaan, en onder de bruiloft wordt de hemel en de Kerk verstaan, en deze worden een bruiloft geheten vanwege het huwelijk van het goede en het ware; en omdat daar waar dat huwelijk niet is, ook niet de hemel en de Kerk is, worden daarom diegenen dwazen genoemd, die de ware dingen van het geloof weten, en niet het goede van de liefde hebben, en voorzichtigen zij die het wel hebben. Want, zoals gezegd is, de lampen daar zijn de ware dingen van het geloof, en de olie is het goede van de liefde. Dat de maagden de Kerk betekenen, is omdat de maagd en de dochter in het Woord de aandoening van het goede en het ware betekent, en de Kerk vanuit die aandoening de Kerk is.

 

 

Wat is het motto van een waar lid van Nieuwe Kerk van de Heer?

"Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn Gerechtigheid, en alle dingen zullen u toegeworpen worden". (Mattheüs 6:33).

 

Wat betekent dit?

Dat aan hen, die de Heer en Zijn Kerk en al het goede daaruit als einddoel hebben, zal toekomen al het verlangde dat tot eeuwig leven strekt.

Hemel en Hel 64 (gedeeltelijk):

Nut betrachten is anderen goed willen doen ter wille van het algemeen goede, en geen nut betrachten is anderen goed willen doen niet ter wille van het algemeen goede, maar ter wille van zichzelf. Dezen zijn het die zichzelf boven alle dingen liefhebben, eerstgenoemden echter zijn het die de Heer boven alle dingen liefhebben. Vandaar komt het dat zij die in de hemel zijn, als één handelen, maar dit niet vanuit zichzelf maar vanuit de Heer; zij beogen immers Hemzelf als de Enige, en Zijn Rijk als het algemene waarvoor moet worden gezorgd. Dit wordt verstaan onder de woorden van de Heer: "Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en alle dingen zullen u toegeworpen worden". Zijn gerechtigheid zoeken is het goede ervan. Zij die in de wereld het goede van het vaderland meer liefhebben dan hun eigen goede, en het goede van de naaste zoals het hunne, zijn diegenen die in het andere leven het Rijk van de Heer liefhebben en zoeken, want het Rijk van de Heer is daar in de plaats van het vaderland; en zij die het liefhebben anderen het goede te doen, niet ter wille van zichzelf, maar ter wille van het goede, dezen zijn het die de naaste liefhebben, want daar is het goede de naaste. Al diegenen die zodanig zijn, zijn in de Grootste Mens, dat wil zeggen, in de hemel.

Apocalyps Ontvouwd 683 (gedeeltelijk):

Onder het Koninkrijk der hemelen wordt in de geestelijke zin het Goddelijk Ware verstaan, en onder de gerechtigheid het Goddelijk Goede; en daarom wordt gezegd: "Zoekt eerst het Koninkrijk der hemelen en Zijn gerechtigheid. In de hoogste zin wordt onder het Koninkrijk der hemelen de Heer verstaan, aangezien Hijzelf het al van Zijn Rijk is; en met gerechtigheid wordt in dezelfde zin de verdienste van de Heer aangeduid. En omdat de mens die uit de Heer wordt bestuurd, niet dan alleen de dingen die van de Heer zijn, wil en liefheeft, wordt hij terwijl hij het zelf niet weet geleid tot de gelukzaligheid tot in het eeuwige; daarom wordt gezegd dat alle dingen hem zullen worden toegeworpen, waaronder wordt verstaan, dat alle dingen tot zijn heil naar wens zullen gebeuren.

Apocalyps Ontvouwd 1193 (gedeeltelijk):

Nu zal iets gezegd worden over de nutten waardoor de mens en de engel de wijsheid heeft. Nutten liefhebben is niets anders dan de naaste liefhebben; het nut in de geestelijke zin is de naaste. Dit kan hieruit worden gezien dat eenieder de ander liefheeft niet vanwege diens aangezicht en lichaam, maar vanwege diens wil en verstand, hij heeft degene lief die goed wil en goed verstaat, en hij heeft diegene niet lief die goed wil en slecht verstaat, noch hem die goed verstaat en boos wil. Omdat de mens vanwege die dingen wordt geliefd of niet geliefd, volgt daaruit dat de naaste die hoedanigheid is, dat wil zeggen, van waaruit eenieder een mens is, en dat is het geestelijke van hem. Het Koninkrijk der hemelen is de Heer en Zijn Kerk, en de gerechtigheid is het geestelijk, het zedelijk, en het burgerlijk goede; en elk goede dat vanuit de liefde daarvan geschiedt, is die van het nut: dat dan alle dingen zullen worden toegeworpen, is omdat als het nut op de eerste plaats is, de Heer, vanuit Wie al het goede is, op de eerste plaats is en heerst, en geeft al wat bevorderlijk is tot het eeuwige leven en de eeuwige gelukzaligheid.           

 

 

inhoudsopgave

Digitale uitgave - Swedenborg Boekhuis 2010.